,,Hoe meer ik erover lees, hoe
meer ik tot de overtuiging kom dat de natuur nooit ontworpen kan zijn – veel te
ingewikkeld…
,,De onvermijdelijke Darwin had een
leuk idee. Zijn conclusie over de vinken en schildpadden was juist. De
extrapolatie die hij daarbij bedacht echter, was niet gebaseerd op waarnemingen
en is later ook niet door feiten bevestigd. In de jaren 1970 was al duidelijk
dat de benodigde overgangsvormen niet bestonden (enkele uitzonderingen bevestigen
de regel). Sindsdien is er evenwel geen mechanisme gevonden dat sprongsgewijze
ontwikkeling kan verklaren groter dan binnen een familie. Toch is er altijd aan
de theorie vastgehouden, evenals aan de dwaze fantasie over het spontaan
ontstaan van leven – kom op, dat is toch geen wetenschap.”
,,Jij ben natuurlijk met de Bijbel grootgebracht en dus heb
je altijd geloofd in de schepping, en de evolutietheorie verworpen.”
,,Een klein beetje gelijk heb je daar wel mee; ik noem het
een voorrecht dat slechts weinige westerlingen te beurt valt, dat ik al lang
weet dat er nog een andere mogelijkheid is dan degene die door Darwin-fanaten
als enig juiste wordt gepropageerd. Maar toch zat het niet helemaal zo simpel.
Op school hoorde ik beide opvattingen en lange tijd verdiepte ik me er niet zo
in en zag ik in beide opvattingen wel goede dingen. Totdat een goede kennis –
Meander – me aan het denken zette. Daarna ben ik er dieper in gedoken en kwam
tot de slotsom dat hij gelijk had.”
,,Wat beweerde hij dan?”
,,Dat de ET een aantal zwakke punten had, zoals ik al zei.
Je weet Achilles de Griek, die één kwetsbare plek had: zijn hiel. De ET is er
beroerder aan toe, want die heeft er minstens twee: het ontstaan van leven en
de overgang tussen de bestaande soortgroepen. Wat de eerste betreft: toen in 1952 in het boeroemde
Miller-Urey-experiment twee aminozuren werden gevonden werd meteen de
fantaseermachine in werking gezet om alle volgende stappen te bedenken die
nodig waren om tot een levende cel te komen: nog meer aminozuren, toen
eiwitten, toen microbolletjes, DNA en zo leven. Veel meer dan fantasie –
waarbij de kans dat aan alle voorwaarden werd voldaan verwaarloosbaar klein is
– was het niet; zo blijkt ook als je af en toe hoor roepen dat het leven
misschien wel vanuit de ruimte op aarde is gekomen. Vervolgens rekenen Eldredge
en Gould in 1972 af met Darwins "Natura
non facit saltus", de natuur maakt geen sprongen. De overgangsvormen
die voor de geleidelijke ontwikkeling nodig waren zijn niet gevonden. Deze
stelling werd begroet met "een gehuil van woede", zoals Eldredge
vertelt. Zelf droegen ze een mogelijk alternatief aan, maar daar hoor je
tegenwoordig niet meer over. Kortom, de ET staat op "voeten van modderig
leem". Desondanks wordt er door de biologie aan vastgehouden, bij gebrek
aan aanvaardbaar alternatief. Nogmaals: is dat wetenschap? De filosoof
Feyerabend heeft gezegd:
De schijn van absolute waarheid die door de neo-Darwinisten wordt
gewekt is niets anders dan het resultaat van absoluut conformisme. De mythe heeft
geen objectieve betekenis; hij bestaat alleen voort als resultaat van de
inspanning van de gemeenschap der gelovigen, of dat nu priesters zijn of
Nobelprijswinnaars. Het ‘succes’ er van is geheel van menselijke makelij.
,,Toe maar!”
,,Kijk nu naar onherleidbaar complexe systemen als
vleermuisvleugels, vogellongen, het menselijk brein, het kniegewricht, het
bloedstollingssysteem, de zweepstaart van een bacterie en het HAR1F-gen. Zelfs
al zou het theoretisch mogelijk zijn dat dit alles door toeval en natuurlijke
selectie kan ontstaan, wees eerlijk: wat lijkt je waarschijnlijker: alles
spontaan ontstaan of ontworpen door een intelligentie? Een fictieve
vergelijking: 's Avonds laat loopt een dronkeman op straat in de lichtkring van
een straatlantaarn een verloren bankbiljet te zoeken. Ik vraag 'm: ,,Denk je
dat je 'm hier vindt?” Hij antwoordt: ,,Ja, want ik zoek alleen waar ik wat kan
zien.” En zo is het: hij vindt allicht iets, een snoeppapiertje bijvoorbeeld,
en is ervan overtuigd dat dat zijn bankbiljet is.
,,Het verschil tussen mij en hem
is dat ik een zaklamp heb waarmee ik ook buiten de lichtkring van de
straatlantaarn kan zoeken. Jij moet die ook nog ergens hebben, al heb je ‘m
uitgedaan en weggestopt.”