maandag 26 oktober 2015

Schepping en evolutie (2): Zoeken bij de lantaarn

,,Hoe meer ik erover lees, hoe meer ik tot de overtuiging kom dat de natuur nooit ontworpen kan zijn – veel te ingewikkeld…
,,De onvermijdelijke Darwin had een leuk idee. Zijn conclusie over de vinken en schildpadden was juist. De extrapolatie die hij daarbij bedacht echter, was niet gebaseerd op waarnemingen en is later ook niet door feiten bevestigd. In de jaren 1970 was al duidelijk dat de benodigde overgangsvormen niet bestonden (enkele uitzonderingen bevestigen de regel). Sindsdien is er evenwel geen mechanisme gevonden dat sprongsgewijze ontwikkeling kan verklaren groter dan binnen een familie. Toch is er altijd aan de theorie vastgehouden, evenals aan de dwaze fantasie over het spontaan ontstaan van leven – kom op, dat is toch geen wetenschap.”
,,Jij ben natuurlijk met de Bijbel grootgebracht en dus heb je altijd geloofd in de schepping, en de evolutietheorie verworpen.”
,,Een klein beetje gelijk heb je daar wel mee; ik noem het een voorrecht dat slechts weinige westerlingen te beurt valt, dat ik al lang weet dat er nog een andere mogelijkheid is dan degene die door Darwin-fanaten als enig juiste wordt gepropageerd. Maar toch zat het niet helemaal zo simpel. Op school hoorde ik beide opvattingen en lange tijd verdiepte ik me er niet zo in en zag ik in beide opvattingen wel goede dingen. Totdat een goede kennis – Meander – me aan het denken zette. Daarna ben ik er dieper in gedoken en kwam tot de slotsom dat hij gelijk had.”
,,Wat beweerde hij dan?”
,,Dat de ET een aantal zwakke punten had, zoals ik al zei. Je weet Achilles de Griek, die één kwetsbare plek had: zijn hiel. De ET is er beroerder aan toe, want die heeft er minstens twee: het ontstaan van leven en de overgang tussen de bestaande soortgroepen. Wat de eerste betreft: toen in 1952 in het boeroemde Miller-Urey-experiment twee aminozuren werden gevonden werd meteen de fantaseermachine in werking gezet om alle volgende stappen te bedenken die nodig waren om tot een levende cel te komen: nog meer aminozuren, toen eiwitten, toen microbolletjes, DNA en zo leven. Veel meer dan fantasie – waarbij de kans dat aan alle voorwaarden werd voldaan verwaarloosbaar klein is – was het niet; zo blijkt ook als je af en toe hoor roepen dat het leven misschien wel vanuit de ruimte op aarde is gekomen. Vervolgens rekenen Eldredge en Gould in 1972 af met Darwins "Natura non facit saltus", de natuur maakt geen sprongen. De overgangsvormen die voor de geleidelijke ontwikkeling nodig waren zijn niet gevonden. Deze stelling werd begroet met "een gehuil van woede", zoals Eldredge vertelt. Zelf droegen ze een mogelijk alternatief aan, maar daar hoor je tegenwoordig niet meer over. Kortom, de ET staat op "voeten van modderig leem". Desondanks wordt er door de biologie aan vastgehouden, bij gebrek aan aanvaardbaar alternatief. Nogmaals: is dat wetenschap? De filosoof Feyerabend heeft gezegd:
De schijn van absolute waarheid die door de neo-Darwinisten wordt gewekt is niets anders dan het resultaat van absoluut conformisme. De mythe heeft geen objectieve betekenis; hij bestaat alleen voort als resultaat van de inspanning van de gemeenschap der gelovigen, of dat nu priesters zijn of Nobelprijswinnaars. Het ‘succes’ er van is geheel van menselijke makelij.
,,Toe maar!”
,,Kijk nu naar onherleidbaar complexe systemen als vleermuisvleugels, vogellongen, het menselijk brein, het kniegewricht, het bloedstollingssysteem, de zweepstaart van een bacterie en het HAR1F-gen. Zelfs al zou het theoretisch mogelijk zijn dat dit alles door toeval en natuurlijke selectie kan ontstaan, wees eerlijk: wat lijkt je waarschijnlijker: alles spontaan ontstaan of ontworpen door een intelligentie? Een fictieve vergelijking: 's Avonds laat loopt een dronkeman op straat in de lichtkring van een straatlantaarn een verloren bankbiljet te zoeken. Ik vraag 'm: ,,Denk je dat je 'm hier vindt?” Hij antwoordt: ,,Ja, want ik zoek alleen waar ik wat kan zien.” En zo is het: hij vindt allicht iets, een snoeppapiertje bijvoorbeeld, en is ervan overtuigd dat dat zijn bankbiljet is.
,,Het verschil tussen mij en hem is dat ik een zaklamp heb waarmee ik ook buiten de lichtkring van de straatlantaarn kan zoeken. Jij moet die ook nog ergens hebben, al heb je ‘m uitgedaan en weggestopt.”

maandag 19 oktober 2015

Schepping en evolutie (1): Minderwaardigheidscomplex

,,Dus, Evert, jij gelooft dat God de wereld geschapen heeft.”
,,Jazeker. En jij stam van de apen af. Sja, ik zou bijna zeggen: "Dat is je aan te zien", maar dat is flauw. Na, maar dan ben je wel in de aap gelogeerd, zeg. ‘k Heb werkelijk een beetje medelijden met je.”
,,Maar jij stamt net zo goed van de apen af.”
,,Ik? Geen sprake van. Ik stam via de Saksen af van Jafet die de Zondvloed overleefde, en uiteindelijk van het eerste mensenpaar dat door de Schepper Zelf ontworpen, gebouwd en tot leven gewekt is. En het is niet slim dat jij je die eer wil ontzeggen. Maar jij meen dat je niet anders kun. De evolutietheorie is eigenlijk een minderwaardigheidscomplex.”
,,Ho ho. Volgens ons wordt het allemaal steeds beter.”
,,Ja ja. Ons voorgeslacht is al niet om over naar huis te schrijven en vervolgens vormen wij ook maar een tussenstapje. Dat bovendien toevallig zo gekomen is, er had net zo goed wat anders uit kunnen komen. Wat ík echter geloof is dat de mens zodanig ontworpen is dat hij optimaal kan functioneren.”
,,En die al die rudimentaire organen dan, en al dat junk-DNA?”
,,Zoveel functieloze organen zijn er helemaal niet, er blijft steeds minder over waarvan nog geen functie bekend is, ook in het DNA. Maar wát er is, dat kan heel goed een bewijs zijn van degeneratie. Want hoewel wij geloven dat de mens de kroon op de schepping is, worden we tegelijkertijd weerhouden van hoogmoed door de wetenschap dat het onze eigen schuld is dat er van die magnifieke wezens van destijds niet zoveel meer over is. Toch is dit sombere verhaal niet het eindpunt, want ooit wordt de oorspronkelijke toestand hersteld. Dat geloof ik omdat de Bijbel dat zegt en het is gebleken dat die een betrouwbare bron is. Over het verleden, ja, omdat het voor een groot deel een geschiedenisboek is, maar tegelijkertijd is het een eenheid waarin alle schrijvers die eraan gewerkt hebben mede geput hebben uit dezelfde bron: de kennis van God.”
,,Jaja.”
,,Daar zijn duidelijke aanwijzingen voor; daar kunnen we het later nog over hebben. In elk geval is dit stukje bovennatuur dat meespeelt op de achtergrond een bron van kennis die alle andere bronnen ver achter zich laat, en die dus ook betrouwbare uitspraken zal doen over de toekomst. Het lastige is echter dat de natuurkunde hier niks mee kan; de natuurwetenschap kan geen uitspraak doen over het al dan niet bestaan van God, net zo min als dat ze zinnige uitspraken kan doen over de economie of over de taalkunde: het valt buiten haar onderzoeksveld en haar instrumentarium is niet geschikt om met dergelijke kwesties om te gaan, net zo min als een kettingzaag geschikt is om luchtdruk te meten.
,,Uiteindelijk kun je als je eerlijk ben niet meer om de conclusie heen dat God de wereld heeft geschapen, of op z’n minst de organismen.”
,,Dat is me veel te simpel. Met zo’n bewering kun je elke moeilijkheid elimineren.”
,,Te simpel? Een belangrijk kenmerk van de wetenschap is dat ze voortdurend zoekt naar de eenvoudigste formule om zo veel mogelijk feiten te verklaren. Welnu, die formule bestaat, en luidt als volgt: Bêreesjieth baraa Elohiem eeth hasjamajiem weëeth haäarets.

Misschien klinkt dat nogal magisch, maar dat komt dan alleen maar doordat je geen Hebreeuws ken. Kijk, de wetenschap is op zoek naar de Theorie van alles. Maar die is er al, en dit is ‘m. In het begin schiep God de hemelen en de aarde.”

maandag 12 oktober 2015

Kunst en natuur vergeleken

Reuzenelandantilope en De Nachtwacht: Eigenschappen, kenmerken en ontstaansgeschiedenis

Er bestaat een diersoort die Reuzenelandantilope wordt genoemd. De officiële naam luidt Taurotragus derbianus. De Reuzenelandantilope is de grootste soort van de antilopen, een groep van evenhoevige zoogdieren.
Kenmerkend voor de antilopen, waartoe ook de Reuzenelandantilope behoort, zijn onder meer een voorkeur voor bepaald plantaardig voedsel en de gewoonte dit te herkauwen, en een slank lichaam met lange poten voorzien van gespleten hoeven. De meeste soorten leven op open vlakten in Afrika en hebben twee hoorns op hun kop.
De Reuzenelandantilope is binnen deze groep onder meer te herkennen aan zijn grootte: een kop-romplengte tot 320 cm, een schofthoogte tot 180 cm en een lichaamsgewicht tot ruim een ton; de gedraaide hoorns kunnen 123 cm lang worden. De kleur van de vacht is min of meer zandbruin; over de rug loopt een donkere streep met van daaruit een aantal verticale witte strepen over de flanken. Kop, hals en poten vertonen een patroon van donkerbruin tot witachtig. Het mannetje is verder te herkennen aan een zware halskwab. Dit alles maakt hem tot een indrukwekkende verschijning.
Op de Reuzenelandantilope is veel gejaagd om zijn vlees. De soort werd voor het eerst beschreven in de achttiende eeuw. Vermoedelijk is hij 1,6 miljoen jaar geleden ontstaan uit een gezamenlijke voorouder met de verwante Elandantilope. Door een algemeen evolutionair proces van mutaties en natuurlijke selectie ontstond deze soort weer uit voorouders die in de loop van miljoenen jaren voortkwamen uit vroege zoogdieren die op hun beurt terug te herleiden zijn tot eenvoudige levensvormen die op spontane wijze ontstonden uit in de omgeving beschikbare anorganische stoffen.

Er bestaat een schilderij dat De Nachtwacht wordt genoemd. De officiële naam luidt De compagnie van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren. De Nachtwacht is een groot olieverfschilderij uit de categorie schuttersstukken.
Kenmerkend voor de schuttersstukken, waartoe ook De Nachtwacht behoort, is dat ze afkomstig zijn uit de Nederlanden en een groep mannen uitbeelden behorend tot het schuttersgilde van een bepaalde stad(swijk). Veelal betreft het olieverfschilderingen waarop de schutters hun gezicht naar de toeschouwer hebben gericht. Op sommige schuttersstukken worden de schutters afgebeeld met hun wapen in de hand.
De Nachtwacht is binnen deze groep onder meer te herkennen aan de actieve houding van de schutters. Daarnaast is de ‘lichtval’, de tekening van lichte en donkere kleuren, bijzonder.
Het is olieverfschilderij is gemaakt op doek en meet tegenwoordig 437 bij 363 cm. Dit alles maakt het tot een indrukwekkend kunstwerk.
De Nachtwacht mat oorspronkelijk 500 bij 387 cm, maar er werden bij plaatsing in het Amsterdamse stadhuis stukken van afgesneden. Later zijn er door onverlaten meerdere pogingen ondernomen het schilderstuk te vernielen. Het schilderij werd voor het eerst beschreven in de zeventiende eeuw. Vermoedelijk is het als olieverfschilderij ontstaan uit één van de vroegste schuttersstukken, dat op zijn beurt door een algemeen proces van uitbreiding van kleurenpalet en vergroting van detail is ontstaan uit vroegere olieverfschilderijen op hout, die op hun beurt in de loop van vele miljoenen jaren weer te herleiden zijn tot eenvoudige tekeningen die op spontane wijze ontstonden uit in de omgeving beschikbare materialen.

maandag 5 oktober 2015

Waarom is nadenken zo belangrijk?

Als je mij zou vragen wat mijn belangrijkste levensdoel is, dan zou ik waarschijnlijk antwoorden: ,,Mensen aan het denken zetten.” Waarom?
Omdat dat het leven zinvol maakt. Ten eerste geeft het helpen van andere mensen zin aan het leven, ten tweede doet nadenken dat ook. Want het is zoals Ajith Fernando schrijft: "Denkers kennen diepte. En diepte beschikt over rijkdom en variëteit."
Mensen die niet nadenken zijn oppervlakkig. Ze leven van 'weekend' naar 'weekend' zonder te weten waaróm ze eigenlijk leven. Hooguit verwarren ze "waarom" met "waardoor".

Je hoef niet bij de intelligentste 5% te horen om te kunnen nadenken. Ook jij ben niet te dom om na te denken, anders zou je dit niet lezen. En dat pleit voor je.
Je hoef zelfs nergens bij te horen. Want dat is het exclusieve privilege van denkers: zichzelf zijn, een eigen identiteit bezitten. Voor de massa is waarheid datgene wat men voortdurend ziet en hoort, aldus Oswald Spengler. Wie daarentegen nadenkt is veeleer geneigd zich aan te sluiten bij een minderheid dan mee te huilen met de wolven in het bos.

Vooral wie behoort tot een minderheid moet sterk in zijn schoenen staan om bij zijn standpunten te blijven. De aloude manier was: gehoorzaam de richtlijnen van je leiders volgen. In onze samenleving, nu de idealen van de Verlichting gemeengoed zijn geworden, is die optie nauwelijks haalbaar meer. Een veel betere wijze is: nadenken. Doordenken waaróm je zekere normen, tradities en andere waarden in ere wil houden. Dat sticht een duurzame grondslag die in staat is de knagende tand van de tijdgeest te weerstaan.

Voor wie graag jong wil zijn schrijft Johan Daisne: "Denken maakt jong. Want denken doet twijfelen. En twijfel plaatst ons telkens weer aan het begin van ons leven."
Anderzijds kan nadenken ook juist leiden tot zekerheid. Dat was het geval voor René Descartes ("Cogito ergo sum"), maar ook voor C.S. Lewis. Volgens hem is de menselijke rede een bewijs van het bovennatuurlijke, ja, van het bestaan van God; dus hoe meer denken, hoe meer bewijs.

Maar teveel nadenken, is dat misschien toch slecht voor je? Dat hoeft zeker niet; het gaat namelijk om de vraag of je goed of slecht denk. Dat is ook wat de hedendaagse filosoof Jan Drost stelt. Maar veel nadenken kan je wel in een gevarenzone brengen. Dat ondervond bijvoorbeeld de wijsgeer Friedrich Nietsche. Door alles te doordenken kwam de wereld hem zo zinloos voor dat hij uiteindelijk krankzinnig werd. Hoewel Drost het lezen van onder meer Nietsche en Epicurus als bevrijdend ervoer is het zeer de vraag hoe verstandig het was dat hij zich door nadenken ontworstelde aan het morele, zinvolle universum dat het christendom uit zijn jeugd had ontworpen.
Evenals Nietsche kwam ook een andere wijsheidsleraar uit het verleden, Qohèlèt, tot de slotsom dat alles zinloos is. Najagen van lucht, zinloze kwelling van de geest. Maar er was één verschil, wat vermoedelijk voor de Hebreeuwse rabbijnen de doorslag gaf zijn geschrift op te nemen in de Tanach (ons oude Testament, waarin het nu Prediker heet). Evenals de Joodse schriftgeleerde Sja'ul (die later bekend werd als apostel onder de naam Paulus en over de zinloosheid schreef in zijn brief aan de gemeente van Rome) zag hij achter de zinloosheid hoop gloren. Niet voor de korte termijn, zelfs niet voor de lange termijn, maar veeleer voor de eeuwige termijn.