maandag 25 juli 2016

Landbouw in de beklaagdenbank (5, slot): Biologisch heeft de toekomst?

De Nederlandse boer weet de hoogst mogelijke opbrengst van een vierkante meter grond te halen. Maar dat is niet kostenloos. Toenemende bedrijfsefficiëntie gaat ten koste van de natuur – de natuurlijke aard van het dier, de biodiversiteit in de omgeving en de draagkracht van de Aarde.
Een beetje boer zal tegenwerpen: met ecologische landbouw kun je de wereld niet voeden. Daar lijkt hij gelijk in te hebben, maar het is de vraag of het klopt.

Ten eerste is er in Nederland overproductie; er is wel uitvoer van landbouwproducten, maar niet naar de landen met voedseltekort. Dat is als ik me niet vergis in de jaren '70 gebeurd, met als gevolg dat de plaatselijke economieën dreigden in te storten. Die overproductie zorgt voor veel te lage prijzen waarbij de boer bepaald niet gebaat is. Overheid en belangenorganisaties als de LTO zouden hun verantwoordelijkheid moeten nemen om agrarische ondernemers tegen zichzelf (lees: elkaar) in bescherming te nemen.

Ten tweede concludeert een recent onderzoek dat biologische landbouw wél de hele wereld kan voeden. Hoewel de opbrengst lager is (hoeveel precies, dat verschilt sterk per gebied, landbouwmethode en onderzoeker), heeft biologisch onderhouden grond onder andere een groter watervasthoudend vermogen, wat bij droogte juist tot hogere opbrengsten zou kunnen leiden. En droogte zal op vele plaatsen op Aarde steeds vaker voorkomen, is de verwachting. Ten eerste door klimaatverandering die zorgt voor extremere weersomstandigheden, ten tweede doordat de irrigatie zoals die nu wordt toegepast in onder meer de Verenigde Staten en delen van Azië, niet eindeloos kan doorgaan: het grondwater trekt zich steeds verder terug in de diepte. Biologisch is daarentegen duurzaam, evenals een methode als Farming God's Way. Er zijn zelfs studies die aantonen dat bijvoorbeeld in Afrika oogsten verdubbelen door biologische methoden. Critici stellen echter dat dat in Afrika meer te maken heeft met primitief versus modern en dat er met gangbaar nóg hogere winsten te behalen zouden zijn, en dat de getallen uit pro-bio-studies niet kloppen. De discussie hierover (zie ook de boeiende gedachtenwisseling bij dit artikel) is nog niet ten einde, misschien wel nooit, maar dat toont op zich al aan dat er reden is te twijfelen aan de superioriteit van de gangbare landbouw, zeker op langere termijn.

Het belangrijkste is dat we leren verantwoord met voedsel en hulpbronnen om te gaan; verspilling is uit den boze. Dat geldt zowel voor wegwerpwesterlingen als voor houtkapnegers. Veeteelt, hoewel milieubelastend, blijft van belang in de mineralenkringloop. Hoewel een klassiek gemengd bedrijf dat rekening houdt met de natuur(lijke processen) en weinig of geen voedingsstoffen van buiten hoeft aan te voeren een stap in de goede richting is, ontkomen we anderzijds met de huidige, groeiende, wereldbevolking niet meer aan het toepassen van technologische vindingen. Maar hoe dan ook: een enkelspoorbeleid is funest, of dat nu is economie-voor-alles, geef-de-grond-terug-aan-de-natuur, gangbare landbouw, EKO of Demeter. Maatwerk, dus: biologisch waar het kan, gangbaar waar het moet; groententeelt waar het kan, veeteelt waar het moet; natuur waar het kan, woningbouw waar het moet; en waar ook maar enigszins mogelijk: vloeiende overgangen tussen deze zaken. Variatie en verweving zijn de sleutelwoorden voor de toekomst. Zullen we deze verandering vrijwillig inzetten, of zullen we ertoe worden gedwongen door ineenstorting van de democratie, de economie of het ecosysteem?


maandag 11 juli 2016

Landbouw in de beklaagdenbank (4): Boerenlandvlinders

De gangbare intensieve landbouw gaat ten koste van de biodiversiteit, beweer ik. Hoe kom ik daarbij? Dat zie ik – in de slootkanten, in de percelen. Is het ook te meten? Zeker.

Nederland heeft de pech gezegend te zijn met veel vruchtbare, vlakke grond. De pech, want door deze gunstige omstandigheden voor de landbouw schiet er niet veel over voor de natuur: waar landbouw bevorderd kan worden moet de natuur wijken, is de al dan niet bewuste redenering tegenwoordig. Als het melkquotum afgeschaft wordt slaan de boeren als een gek aan het bouwen. En andersom worden boeren – die inmiddels beschouwd worden als natuurvijandig – uitgekocht voor grootschalige natuur, denk aan de Hedwigepolder. Helaas – de natuur is juist gebaat bij niet al te intensieve landbouw. Een goed voorbeeld daarvan vormen de boerenlandvlinders.

Vlinders! Wie houdt er niet van? De bonte fladderaars die de zomer opvrolijken hebben het echter moeilijk. Het schijnt dat er ruim een halve eeuw geleden vijftig (!) keer zoveel vlinders rondvlogen als nu. Dit getal berust op schattingen; harde gegevens zijn er pas vanaf 1990, toen de Vlinderstichting begon met een landelijk meetnet. Daaruit blijkt dat van de 51 dagvlindersoorten die ons land rijk is (dwaalgasten niet meegerekend) er 23 in aantal achteruitgegaan zijn en 14 vooruit.
Een sterke stijger is bijvoorbeeld het Bont zandoogje, dat inmiddels één van de algemeenste vlindersoorten is. Een soort die vroeger algemeen was maar nu zeldzaam is de Argusvlinder.
De Argusvlinder is één van de vlindersoorten die gebruikt worden voor zowel de Europese als de Nederlandse Boerenlandvlinderindex. In dit boekje vind je plaatjes, grafiekjes, soortenlijstjes en het verhaal van het vlinderonderzoek. Daarvan bekijken we nu kort één onderdeel: de boerenlandvlinders.

Chris van Swaaij van de Vlinderstichting stelt: "De ruilverkavelingen en intensiveringen tussen 1950 en 1980 hebben alle vlinders weggevaagd van de boerengraslanden. Alleen op wegbermen en natuurgebieden zijn ze nog over." Dat is een boude uitspraak. Maar helaas klopt hij wel zo ongeveer, want er zijn maar weinig boerengraslanden waarboven nog vlinders vliegen, en dan nog alleen algemene soorten als het Klein geaderd witje; Argusvlinder, Bruin blauwtje, Bruin zandoogje, Groot dikkopje, Hooibeestje, Icarusblauwtje, Kleine vuurvlinder, Koevinkje, Oranje zandoogje, Oranjetipje en Zwartsprietdikkopje zijn weggedrukt naar de randen en naar natuurgebieden. (Wat een mooie naam hebben die vlinders touwens, hè?) Soorten als Geelspietdikkopje en Zilveren maan zijn inmiddels zelfs teruggedrongen tot een klein aantal natuurgebieden en verscheidene andere soorten zijn al helemaal uit Nederland verdwenen.
De term "boerenlandvlinders" is overigens niet zo goed gekozen; "graslandvlinders" zou juister zijn, want boerenland omvat meer dan alleen grasland. Hoewel… steeds vaker is dat niet het geval. Was vroeger bijna ieder boerenbedrijf (zo heette het toen nog niet; dat bedrijfsmatige is iets van de laatste decennia) gemengd, dus met zowel bouwland als vee + grasland, en voorzien van de nodige houtwallen en andere landschapselementen, anno nu is bijna iedere boer sterk gespecialiseerd. Al die specialisatie, herverkaveling, intensivering, ongedierte- en onkruidbestrijding en zware bemesting hebben een steeds hogere opbrengst per hectare opgeleverd – iets dat gezien de bevolkingsgroei veel waard is – maar zijn funest voor de natuur. Geen bloemen betekent geen bijen en geen vlinders. Nu is er onlangs een heuse topconferentie geweest over de zorgwekkende bijensterfte wereldwijd – bijen zijn van levensbelang voor de bestuiving van voedselgewassen; maar vlinders zijn veel minder in beeld, figuurlijk en letterlijk.

®    Boer? Kies een zonnige strook grasland om niet meer te bemesten, maar wel twee keer per jaar mee te maaien; na een paar jaar zie je als je je best doe bloemen en vlinders terugkomen.
®    Burger? Adopteer een vlinder.
®    Buitenmens? Ga een telroute lopen en lever zo een bijdrage aan het onderzoek.



i.v.m. zomervakantie zal de laatste aflevering van deze reeks niet volgende week maar over twee weken verschijnen (Deo volente)

maandag 4 juli 2016

Landbouw in de beklaagdenbank (3): Derogatie

Dat boeren nu en dan zelf bijdragen aan hun moeilijke positie geldt sterker nog dan bij het kalfjesprobleem bij iets anders. In de krant die ik in de eerste aflevering van deze reeks aanhaalde stond op dezelfde bladzij nog een ander opiniestukje, over derogatie. "Derogatie" is een term uit de juridische wereld, die duidt op een uitzonderingsbepaling ten opzichte van een wet. In dit geval gaat het om de Nitraatrichtlijn van de Europese Unie die bepaalt hoeveel EU-boeren hun land mogen bemesten, en waarvan lidstaten onder bepaalde voorwaarden mogen afwijken, vooral gebieden met veel neerslag waardoor de uitgereden stikstof (en fosfaat) niet maximaal kan worden benut. Nederland is één van de landen die van deze mogelijkheid gebruikgemaakt hebben en binnen Nederland 27.000 boeren. Eén van de voorwaarden is dat minstens 70% van de grond van het boerenbedrijf uit grasland moet bestaan en een andere is dat de overheid een monitoringnetwerk moet opzetten om de gevolgen, zoals uitspoeling naar het oppervlaktewater, te meten.
Dit is voor onze boeren ingegaan in 2006. Zijn ze er blij mee? Als ik me niet vergis de meesten wel; sterker nog: velen klagen dat hun land binnenkort te weinig bemest mag worden voor goede gewasgroei – er zou nu al opbrengstvermindering zijn. Anderzijds hielp de derogatie bedrijfsuitbreiding mogelijk te maken; het gevolg: akelig lage melk- en vleesprijzen. Boeren noemen elkaar collega, maar zien elkaar als concurrent: als ik meer koeien heb dan de anderen kan ik nog wat verdienen aan de melk. Dus stallen bouwen, die met deze prijzen niet kunnen worden terugverdiend. Een vicieuze cirkel, of nog sterker: een spiraal van onstuitbare schaalvergroting.
Het stukje waarop ik doelde was geschreven door Harmen Endendijk. Hij verzucht dat het heerlijk zou zijn als die hele derogatie teruggegooid kon worden naar Brussel. De boekhouding die die met zich meebrengt loopt de spuigaten uit. Endendijk heeft een betere oplossing: mestverwerking. Dat zou uiteindelijk goedkoper kunnen zijn, omdat de dikke fractie goed geëxporteerd kan worden – mits in het voerbeleid rekening gehouden wordt met de stikstof-fosforverhouding – en de dunne fractie doelmatig uitgereden kan worden over eigen land. Kortom, "Er zal wel een politieke agenda achter zitten, anders snap ik soms niet waarom we het ons zo moeilijk maken." Zou kunnen; misschien is het evenwel zo gekomen doordat mestverwerking in 2006 nog in de kinderschoenen stond en zo gebleven doordat we nu de weg terug niet meer weten.

Gewasopbrengst is de bestaansgrond van de boerenstand. Maar het is net als met de kalfjes: toenemende bedrijfsdoelmatigheid gaat ten koste van de natuur. Hoewel slimme nieuwe bemestingstechnieken de schadelijke gevolgen van overbemesting kunnen beperken wordt de ecologische woestijn die in grote delen van Nederland is ontstaan waarschijnlijk nooit meer de rijke natuur van 150 jaar geleden.

Mijns inziens zit ook de overheid op een verkeerd spoor. In plaats van investeren in milieusparende wetgeving zou ze meer geld beschikbaar moeten stellen voor boeren die oude waarden in stand proberen te houden: weidegang, kruidenrijk grasland, houtwallen enzovoort. De melkveehouder die zijn bedrijf maar net draaiend kan houden en uitrekent dat weidegang hem 4 of 5 eurocent per liter melk kost, waarvan hij er maar 1 terugziet, houdt zijn koeien liever binnen. De varkenshouder die al een paar jaar verlies draait denkt er niet over om zijn varkens buiten te laten lopen: minder voerefficiëntie, veel te veel grondgebruik.
Toch heeft het ook met instelling te maken. De meeste boeren zijn gespecialiseerd in kostendoelmatigheid, maar biologische producten, waarbij het draait om zachte waarden, kwaliteit en hogere prijzen, zijn op het ogenblik erg in trek. Omschakeling kost moeite, tijd en geld, maar verdient zich hoogstwaarschijnlijk terug. Er is echter mentaliteitsverandering nodig.