maandag 28 juli 2014

Woorden die niet mogen verdwijnen (1)

Taal lijkt op de natuur. Niet toevallig dus dat beide mijn belangstelling hebben; men zegt immers dat taal leeft. Leven betekent verandering. Nieuwe woorden verschijnen, oude verdwijnen. De Japanse duizendknoop verschijnt, de Roggelelie verdwijnt. "Allumeuse" verdwijnt, "cockteaser" komt ervoor in de plaats. Ziehier taalverloedering.
Maar eerlijk is eerlijk: niet alle verandering is een verslechtering; zie Taal verandert. Dat geldt voor taal en voor de natuur. Maar toch blijft het onwijs jammer dat de Roggelelie, de enige inheemse bloem met de nationale kleur, waarschijnlijk niet meer in het wild in Nederland voorkomt; er zijn wel Oranje havikskruid en Oranje springzaad voor in de plaats gekomen, maar die halen het in schoonheid niet bij de lelie en maken bovendien geen deel uit van onze geschiedenis, van de Nederlandse identiteit zou je kunnen zeggen.

Er zijn woorden die gerust mogen verdwijnen, omdat ze tekortschieten of omdat ze worden vervangen door een mooier dan wel Nederlandser woord. "Eerlang" is zo'n geval, een woord dat niet lang heeft bestaan en wellicht verdwijnt vanwege de verwarrende vorm, want wie begrijpt nu dat het eigenlijk "binnenkort" betekent? Verder kun je onder meer denken aan Engelse sporttermen waarvoor een Nederlands woord is bedacht. Meer voorbeelden zal ik er hier niet noemen, want dat zou hun verdwijning onnodig vertragen.

Dan zijn er zijn woorden die op zich geen meerwaarde hebben, maar toch beter konden blijven omdat het verdwijnen van woorden taalverarming betekent – hoe vaak heb je niet een synoniem nodig omdat je hetzelfde woord niet steeds wilt gebruiken of omdat je toch net een andere gevoelswaarde zocht? –, zoals het uitsterven van planten en dieren de natuur verarmt. Denk aan "verzenen" (klemtoon op de eerste lettergreep), "krijten" (dat tegenwoordig alles "huilen" heet is nogal armoedig), "coquette" (ja, het is Frans, en ja, misschien zou ze niet moeten bestaan, maar ze bestaat en we hebben er geen beter woord voor) en "dewijl" (het wordt wellicht tijd dat we ons inzetten voor het behoud van de schrijftaal).

En ten slotte zijn er woorden wier dreigende verdwijning uitgesproken spijtig is –
a.      woorden die met hun schoonheid onze Nederlandse taal sieren: aaipoes, bruggentrekken ("lanterfanten"), achterkousigheid, besjoechelen, letterbaas ("geleerd man"), marren ("talmen"), pleegzuster, pochhans, prij ("helleveeg"), ramaaien, rosbeier;
b.     woorden die een bepaalde betekenisnuance bieden: landslied ("volkslied" heeft ook een andere betekenis), spierkrachtig; of juist een aantal begrippen samenvatten: letterfout (spelling, interpunctie, grammatica en/ of zetwerk)
c.      begrippen waarvoor we gewoonlijk een leenwoord gebruiken, maar waarvoor desondanks een Nederlands woord bestaat of bestond: aanblazing, algezicht ("panorama"), eigenbatig, evenmaat ("harmonie"), kerfdiertje ("insect"), lantaarnplaatje ("dia"), neetoor ("chagrijnig iemand"), tikjuffrouw,varensgast
d.     begrippen waarvoor we eigenlijk geen enkelwoordige vervanging hebben, die dus een gat achterlaten in de taal als ze verdwijnen: befranjen, bordeeltaal, broodrat ("iemand die leeft op andermans kosten"), engelin, kleinhans, nachtkroeger, peinzensmoe, redeziften, reeuws ("een lijklucht hebbend"), snedeling ("middels keizersnee geborene"), voos (voorstadium van rot), winterbrand, zwaarhoofd;
e.      benamingen voor een verdwenen gebruik dat we niet mogen vergeten: bellenmeisje (jonge dienstbode die moest opendoen voor bezoekers), eendenroer, hondenslager (beambte in de kerk die loslopende honden moest vangen of doodslaan), knijpkat, lampetkan, slöjd, touwslager, zevendubbeltjesring, ziekenzand (ter demping van hoefgetrappel en kargeratel);
f.       benamingen voor een ander(e) volk of groep, sommige beschouwd als 'politiek incorrect' (waarover binnenkort): muzelman, mohammedaan, moriaan, neger (wat is anders het tegengestelde van een jager?), zigeuner;
g.      Indische woorden, die ons herinneren aan een belangrijk stuk geschiedenis: baboe, desa, doekoen ("medicijnman"), goenagoena ("tovermiddelen"), nonnie ("zusje"), senang ("behaaglijk, tevreden, gelukkig");
h.      Bargoens, veelal aan het Jiddsch ontleende dieventaal: juut, kalletje ("meisje, snol"), nor, majem ("water"), rojem! ("kijk uit!"), vernachelen ("in de maling nemen; vernielen"), zwijntjesjager ("fietsendief");
i.       literaire woorden: aandonzen, achternoeneboer ("luie boer die achterloopt met zijn werk"), hemelvlam ("zon"), opzwalpen, pekelschuim, toeven, wadem, zangberg.


(volgende week de ´Rode Lijsten´ en iets over de oorzaken en over twee weken de 25 bijzonderste verdwijnwoorden)

1 opmerking:

  1. Ik hou echt van die Indische woorden! Mijn vader had een boekje om Maleis te leren. Heel oud boekje. Van de Koninklijke Marine. En zo leerde ik mijn eerste woordjes Maleis.

    BeantwoordenVerwijderen