maandag 30 mei 2016

Handelsovereenkomst met Amerika (2)

Landbouw in nood

Om de kwestie helder te krijgen is het goed op dit punt een uitstapje te maken naar de toestand in de landbouw.
Eigenlijk is het probleem al begonnen na het einde van de Tweede Wereldoorlog. De overheid ging bedrijfsuitbreiding stimuleren om te voorkomen dat er ooit weer een Hongerwinter zou uitbreken. Mechanisatie en chemicalisatie maakten dit mogelijk. Vervolgens werd de internationale markt steeds belangrijker, de meeste subsidies verdwenen en de noodzaak van kostenefficiëntie werd hoe langer hoe groter.
Onder druk van milieu-organisaties zijn er steeds strengere regels gekomen voor bemesting, bestrijdingsmiddelengebruik en dierenwelzijn. Terecht, maar zonder dat de boeren daarvoor voldoende schadeloos werden gesteld. Gevolg: verdergaande schaalvergroting, de kleine boertjes kunnen niet meer aan de regels en kostenefficiëntie-eisen voldoen. Nu zijn de normen in de EU rond o.m. dierenwelzijn waarschijnlijk de hoogste ter wereld; maar wat helpt dat als er via de achterdeur vlees en andere levensmiddelen worden ingevoerd uit gebieden (rundvlees uit Argentinië, legbatterij-eieren uit Oost-Europa enz.) waar de norm veel lager ligt? Het enige dat ermee bereikt lijkt te worden is dat de Nederlandse landbouw om zeep geholpen wordt.
Nu zullen er mensen zijn die dat als het gaat om de veehouderij nog zo gek niet vinden. Veehouderij zorgt voor veel broeikasgas en doet een grote aanslag op de wereldwijde grondoppervlakte en watervoorraad. Maar die aanslag is niet overal even groot. Zo is voor de productie van een ons rundvlees gemiddeld 1500 liter water nodig, maar in Nederland is het 650 liter. "Het is met name Amerika die de veeteelt om zeep helpt."
Ik zou sommige mensen inderdaad aanraden minder vlees te eten, al zijn er ook wel mensen die wel wat meer vlees zouden kunnen gebruiken. Hoe het ook zij, dit is wat er zou moeten gebeuren:
  1. op vruchtbare, voor akkerbouw geschikte gronden: gewassen telen voor menselijke consumptie;
  2. op voor akkerbouw ongeschikte grond als bergweiden en veenweiden: veeteelt;
  3. in zee en binnenwater: vis en schaaldieren vangen, maar niet meer dan de populaties toelaten;
  4. in woestijnachtige gebieden: sprinkhanenzwermen vangen, naast voedselproductie op basis van zonne-energie.
Dit alles natuurlijk naast ruimte voor natuur – oernatuur of met landbouw verweven halfnatuur, in ieder gebied.
Het blijft intussen ingewikkeld: milieu en dierenwelzijn lijken op gespannen voet te staan. Biologische landbouw kost meer grond dan gangbare; qua milieubelasting geldt oplopend kip–varken–rund, voor dierenwelzijn is de volgorde omgekeerd; een diervriendelijkheidsmaatregel is veelal ongunstig voor het milieu. Hier zie je dan ook een groot belang van gezamenlijk optrekken van boeren, milieubeschermers en dierenwelzijnsstrijders.

Terug naar TTIP. Wie er gelijk zullen krijgen, de sussende overheidspersonen of de protesterende activisten, zal moeten blijken, áls het akkoord er al komt. Maar de uitspraken van Greenpeace bevatten ten minste een kern van waarheid: "De EU en VS lijken de belangen van multinationals boven de bescherming van mens en milieu te stellen." Toegepast: auto's voor dierenwelzijn. En: dat er sprake is van een "gigantische verschuiving van de macht van burgers naar grote bedrijven". Economie pleegt aan het langste eind te trekken.
Dierenactivisten van onder meer Dierenbescherming en Wakker Dier doen de gangbare veehouderij in Nederland een hoop kwaad, niet geheel ten onrechte. Maar de grootste vijand van de Nederlandse boer (én van de Aarde) zijn niet de milieu- en dierenwelzijnsactivisten, maar de mannen met het grote geld.


maandag 23 mei 2016

Handelsovereenkomst met Amerika (1)

Monsterverdrag

Misschien heb je het al gehoord of gelezen: er is een groot handelsverdrag tussen de EU en de VS in de maak, Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP) geheten. De onderhandelingen daarover geschieden trouwens achter gesloten deuren.

Wat houdt het plan in?
TTIP moet het grootste handelsverdrag ooit worden; sinds 2013 wordt erover onderhandeld. Reguleerden eerdere handelsverdragen vooral im- en exportheffingen, TTIP en de Canadese overeenkomst Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) moeten naast het afschaffen van handelstarieven de verschillen in wetgeving en standaarden aan weerszijden van de Atlantische Oceaan gelijktrekken. Het moet dus gemakkelijker worden goederen te verschepen die totnogtoe aan de overkant van de grote plas niet of nauwelijks mochten worden ingevoerd vanwege specifieke eisen.
Met TTIP zullen de EU en de VS de grootste vrijhandelszone ter wereld vormen.

Wie hebben er belang bij?
Onder de voorstanders bevinden zich in de eerste plaats overheden: de Amerikaanse resp. de Canadese en anderzijds de Europese, waaronder die van Nederland. Overigens zijn er onderlinge verschillen; zo is Duitsland vóór (o.a. om auto-export) en Frankrijk vooralsnog tegen. De belangen zijn van economische aard. Handel is winstgevend en in dit geval kunnen de verdragen miljarden euro’s opleveren aan beide kanten van de oceaan. Geld dat in de overheidskassen vloeit als inkomstenbelasting van grote bedrijven.
Die bedrijven vormen namelijk de andere groep belanghebbenden. Vooral multinationale, maar ook nationale ondernemingen zullen garen spinnen bij de slechting van in- en uitvoerbarrières. En dan moet je denken aan firma’s uit allerlei sectoren, hoewel de ene sector meer zal profiteren dan de andere. Zo kunnen baggeraars, scheepsbouwers en rederijen kansen verwachten – reden voor CU-SGP om vóór te stemmen – maar ook bedrijven die nu last hebben van belemmerende regels op ethisch gebied, zoals gentechnologiebedrijven. De vrees bij tegenstanders bestaat dat die grote, machtige firma's het Europese verbod op genetisch gemanipuleerd voedsel zullen laten opheffen doordat er dan toch al GM-spul uit Amerika komt; en ze zouden in geval van belemmerende regels torenhoge schadevergoedingen kunnen gaan eisen.

Voor wie is het minder gunstig?
Burgers kunnen via overheidsinkomsten een graantje meepikken van TTIP. Desondanks zijn het onder andere consumentenbonden die protesteren. Een veelgehoord bezwaar tegen de overeenkomst is voedselveiligheid; dat is echter een kwestie waarover ik me persoonlijk niet erg druk kan maken, zie dit bericht.
De tweede groep protesterenden wordt gevormd door derde-wereldorganisaties die vrezen dat landen in onder meer Afrika te lijden zullen hebben van Europees-Amerikaanse vrijhandel, tot een verliesfactor 5 ten opzichte van de grote winnaar, de VS.
De derde groep critici bestaat uit milieubeschermers. "Een beter milieu eindigt bij TTIP", luidt de slagzin van Milieudefensie. Decennialang hebben zij gestreden voor strenge milieu- en dierenwelzijnseisen in Europa, en met succes. In de VS gelden vele van die eisen echter niet, en Amerika lijkt ook niet bereid daar veel aan te veranderen. Milieudefensie wil daarom een referendum en organiseert een landelijke actiedag tegen de handelsverdragen.
Ten slotte zijn het boerenorganisaties die tegen het handelsverdrag zijn. Is de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) als geheel vóór vanwege de vergroting van de afzetmarkt voor zuivelproducten, zowel belangenverenigingen van melkveehouders als andere sectoren zijn tegen. Volgens de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) en Dutch Dairymen Board (DDB) zal de handelsovereenkomst de definitieve nekslag voor gezinsbedrijven in de melkveehouderij betekenen. Zijn dus de meningen onder melkveehouders verdeeld, sectoren als de varkenshouderij zijn eendrachtig huiverig voor het verdrag. De varkenshouderij wordt namelijk al lange tijd gekweld door steeds strengere milieu- en dierenwelzijnseisen en daartegenover de laatste jaren verminderde belangstelling voor varkensvlees bij de consument die de prijzen dramatisch laag maakt; bedenk daarbij dat de boer zelf nauwelijks macht heeft en grote bedrijven als Ahold des te meer – en u begrijpt het al: steeds meer boerenbedrijven moeten het veld ruimen. Als daar nu ook nog concurrentie vanuit Amerika bij komt, dan is het einde in zicht, is de vrees.

"De vrees bestaat dat door hun goedkopere productiemethoden Amerikaanse producenten de Europese markt overspoelen met voedingsmiddelen die in Nederland niet mogen worden geproduceerd." Goedkopere productiemethoden – eindeloze lappen grond die ooit van de indianen en de Bizons zijn afgepikt.
Milieu- en dierenwelzijnsorganisaties enerzijds en boerenbelangengroepen anderzijds hebben een soort monsterverbond gesloten dat doet denken aan wat er gebeurt als een door twist verscheurd land door een buitenlandse mogendheid wordt aangevallen, zoals in 1345 toen graaf Willem IV van Holland optrok tegen Friesland. Even zetteden Schieringers en Vetkopers hun strijd opzij om gezamenlijk te vechten tegen de indringers; maar meteen na de nederlaag van de Hollanders laaide de Friese burgeroorlog weer op, heviger dan ooit tevoren. Het is te hopen dat de dreigende handelsovereenkomst een duurzame eensgezindheid tussen de boeren en de milieumensen zal bewerkstelligen; laten we lering trekken uit de geschiedenis.

(wordt vervolgd)

maandag 16 mei 2016

Red een taal – red een mens

De Oost-Friezen in het noorden van Duitsland dreigen hun eigen taal te verliezen of actief de rug toe te keren. Vooral jongeren kiezen voor Nederduits waarmee ze in de hele streek, Hoogduits waarmee ze in het hele land, of Engels waarmee ze in de hele wereld terechtkunnen, zo las ik. En dat probleem – want dat is het; dat leg ik zo meteen uit – speelt niet alleen in Oost-Friesland, maar in de hele wereld. In Afrika, Azië, Amerika en Australië geven mensen hun stamtaal op ten gunste van de landstaal. En die landstaal kan tegelijkertijd een wereldtaal zijn, zoals Arabisch, Spaans, Frans of Engels. Het gevolg is dat plaatselijke talen in rap tempo verdwijnen, zelfs zo dat als de ontwikkeling geen halt wordt toegeroepen het gros van het aantal kleine talen binnen drie generaties verdwenen kan zijn, in streken als Paoea-Nieuw-Guinea wellicht binnen twee generaties, denkt Marian Klamer. Wij leven, zo stelde een groep Utrechtse taalwetenschappers vorig jaar, in de tijd van het "grote sterven der talen".

Ik noemde dat een "probleem". Lees eerst eens dit bericht, dan begrijp je het wellicht. Een taal laten uitsterven is zonde. Ann DeCraemer schrijft (met betrekking tot Vlaamse dialecten, maar het is universeel toepasbaar): "Het verlies van die variatie maakt ons als taalgebruikers allen een pak armer."
Ginny Naish schrijft in haar boek Kwetsbare talen dat bij indianen in de VS het besef begint door te dringen "dat verlies van de taal niet alleen maar verlies van erfgoed betekent, maar ook verlies van de essentie van hun bestaan". Helaas is dat besef op de meeste plaatsen nog niet doorgedrongen, of zijn tegenkrachten vele malen sterker. Zo schrijft Naish verder:
Er bestaan vele bedreigingen voor de talen in Zuid-Amerika. Hoewel er verscheidene programma's in het leven zijn geroepen ter bevordering van tweetaligheid en ter bescherming van de cultuur van deze inheemse groepen, is er door economische en sociale factoren nog steeds sprake van een grote migratiestroom van het platteland naar de stad.
Hierdoor vervreemden inheemse bevolkingsgroepen van hun thuis en hun tradities, en zijn ze geneigd een taal te gaan spreken die beter bij de sociale en mentale inrichting van hun nieuwe stedelijke omgeving past. Sommigen stappen over op een grotere inheemse taal zoals het Guaraní en het Aymara, maar vele anderen gebruiken het Spaans of Portugees nog als enige taal, keren hun inheemse wortels de rug toe en laten hun culturele identiteit voorgoed achter zich.
Het artikel waarnaar ik in de eerste alinea verwees sluit af met een overzicht van de vijf factoren voor taalbehoud of taalverlies: economisch, status, demografisch, steun en culturele verwantschap. De meeste komen in het bovenstaande citaat (over verstedelijking) terug.

Her en der, in alle werelddelen, strijden eenzame laatste sprekers voor het behoud van hun taal, slechts zelden met succes. Kwetsbare talen beschrijft een aantal aansprekende voorbeelden, zoals dit: De laatste twee sprekers van het Ayapaneco in Mexico hebben vanwege een ruzie al jaren geen contact meer met elkaar.
Maar er is één ontwikkeling die ik nog niet heb genoemd en die kan helpen voor ten minste een aantal talen het tij te keren.

Bijbelvertalers van Wycliffe en verscheidene andere organisaties zijn hard bezig mensen in afgelegen gebieden de gelegenheid te bieden de Bijbel in hun moedertaal te lezen of te horen.
-          ongeveer 7000 talen zijn er wereldwijd;
-          in 554 talen is de volledige Bijbel beschikbaar;
-          in 1333 talen alleen het Nieuwe Testament;
-          in 1045 talen slechts gedeelten van de Bijbel.
Dat betekent dat er maar liefst nog 3955 talen zijn waarin geen enkel Bijbelgedeelte beschikbaar is; het gaat om een half miljard mensen. Wel is er voor vijf miljard mensen de gehele Bijbel in hun moedertaal, maar voor 57% van het aantal taalgroepen wereldwijd bestaat nog geen enkel bijbelgedeelte en in de meeste gevallen evenmin andere teksten. Vaak gaan bijbelvertaling en alfabetisering namelijk hand in hand. Nu ga ik geen lans breken voor alfabetisering op zich, maar je had misschien al in de gaten dat dit stukje niet toevallig op Tweede Pinksterdag is geplaatst; misschien zag je al de verwijzing naar 2013.
Kijk, bijbelvertalers begrijpen ook wel dat het niet uitkan de Bijbel te vertalen in het Tuscarora, het Júma of het Ngawun, maar ze zien wel in hoe belangrijk het is mensen te kunnen aanspreken in hun moedertaal. Een pastor op het eiland San Andrés zei onlangs: Het feit dat we nu het Nieuwe Testament in onze taal hebben, betekent dat we ons niet langer tweederangs mensen hoeven te voelen. En daarom dit: 
Door bijbelvertalen worden talen levendgehouden en mensen (in geestelijke zin) levendgemaakt.

maandag 9 mei 2016

Bezeten door de geen-tijdgeest

Het is gek. Nooit hadden we zoveel vrije tijd en nooit hadden we zoveel tijdgebrek. Eén van de paradoxen van het kapitalisme. Stel je als contrast met onze gejaagde wereld met een doorsnee werkweek van slechts 36 uur,  het leven voor van een landarbeider uit pakweg het Midden-Oosten. Zes dagen per week van 6 tot 6 zwoegen in de hitte op het land van de graanteler of wijnbouwer. Dan terug naar je tent en de komende vier uren tot het slapengaan geen andere verplichtingen dan ‘gezelsen’ met je familie. Je kinderen zijn blij dat je thuis ben, je oude vader vertelt verhalen uit vervlogen tijden om je geest op te scherpen, en dan heerlijk slapen en de volgende dag van ’t zelfde laken een pak.

En dan wij. Eerst schoolgaan tot je hoofd barst van de kennis, daarna met een beetje pech een kantoorbaan die je dwingt om in je vrije tijd te gaan sporten, zakelijke en sociale contacten van over de hele wereld die je tijd opeisen, nieuws dat je aandacht vraagt, vul maar aan. Voor een lang gesprek hebben we geen tijd meer, dus we zeggen zo snel mogelijk alles wat we te zeggen hebben en we hebben geen tijd meer om te luisteren. Ontluisterend.

,,Hoe is 't? Druk?”
,,Ja, altijd, hè?”
,,Heb je volgende week woensdag tijd?”
,,Nee, sorry, bezet.”
De tijdgeest heeft de gedaante aangenomen van een geen-tijdgeest. Nooit hebben we zo weinig uren per week gewerkt, maar iedereen is drukker dan ooit. Tijd voor rust, stilte en bezinning is er nauwelijks. De kerken lopen leeg en de psychiatrische inrichtingen vol – en niet alleen maar met ongodsdienstigen, zo ingewikkeld is het ook nog eens. Steeds meer mensen snakken naar de rust van een klooster – voor een tijdje, maar bijna niemand wil zich er meer levenslang aan verbinden, waardoor het kloosterleven in onze streken een uitstervende zaak aan het worden is. In de plaats daarvan rijzen yoga-, mediatie- en terug-naar-de-natuurcursussen als paddenstoelen uit de grond. Oosterse goeroes helpen je de weg terug te vinden naar jezelf, en bovenal: onthechting. Loskomen uit het verstrengelende web van verplichtingen waarin wij westerlingen onszelf geworsteld hebben; los van de aarde die je naar beneden trekt en de materie die je gevangen houdt; en ten slotte loskomen van jezelf en geestelijk opgaan in het Al, de ultieme bevrijding, het nirwana. Bijvoorbeeld Tibetaanse monniken beheersen die kunst, en zij houden westerse kapitalisten een spiegel voor: kan het zijn dat jij iets mis wat wij wel kennen, en dat jij dingen heb die je beter kwijt kun zijn dan rijk?

In het grijze verleden schijnt het veelvuldig voorgekomen te zijn, en er gaan geruchten dat het hier en daar nog steeds bestaat: bezetenheid. Een huiveringwekkend verschijnsel, als je je er een beetje in verdiep. Mensen die de macht over zichzelf grotendeels of zelfs volledig zijn kwijtgeraakt en worden bestuurd door een duistere geestelijke macht die op één of andere wijze in hen huist. Bijvoorbeeld in de hooglanden van Tibet komt dit naar verluid nog betrekkelijk veel voor.
Als ik het goed begrijp zit joost-met-de-horentjes-en-de-bokkenpoten hier achter. En… alle duivels. Linke soep. Schaapskleren kunnen gevaarlijker zijn dan zwarte drakenvleugels. Met stroop vang je meer vliegen dan met azijn en met materialisme meer verlichte westerlingen dan met occultisme. In overdrachtelijke zin gebruikt is bezetenheid namelijk geen zeldzaamheid; hele volksstammen zijn bezet, zo niet bezeten, door de geen-tijdgeest, verduiveld. Ik raad je: pas daarvoor op.


maandag 2 mei 2016

Koningsdag 2016

Prinses Amalia in Zwolle

Was ik al langer van mening dat 'sociale' media als Kwetter en Fakebook niet besteed zijn aan weldenkende mensen, de afgelopen week werd dat vooroordeel nog eens bevestigd. Het slachtoffer was onze kroonprinses.
Heel opvallend: waren de al dan niet officiële (massa)media lovend over Amalia's optreden in Zwolle op Koningsdag – haar stralende glimlach, vriendelijkheid en diplomatie –, op Twitter en Facebook zongen ook heel andere berichten rond. Zoals over Amalia's jurk die niet mooi zou zijn; akkoord, na de foto's te hebben bekeken moet ik ook zeggen dat ik het jurkje van Alexia mooier vond – het zou niet gek zijn als mode-ontwerpers in binnen- en buitenland ter navolging van prinses Alexia talloze witte kanten jurkjes op de markt brachten. Maar in hoeverre bepalen die meisjes zelf hun kleding? Ik vind dat je het niet kunt maken een dertienjarig prinsesje af te rekenen op haar kleding. Wees dan flink en schrijf een brief naar het Koninklijk Huis of zo; ga niet lafhartig allerlei onaardige dingen over een jong prinsesje met je internetvriendjes delen. Dat geldt helemaal wat betreft Amalia's postuur. Wou je soms een prinses met anorexia?
Pesten is verwerpelijk; dat geldt al voor 'gewone' scholieren onderling, maar het pesten van een minderjarig kind van onze koning zou strafbaar moeten zijn. Amalia, Hollands welvaren, is een mooi meisje, evenals haar schattige zusjes; maar buiten dat – verschil moet er zijn, anders kunnen we het koningshuis net zo goed afschaffen.
Dat laatste wordt uiteraard door velen geroepen, zeker rond dagen als deze. Het mag echter duidelijk zijn dat ik het daar niet mee eens ben. Het voert te ver om daarvoor nu een rij argumenten aan te dragen, maar de belangrijkste wil ik toch noemen: om de herinnering aan de Vader des Vaderlands en zijn illustere opvolgers levend te houden.
Een belangrijk tegenargument, de kosten, is vrij eenvoudig te weerleggen met een verwijzing naar de kosten van bijvoorbeeld een Amerikaanse president. Ons koningshuis kostte vorig jaar een goede 40 miljoen euro; € 2,35 per inwoner. De kosten voor de huidige Amerikaanse presidentsverkiezingen worden geraamd op 5,8 miljard dollar – omgerekend ruim 5 miljard euro, € 15,60 per inwoner. En dan hebben we het nog niet eens gehad over beveiliging, salaris en de andere kosten van een zittende president.

Maar toch wordt er door velen neerbuigend gedaan over de leden van het Koninklijk Huis. Als je het mij vraagt hebben ze dat voor een deel aan zichzelf te wijten. Zoals ik al zei, verschil moet er wezen; het gewoonheidsstreven van koning Willem Alexander en zijn gezin is enerzijds prijzenswaardig, maar slaat anderzijds soms wel wat door; ik denk aan 's konings aanwezigheid bij voetbalwedstrijden.

Dus wel een 'monarch' (een woord dat "alleenheerser" betekent, dus in Nederland allang een loze kreet), wat mij betreft. Dat die tegenwoordig niet veel meer dan een ceremoniële functie heeft vind ik nu we eindelijk weer een koning hebben jammer, maar met het oog op de toekomst mag dat van mij zo blijven, want voor een koningin lijkt me dat prima (regeren beschouw ik als vrouwonwaardig werk).
Daarbij zijn mooie jurken onmisbaar. Ik zeg niet "dure"; voor honderd euro kun je al een prachtig gewaad kopen. En zeker hoeft er niet elke keer iets nieuws te komen, want dat vind ik echt grote onzin. Maar ik vind het sneu als kleine meisjes die graag een prinsessenjurk dragen zich slechts kunnen laten inspireren door sprookjes. Van mij mogen de Oranjeprinsessen ook uitblinken in fraaie kleding.

Oranje boven!

O ja, en zullen we asociale media in de ban doen?