Het is alweer even geleden dat ik met de trein in
West-Nederland was, maar toen waren er nog gunstige uitzonderingen. Ik hoop van
nog steeds. Uitzonderingen in wat? In het verengelsen van Nederlandse
plaatsnamen.
“Next station: Skiphol.”
Of “Sjiphol”, dat gebeurt ook.
In het novembernummer van het tijdschrift Onze Taal besteedde Riemer Reinsma
aandacht aan dit verschijnsel. Misschien heb je je zelf wel eens schuldig
gemaakt aan het verengelsen van de naam van onze hoofdstad tot “Emsteҩdem”. Ik wel, moet ik tot mijn spijt bekennen. Het
gaat zo makkelijk, hè, in een gesprek met een Engelsman of anderszins
Engelssprekend wezen. Het klinkt zo vreemd, nietwaar, “This is the road to Amsterdam.” Maar waarom niet? Riemer Reinsma
beproeft enkele verklaringen, waarom het bijvoorbeeld meestal “Joetrekt” wordt
in plaats van “Joetrecht”, waarom velen kiezen voor “Sloterdiek” in plaats van
“Sloterdaik”, hoe je "Schiphol" kun verbasteren, of zelfs
"Nijmegen" (“Naimeġġen”) en "Gouda" (“Goeda”). Hij is niet erg
blij met deze gedrochten, maar ik mis iets in het artikel. Het lijkt er
namelijk vanuit te gaan dat dit soort gehaspel onontkoombaar is. En dat is het
zeer zeker niet.
1. Er
zijn (of althans waren in mijn tijd) nog altijd conducteurs die de betreffende
namen wel netjes uitspreken: “Next
station is Schiphol”.
2. Het
verduidelijkt weinig of niets; een buitenlander begrijpt “Amsterdam” net zo
goed als “Emsteҩdem”. Misschien is voor een
Engelstalige buitenlander “Joetɔekt” wat duidelijker dan
“Uutrecht”, maar voor een Frans-, Arabisch-, Bulgaars- of anderstalige
buitenlander die zich hier in het Engels probeert te redden echt niet.
3. Cultureel
gezien zouden we het niet moeten willen (vgl. Engels op de universiteit). In het buitenland gaan
ze voor ons hun plaatsnamen echt niet op z’n Nederlands uitspreken; dat wij het
andersom wel doen getuigt m.i. van een gebrek aan cultureel zelfbewustzijn,
zoals Piet Gerbrandy het noemt en zoals ik eerder schreef naar aanleiding van een
liedje van Jeroen van Merwijk.
Kortom: het radbraken van Nederlandse plaatsnamen tegenover
buitenlanders is meer een uiting van gemakzucht dan van taalvaardigheid en meer
een uiting van gebrek aan zelfvertrouwen – dus angst – dan van behulpzaamheid.
Als wij al zo slordig omspringen met onze eigen plaatsnamen
als er toeristen in de buurt zijn, hoe moet het dan gaan met ons cultureel
erfgoed? Nederland is beroemd om de Volendamse klederdracht, maar wordt die ‘in
het echt’ nog wel gedragen? Klompen staan er weinig beter voor. De tulp is een
uitheemse bloem. Toeristen komen af op de culturele eigenheid van een land,
maar wij zijn hard bezig de Nederlandse te vernietigen. Denk bijvoorbeeld aan
de verschillende agrarische landschappen en de dialecten en oude ambachten. En
dan ook de plaatsnamen.
Laten we dus subiet ophouden met die flauwekul.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten