maandag 24 november 2014

Lachen op de boerderie

Onderlest kwam ik weer es bie ome Derk en tante Weia. 't Liep tegen etenstied en boer Derk kwam in huus.
,,Wat schaft de pot?”
,,Soep.”
De kleine Oli (4e) bemeuide z’neige d’r tegenan, op zien eige menier.
,,Wat paft de Schot? Puperook.”
Derk, die gedurig raore kunsten het, dreide z’neigen um n’r de kleine jong die as ’t erop ankomt al heel best ofgericht is.
,,Örk, örk, örk, soep eet je mit een…”
,,Gavel.”
,,Gao mar haole. Klepel, klepel, klepel, vleis sniejje mit een…”
,,Bats.”
,,Gres, gres, gres, eerpels eet je mit de…”
,,Zeis.”
,,Sjongejonge, wat mo’k noe mit zo’n jong an? Weia, zeit ’r ‘s wat van.”
,,Van wie zou-die ’t hên, dach je?”
,,Gien idee van. Van joe toch nie?”
,,Gien sprake van. Maak de tavel mar ree.”
Dus Derk, liever as z’neige te v’rveêle, lei ’t taovellaoke op de taovel, kreeg de börde en de onderzetters uut de kast en zette ze zo ongeveer op d’r plek.
,,Dan mar ete; ‘k het nog meer te doên.”
,,Ja. An tavel, jonges.” En Weia zette de pan soep en een maandje brood op de taovel. De aandere kiender schoven an en ik d’rbie.
,,Waar is Oli? En je bin ’t bestek v’rgete.”
,,Hier is ‘t!” En daor kwam de kleine doerak de keuken in, mit een bats, een gavel en een zeis.
,,’k Het de riek ok mar meegebrocht, veur de zekerheid.”
De meeste moste lache, mar Weia meer zoas een boerin mit kiespien. ,,Hee rotjong, wil je wel ’s make dajje die levesgevaarlijke spulle buute breng!”
,,Sjongejonge, wat mojje noe mit zo’n jong an?”
Ali haolde z’n schouwers op. ,,Wat een gedraaf op klompe.”
Brechtje nam ‘t veur d’r breurtje op. ,,Valt best mee met dat "levesgevaarlijk". Oli doet nog gien vlieg kwaad.”
,,De lafaard.”


maandag 17 november 2014

De L van lang hout

Wie meent dat ieder woord bestaat uit bewust gekozen letters die passen bij de betekenis van dat woord vergist zich; dat behoeft geen betoog. Echter, wie meent dat alle letters maar toevallig bij elkaar gekomen zijn en geen enkel verband houden met de betekenis van het woord vergist zich eveneens; dat behoeft misschien wel enig betoog. Aan de hand van enkele voorbeelden zal ik aangeven dat soms bepaalde boekstaven behoren bij bepaalde begrippen.

Het duidelijkste geval betreft onomatopeeën, klanknabootsingen; zo knort een varken en ploft een meelzak op de grond. Iets minder duidelijk zijn de zogeheten klankwoorden: woorden wier klank past bij het begrip, al dan niet bedoeld. Denk aan "knots", "vlinderen", "flambouw" en "meisje". Dit zijn vaak de mooiste woorden.
Ten slotte zijn er bepaalde letter(combinatie)s die vaak een bepaalde associatie oproepen. Zo bevatten krachtige woorden vaak een R, K of T; lieflijke woorden vaak een L, M of N; scherpe woorden vaak een S, T of F; en zweverige woorden vaak een Z, V of W. Verder hebben bijna alle woorden die beginnen met "sl-" (sluw, sluipen, slordig enz.) een ongunstige klank. En benamingen voor lange houten delen bevatten vrijwel zonder uitzondering een L.

Dat laatste lijkt vreemd, maar ik denk dat er een patroon in zit. Een groene boom is groot, breed, massief. Dat blijft in zekere zin wanneer hij is omgezaagd en verwerkt tot hout: eiken, beuken, essen, esdoorn, grenen, vuren, meranti, ebbenhout. Maar het verandert wanneer er timmerhout van is gezaagd. Onafhankelijk van de houtsoort gebruikt de timmerman namelijk balken/liggers, regels, planken/delen, latten, slieten. En tengels. Een tengel is een tenger, maar lang latje; vandaar de slot-l (etymologisch ligt het iets anders, maar dat laat ik nu buiten beschouwing). Alle genoemde houten zijn over het algemeen namelijk meters lang; de timmerman heeft het dan ook over het aantal te bestellen lengtes. En de l is een lange letter, als een paal.
Zelfs "plaat" bevat een l, hoewel platen over het algemeen minder lang zijn dan latten en dergelijke. Alleen "strook", van een plaat gezaagd, is een uitzondering, maar dat is pas in tweede instantie een timmermanswoord. Zelfs "blok" en "klos" bevatten een l, hoewel dit geen lange houten zijn, maar toch los. Pas als het hout verwerkt is in een gebouw kan het een andere naam krijgen, zonder l: spant, gording. Maar lange houten die niet van naam veranderen na bevestiging blijven dus hun l houden: plinten.
Taal is leuk, blijkt alweer. En bovendien bruikbaar voor het echte werk.


maandag 10 november 2014

Nederlands op de universiteit

Ik spreek uit ervaring: het Nederlands van studenten is in de meeste gevallen belabberd. Desondanks worden Nederlandstalige lessen steeds meer vervangen door Engelstalige. De redenen: meedoen in de internationale wetenschappelijke wereld en buitenlandse studenten aantrekken. Zijn deze redenen voldoende om het Nederlands achter te stellen? Enkele universitair docenten (Lucinda Dirven, Mieke Koenen en Piet Gerbrandy van de UvA en Emilie van Opstal van de VU) vinden van niet en stelden een manifest op, om een debat over Engelstalig onderwijs in de universitaire aan te zwengelen.
Ik ben zo vrij hieruit enkele gedeelten aan te halen (cursivering van mij).
Datgene wat iemand toegang geeft tot de voorhoede van intellectuelen in een samenleving, is het vermogen zich, zowel mondeling als schriftelijk, foutloos, helder en genuanceerd uit te drukken in een taal waarvan zij alle finesses doorgrondt.
Vanzelfsprekend is het voor Nederlandse academici, zeker wanneer zij geestes­wetenschappen beoefenen, van eminent belang dat zij zich goed kunnen uitdrukken in het Engels en moeiteloos Frans en Duits kunnen lezen, maar het is de perfecte beheersing van hun moedertaal die bepaalt of ze in eigen land kunnen meedraaien op het hoogste niveau.
En:
Het is de taal die ons van het dier onderscheidt, en daarom is niets zo bewonderenswaardig, aldus Cicero, als ‘datgene wat allen van nature is gegeven, beter dan bijna ieder ander te beheersen’ (De oratore I.31).
 
Hoewel hun betoog in tweede instantie algemeen strekkend van betekenis is, richten de betreffende docenten zich in de eerste plaats tot hun vakgenoten in de geesteswetenschappen.
Het betoog bevat vier kernpunten:
  1. De geesteswetenschappen (waaronder taal en schone kunsten) zijn bij uitstek ongeschikt voor onderwijs in een andere taal dan de landstaal, vanwege de vele schakeringen in de onderzoeksonderwerpen en daarmee in de taal die die moet uitdrukken. Buitendien hebben onderzoekers in de geesteswetenschappen vaak te maken met schoonheid; wie zich daarover moet uitspreken in een andere taal dan zijn moedertaal zal zich door juist niet van schoonheid getuigende teksten al snel belachelijk maken.
  2. Voor de broodnodige intellectuele vorming van studenten volstaat onderwijs in een vreemde taal niet. Het is de taak van universiteiten intellectuelen voort te brengen die de democratie in eigen land kunnen dienen en leiden. Docenten verliezen hun bevlogenheid of de mogelijkheid die over te brengen door hun beperktere uitdrukkingsmogelijkheden in een vreemde taal.
  3. Zeker in de geesteswetenschappen is kennis van Frans, Duits en Spaans, Italiaans en Latijn van bijna even grote betekenis als kennis van Engels. De aandacht voor deze talen verwatert op middelbare scholen ten faveure van het Engels; universiteiten doen er goed aan tegenwicht te bieden aan deze ontwikkeling.
  4. Wie gaat studeren aan een Franse, Spaanse of Italiaanse universiteit dient eerst de taal van dat land te leren. Dit heeft te maken met nationaal zelfrespect dat Nederland node ontbeert, maar ook met de beheersing van een tweede taal in vergelijking met de moedertaal.
Nu ben ik de laatste om een stage of ander tijdelijk verblijf op het eiland aan de overkant van de Noordzee te ontmoedigen, al was het maar als tegengif tegen het beroerde Engels van Amerikaanse films waaronder ons land wordt bedolven. Desondanks is het van groot belang dat scholen en universiteiten er allereerst zorg voor dragen dat jonge Nederlanders hun moedertaal goed beheersen. Engelstalig onderwijs, aangevuld met extra taalcursussen, moet slechts gebruikt worden voor studenten met internationale ambities.
Als dat ons studenten kost, moet dat maar. Beter goed onderwijs aan een beperkte groep dan matig onderwijs aan hele volksstammen.
Zodoende luidt de slotsom:
We hebben bezwaren tegen de huidige praktijk, vinden dat we onszelf en onze studenten tekort doen, en vrezen voor het toekomstig niveau van onze opleidingen als we zonder slag of stoot meegaan in de mode te pas en te onpas net te doen alsof onderwijs in het Nederlands provinciaals en achterhaald is. We roepen u op hierover met ons in debat te gaan. In het Nederlands, wel te verstaan.
 

maandag 3 november 2014

Zwijgen is goud

Op een dagkalender met spreuken en Amish-foto's las ik de volgende: "Speaking is sowing, but listening is reaping".
Google kent de spreuk niet, dus misschien is het inderdaad een Amish-wijsheid, die dan eigenlijk in het Pennsilfaanisch-Deitsch zou moeten worden geschreven. Hoe dan ook, er is over nagedacht. De spreker zaait, de luisteraar oogst kennis – althans, wie luistert naar zinvolle praat.
Hoe komt het toch dat de meeste mensen zo graag praten? Omdat anderen niets oogstbaars te melden hebben? Nee, volgens mij niet. Mensen willen aandacht, en wie spreekt trekt die.

Spreken is zilver, heet het. “Dan za'k zörge da'k een goeie bult zilver bie mekaor praot,” zei mijn praatgrage oudoom.
Spreuken 25:11 zegt het liever als volgt:

Als appels van goud op schalen van zilver
is een woord
gesproken op juiste momenten.

Maar ook:

De droom komt door teveel bezigheid
en de stem van een dwaas door teveel woorden.
(Prediker 5:2)

En:

Hebt u een man gezien die haastig is met zijn woorden?
Voor een zot is meer hoop dan voor hem.
(Spr. 29:20)

Wat doe je daaraan? Zwijgen –

Een dwaas zelfs die zwijgt wordt voor wijs gehouden
en wie zijn lippen dichthoudt voor verstandig.
(Spr. 17:28)

Kijk maar om je heen; soms merk je pas dat iemand dom is als hij (of zij) begint te praten. Waarschijnlijk kan hij er niets aan doen dat hij dom is, maar toch.

Goud is zwijgen. Want de eenzame goudzoeker die zijn vondst aan de grote klok hangt wordt binnen de kortste keren bedolven onder de mededingers. Goed, zwijgen kan egoïstisch zijn, maar spreken kan minstens even nadelig zijn voor je medemens. Het gaat erom een wijs evenwicht te vinden door verstandig je woorden te overwegen. Wil je dus verstandig overkomen, en verstandig zijn, neem dan de volgende raad ter harte:

Wie kennis heeft houdt zijn woorden in;
een man van inzicht is kalm van geest.
(Spr. 17:27)