maandag 4 augustus 2014

Woorden die niet mogen verdwijnen (2)

Je kun verschillende stadia van verdwijning onderscheiden waarin woorden zich bevinden. Net als in de natuur is zo een rode lijst samen te stellen van bedreigde woorden:
Rode lijst 4, Gevoelig
Nog vrij veel gebruikt, maar minder dan voorheen: diender, fuif (typisch studentenwoord), gier (neemt af met afname van het aantal boeren), jakkes!, kakmadam, noorderzon, rauzen, subiet
Rode lijst 3, Kwetsbaar
Duidelijk op zijn retour: flaneren, roemer ("bokaal"), rambam (tegenwoordig wens je iemand liever zonder omhaal een enge ziekte toe), spuitgast, vuurroer, wiedes, witkiel, zelfbinder (ouderwetse oogstmachine; ook "stropdas")
Rode lijst 2, Bedreigd
Vrijwel verdwenen uit de omgangstaal: aanminnig, balsturig, karonje ("helleveeg"), kleingerief, kwijtbrief ("kwitantie"), saletjonker ("modegek"), schoolvos, tokkelaar
Rode lijst 1, Ernstig bedreigd
Vrijwel alleen nog in woordenboeken en -lijsten: bijsterzinnig ("niet goed snik"), doeniet, galgenaas, kanariewijn ("maderawijn"), kinderbewaarplaats ("kleuterschool"), pekelhoer, ros ("slaag"), slenterkat ("tippelaarster")
Rode lijst 0, Verdwenen
Niet meer te vinden in hedendaagse teksten en woordenboeken: lieflokken, stoepjuffer, puikschilder (vindt-ie zelf), vrijling (nu we het sinds de afschaffing van de slavernij in ons deel van de wereld allemaal zijn hebben we kennelijk geen behoefte meer aan een woord ervoor); vele woorden zijn al eeuwen geleden verdwenen: droochscote, ruvel en stompaert ("sukkel"), larijcat ("leegloopster, babbelkous"), coelpap en halsbandt ("vrek"), ijdelspilleke (ijdeltuit"), herje, loddiginne en schoeke ("hoer"); sommige zijn pas in de twintigste eeuw opgekomen en weer in de vergetelheid geraakt: brombier ("bromfietsbenzine"), graskapper, huppelemigratie (als na tijdelijk ander werk te hebben gedaan in het nieuwe thuisland het oude beroep weer wordt opgepakt).

De oorzaak van verdwijning verschilt uiteraard per woord; ik onderscheid een twaalftal categorieën:
F – verdwenen met het fenomeen dat ermee werd aangeduid: vogelroer
S – verandering samenleving: hokken
P – politiek incorrect: ouden van dagen
VL – vervangen door leenwoord: zielsontleding
VN – vervangen door Nederlands woord: fieltenstreek
VA – vervangen door ander Nederlands woord: warmoezenier
VAL – vervangen door ander leenwoord: adamant
VV – vervangen door verbastering: saffiaantje
VU – vervangen door uitdrukking(en): schandegeld
? – reden onduidelijk: beuzelkraam
z – zelden aangetroffen: tropenzenuwen
T – teruggekeerd: zoengeld

De laatste tijd komt het verschijnsel van verdwijnende woorden weer in de belangstelling. Terecht, want het Nederlands is een rijke taal en we zouden graag willen dat dat zo blijft. Vorig jaar verscheen het nieuwste Verdwijnwoordenboek, samengesteld door woordenboekmaker Ton den Boon. Het bevat "duizend en enige" trefwoorden, slechts een greep uit het arsenaal van bedreigde en verdwenen woorden. Rode lijst 1 is het best vertegenwoordigd, op de voet gevolgd door 2. Rode lijst 4, 3 en 0 zijn in dit boek beduidend zeldzamer. Minder ernstig bedreigde woorden (RL 3, 4) zijn bijvoorbeeld meer te vinden in Dat zeg je niet [meer], een miniboekje van Joop Niezen.
Vele van de vetgedrukte begrippen van deze en vorige week en alle 25 uitblinkers van volgende week zijn ontleend aan het Verdwijnwoordenboek.


(i.v.m. vakantie zal het hoogtepunt van deze reeks een paar dagen later verschijnen)


maandag 28 juli 2014

Woorden die niet mogen verdwijnen (1)

Taal lijkt op de natuur. Niet toevallig dus dat beide mijn belangstelling hebben; men zegt immers dat taal leeft. Leven betekent verandering. Nieuwe woorden verschijnen, oude verdwijnen. De Japanse duizendknoop verschijnt, de Roggelelie verdwijnt. "Allumeuse" verdwijnt, "cockteaser" komt ervoor in de plaats. Ziehier taalverloedering.
Maar eerlijk is eerlijk: niet alle verandering is een verslechtering; zie Taal verandert. Dat geldt voor taal en voor de natuur. Maar toch blijft het onwijs jammer dat de Roggelelie, de enige inheemse bloem met de nationale kleur, waarschijnlijk niet meer in het wild in Nederland voorkomt; er zijn wel Oranje havikskruid en Oranje springzaad voor in de plaats gekomen, maar die halen het in schoonheid niet bij de lelie en maken bovendien geen deel uit van onze geschiedenis, van de Nederlandse identiteit zou je kunnen zeggen.

Er zijn woorden die gerust mogen verdwijnen, omdat ze tekortschieten of omdat ze worden vervangen door een mooier dan wel Nederlandser woord. "Eerlang" is zo'n geval, een woord dat niet lang heeft bestaan en wellicht verdwijnt vanwege de verwarrende vorm, want wie begrijpt nu dat het eigenlijk "binnenkort" betekent? Verder kun je onder meer denken aan Engelse sporttermen waarvoor een Nederlands woord is bedacht. Meer voorbeelden zal ik er hier niet noemen, want dat zou hun verdwijning onnodig vertragen.

Dan zijn er zijn woorden die op zich geen meerwaarde hebben, maar toch beter konden blijven omdat het verdwijnen van woorden taalverarming betekent – hoe vaak heb je niet een synoniem nodig omdat je hetzelfde woord niet steeds wilt gebruiken of omdat je toch net een andere gevoelswaarde zocht? –, zoals het uitsterven van planten en dieren de natuur verarmt. Denk aan "verzenen" (klemtoon op de eerste lettergreep), "krijten" (dat tegenwoordig alles "huilen" heet is nogal armoedig), "coquette" (ja, het is Frans, en ja, misschien zou ze niet moeten bestaan, maar ze bestaat en we hebben er geen beter woord voor) en "dewijl" (het wordt wellicht tijd dat we ons inzetten voor het behoud van de schrijftaal).

En ten slotte zijn er woorden wier dreigende verdwijning uitgesproken spijtig is –
a.      woorden die met hun schoonheid onze Nederlandse taal sieren: aaipoes, bruggentrekken ("lanterfanten"), achterkousigheid, besjoechelen, letterbaas ("geleerd man"), marren ("talmen"), pleegzuster, pochhans, prij ("helleveeg"), ramaaien, rosbeier;
b.     woorden die een bepaalde betekenisnuance bieden: landslied ("volkslied" heeft ook een andere betekenis), spierkrachtig; of juist een aantal begrippen samenvatten: letterfout (spelling, interpunctie, grammatica en/ of zetwerk)
c.      begrippen waarvoor we gewoonlijk een leenwoord gebruiken, maar waarvoor desondanks een Nederlands woord bestaat of bestond: aanblazing, algezicht ("panorama"), eigenbatig, evenmaat ("harmonie"), kerfdiertje ("insect"), lantaarnplaatje ("dia"), neetoor ("chagrijnig iemand"), tikjuffrouw,varensgast
d.     begrippen waarvoor we eigenlijk geen enkelwoordige vervanging hebben, die dus een gat achterlaten in de taal als ze verdwijnen: befranjen, bordeeltaal, broodrat ("iemand die leeft op andermans kosten"), engelin, kleinhans, nachtkroeger, peinzensmoe, redeziften, reeuws ("een lijklucht hebbend"), snedeling ("middels keizersnee geborene"), voos (voorstadium van rot), winterbrand, zwaarhoofd;
e.      benamingen voor een verdwenen gebruik dat we niet mogen vergeten: bellenmeisje (jonge dienstbode die moest opendoen voor bezoekers), eendenroer, hondenslager (beambte in de kerk die loslopende honden moest vangen of doodslaan), knijpkat, lampetkan, slöjd, touwslager, zevendubbeltjesring, ziekenzand (ter demping van hoefgetrappel en kargeratel);
f.       benamingen voor een ander(e) volk of groep, sommige beschouwd als 'politiek incorrect' (waarover binnenkort): muzelman, mohammedaan, moriaan, neger (wat is anders het tegengestelde van een jager?), zigeuner;
g.      Indische woorden, die ons herinneren aan een belangrijk stuk geschiedenis: baboe, desa, doekoen ("medicijnman"), goenagoena ("tovermiddelen"), nonnie ("zusje"), senang ("behaaglijk, tevreden, gelukkig");
h.      Bargoens, veelal aan het Jiddsch ontleende dieventaal: juut, kalletje ("meisje, snol"), nor, majem ("water"), rojem! ("kijk uit!"), vernachelen ("in de maling nemen; vernielen"), zwijntjesjager ("fietsendief");
i.       literaire woorden: aandonzen, achternoeneboer ("luie boer die achterloopt met zijn werk"), hemelvlam ("zon"), opzwalpen, pekelschuim, toeven, wadem, zangberg.


(volgende week de ´Rode Lijsten´ en iets over de oorzaken en over twee weken de 25 bijzonderste verdwijnwoorden)

dinsdag 22 juli 2014

Pas op voor calorieën

Caloriën zijn die dingen waar je dik van word. Vergelijk het met bacteriën, dat zijn die beestjes waar je ziek van word. Alleen zijn calorieën geen beestjes maar dingetjes. Niemand kan het je precies vertellen hoe ze eruit zien, maar stel ze maar voor als kleine vet bolletjes.
Het gaat allemaal om de vorm en dik worden wil je natuurlijk niet, dus pas op. Zorg dat je geen calorieën binnenkrijgt.

Tja, dat is makkelijker gezegd dan gedaan want in bijna alle voedings middelen zitten calorieën; soms veel, soms weinig, maar altijd wel wat. Alleen water, daar zitten ze niet in. Dus kun je misschien maar beter alleen maar water eten – eh, drinken. Dan word je tenminste niet dik. Behalve als je er te veel van drinkt.
Gelukkig staat op bijna alle levensmiddelen verpakkingen hoeveel calorieën er in zitten. Als je dan een beetje op let kun je tellen hoeveel calorieën je per dag op eet. Kun je er over dromen.
Maar ja, dan word je nog steeds dik. Dus maar weer aan het water. Alleen kan ik me voorstellen dat je dat ook een keer zat word. Wat je dan kunt doen is magere yoghurt eten, en light frisdrank drinken. Daar zitten echt maar een paar van die levensgevaarlijke calorieën in, dus daar lig je niet wakker van.
(Nooit geloven als ze zeggen dat het eigenlijk om kilo calorieën gaat, want dan zouden het er nog eens duizend keer zoveel zijn. Nee zeg, stel je voor! Een stuk of tien per dag gaat nog wel, maar tienduizend! Daar zou je echt wakker van liggen.)

maandag 14 juli 2014

't Plattelaand v'rzoakelijkt

'n Waarme zoemeraovend. D'r is een dik zwad gres 'egreuid en 't het best 'edreugd de leste daogen. 't Gres is 'emeid, 'eschud en 'ezweêld en noe kan 't binnen'ehaold wörre. Groôte trekkers mit opraopwaoge riejen 't laand op en meter veur meter wörre de zwaoien op'elaaie. As 'n opraopwaoge vol is gaat 'ie n'r de boerderie, waaorof 'ie 'elost wördt op de kuul. Daor staot de shovel al klaor um 't an te rieje.
Mooie tied, die hooitied. Alleên… wat is vandaog de dag nog hooitied? Vier, vijf zes sneeje in een jaor van 't laand, mit 'n dag of drie klaor… zoveel biezonders is d'r dan niet meer an. Dat was vrogger wel aanderst.
Tegen juni kwam 't gres in bleui en dan, zo gauw as 't weer vast was, ha'je hooitied; drie week lang. Meie mit de zeis, umgooie, laoter nog es, een paor daog later weer en as dan goed dreug was op 't zwad en op 't lest op mieten. Alles mit de houte hooihark, mit 't heêle huushouwe en een stuk of wat buren. Beulswaark. Mer as 't dan eindelijk in'ehaold kon wörre, dan was 't feest. Mit peerd en waogen 't laand op, de manne 't hooi opsteke mit de gaovel en twee deres op de waoge um te laoie. En dan op huus an – uutkieke da'je de vracht recht hielen, en dan losse in de baarg. Eindelijk de leste vracht – krek veurdat 't begong te regene.

't Leven op 't plattelaand was hard; mer ok romantisch, zoa-ve dat tegewoordig zegge. Alles is noe veul makkelijker, en eêntoôniger 'ewörren.
Kiek n'r de taol. 't Barrevelds (T'rschuur, 't Zwartebroek, die kaant uut) dat ik hier schrieven is aanderst as 't Lunters. En kwam je in Niekaark, of in 't Veên, of in de Betuwe, daor praotte de minse weer heel aanderst. Mer noe – 't is allemaol allees, waar of je ok vandaon kommen. Weinig aorigheid an.
Kiek n'r de netuur. Vrogger was 't een geaarmoei mit die vliegen – daor lééfden 't van. Mer dat betekende ok dat de zwaolve je um de ore vlogen. Op 't laand volop kieften en grieten, zelfs snippen en petriezen. Woar bin die 'ebleven? En de leeuweriken vanzelf. Wat gek, d'r is-t-er op de meeste steeë gieneêntje meer over. Overal in de wallen voegelnesjes: tuuekruupertsjes, spreeuwe, musse, gresmusse, spotvoegels, bieëvretertsjes, grauwe liesters, zangliesters... Noe mag je blie weze as je d'r een keer eêntje vienen. En vlinders? 't Schient dat 'r tachentig jaor 'eleeje vijftig, zestig keer zoveul (!) vlogen as tegewoordig. Ja, wat wul je? Bloemen bleuien d'r zwat nie meer. Mit een bietje geluk een paor in de sloôtkaanten, mer in laand zwat niks meer. Niks as reigres, zeker as de koên nie meer buute komme. Ok zoiets.
Kiek ok n'r de minse. Vrogger ha'je op 't plattelaand niks as boere. Noe komme d'r een kwak riekeluu die een kast van een huus zette laote, mer in de stad waarke. Een stuk tuin um 't huus heen, mer 't het gien enkele geveulsweerde. An de aandere kaant de boere; de meeste bin uut'escheie, en die nog over bin, die boere niet op een plaots mit een boerderie, mer op een 'boerenbedrijf'. In stee van alle week n'r de eiermark en een paor keer in 't jaor n'r de veemark te motte (magge) gaon komt 'r noe zwat alle dag wel een groôte auto een vracht eier, varkes of net wa'je hên ophaole. Je mot as boer zaokelijk in'esteld wezen um 't nog vol te houwe. Dat zie je ok an de kleer: de streekdrachte van vrogger warre niks hee bar makkelijk mit 't waark, mer ze ha'n wat. Noe is 't niks as spiekerbroeke; keêls of deres, dat schient niks uut te maoke.

De geluksvoegels zoas ik die nog groôtouwers hên die 't boereleve van vrogger mee'emaokt hên, kunne d'r wel 's weemoedig van wörre, een geveul van heimwee (klinkt niet aarg Veêluws; meschiejn bestaot 'r wel gien woord veur). 't Was vrogger zwaor tobbe, mer de 'genoegens', 't 'plezier' van tegewoordig liekt nogal leeg v'rgeleke mit 't zinvolle leven toe 't overleve nog een stried was. En 't v'rdwienen van 't geleuf maokt 't leven d'r ok niet zinvoller op.
Van 't harde waarke kreeg je pien in de rug, de aarms, de beêne. Noe he'je eer last van pien in 't heufd. Mer dan krieg je gewoôn 'n asprien en 't is weer vurt. Vrogger waarkte je to'je nie meer konnen; noe mag je mit vijfenzestig jaor mit pensioen. Dan kun je 'n elektrische fiets kope en fietstochjes maoke, zoas de meeste (soaie luu) doen. Mer ze fietse deur een v'raarmd en v'rzaokelijkt plattelaand.


maandag 7 juli 2014

Wat is er zo lelijk aan windturbines?

Vraag een willekeurige Nederlander om zijn mening over windturbines – meestal ten onrechte "windmolens" genoemd – en je heb grote kans dat het antwoord het volgende is: heel nuttig (want duurzaam), maar ik zou ze niet in mijn uitzicht willen hebben. In dit geval geen luchtvervuiling, maar horizonvervuiling.
Niet verrassend: mijn mening is in beide opzichten min of meer het tegengestelde. Ten eerste is het nog maar de vraag hoe milieuvriendelijk de moderne windmolens zijn. Bouw en (na zo'n dertig jaar) afbraak kosten nogal wat energie, en bovendien vliegen er nogal wat trekvogels zich dood tegen de wieken. Over de vraag naar de kosten zijn de meningen verdeeld; het hangt ervan af wat je meereken of windturbine-energie duurder is dan die uit een elektriciteitscentrale. Maar waarschijnlijk is windenergie duurder. En schoner waarschijnlijk eveneens, maar ook dat is nog enigszins twijfelachtig. Kortom: het idee is goed, maar of het echt helpt is de vraag.
Ten tweede vind ik persoonlijk deze indrukwekkende molens niet lelijk. Ga maar eens onder zo'n draaiend gevaarte staan; je raak ervan onder de indruk. Als de voet van de paal dan ook nog in vervagende groene banden is geschilderd en er een rij van deze turbines langs een zeedijk staat kan ik ze allerminst ontsierend noemen. Ze passen volledig bij het Hollandse polderlandschap, het vlakke Nederlandse kustland dat zo sterk het stempel draagt van onze waterbeheersingsgeschiedenis. Daarin zijn de windturbines een symbool van de Nederlandse haat-liefdeverhouding met de elementen: bescherm je tegen hun dreiging, maak gebruik van hun kracht.

Wat dat laatste betreft zou intussen binnenkort wel kunnen blijken dat de getijdenbeweging een betere krachtbron is dan de wind – meters verschil tussen hoog- en laagwater bevat een ongekende potentiële energie. Het wachten is op winstgevende ontwikkeling van initiatieven daartoe. Tot zolang kunnen we het beste genieten van de windturbines die we hebben, maar terughoudend zijn met het plaatsen van nieuwe.

dinsdag 1 juli 2014

Kerkgezang

Wie durft in de kerk uit de toon te vallen?

Het spijt me, onkerkelijke lezer, vandaag weer een stukje voor kerkgangers; een preek voor eigen parochie.
Je moet weten dat in onze Hervormde gemeente uitsluitend psalmen worden gezongen (de Enige Gezangen* niet te na gesproken). Mocht het bij jou of bij u in de kerk anders gaan, dan kun je voor psalmen je eigen liederen invullen.
Goed, de dominus geeft een psalmvers op: 96:1. Dat begint zo:
            Zingt, zingt een nieuw gezang den Heere…
Onbewust denkt hij erbij:
            maar doet dat alstublieft niet hier.
Ik zing het vers echter met overtuiging mee, want van mij mag er best eens een nieuw gezang worden gezongen (voor de Heere, maar dat begrijpen de meesten niet en dus zingen ze "de" in plaats van "den"). De volgende zing ik echter niet mee:
            'k Ben jong geweest en draag nu grijze haren…
evenmin als een psalm verder, nummer 38:
            'k Voel mij van de smart doorsneden;
in mijn leden
is niets heel of vrij van pijn.
(en de rest van de psalm) want ik ben zo gezond als een vis in het water. Evenmin zal ik het een depressief iemand kwalijk nemen als hij zijn mond houdt bij
            Looft Hem met de trom en fluit,
            looft Hem op uw blijde snaren!

Wie veel liever een balletje trapt, tv kijkt, in de kroeg zit of gewoon aan het werk is kan beter niet meezingen bij een psalmvers als
            Ai, zie, o Heer, dat ik Uw wet bemin!
Wees eerlijk. Is het niet een béétje schijnheilig om zoiets te zingen wanneer je weinig met die wet heb?
Anderzijds, Nigeriaanse christenen wier kerkgebouw is afgebrand en wier kinderen op beestachtige wijze zijn vermoord mogen met het volste recht zingen
            Gelukkig hij, die u zal loon verschaffen
            die u vergeldt al wat g´ons hebt misdaan.
            Gelukkig hij die u terneer zal slaan.
Dat heeft niet te maken met wraakzucht (als dat het motief is kun je beter zwijgen), maar met gerechtigheid.

Rechtvaardigheid… eerlijkheid, dat is mijn motivatie om niet iets mee te zingen wat ik niet meen. Goed, nu sta ik met deze mening (zoals gewoonlijk) misschien alleen, maar dat is geen argument voor onjuistheid. Integendeel, zou ik zeggen. Zonder eenlingen als Martin Luther en Jean Cauvin zouden wij nog onder de paus van Rome vallen. Hoe dan ook, ik ben te zeer een kind van Reformatie en Romantiek om het geloof te zien als iets louter gezamenlijks. Voor mij is geloof in de eerste plaats iets persoonlijks, pas dan collectief. De gemeentezang is de enige inbreng van gemeenteleden in de eredienst die in reformatorische kerken is overgebleven sinds het begin van het christendom. Klakkeloos alles meezingen ervaar ik als onoprecht.
Overigens is mijn standpunt in dezen misschien niet eens zo heel eenzaam, alleen hebben de meeste mensen er nooit over nagedacht of durven ze niet uit de toon te vallen. Stel de vraag maar eens op een jeugdvereniging; goede kans dat velen als het erop aankomt mijn mening blijken te delen.


* Ja, ze zijn enig… En het zijn de enige die (mogen) worden gezongen tijdens de dienst.


maandag 23 juni 2014

Zeg het met woorden

Niks "zeg het met bloemen" of soortgelijke prietpraat. Er is niets waarmee je zoveel kun zeggen als met woorden. Niet voor niets is de mens door zijn taal in staat tot veel uitgebreidere en verfijndere communicatie dan dieren.
"Een plaatje zegt meer dan duizend woorden" – ook zulke rimram. Een plaatje kost meer dan duizend woorden en zegt meestal nog niet de helft. Een tekst van 1000 woorden is als Word-bestand zo'n 25 kB groot; als Kladblokbestand slechts zo'n 6 kB. Alleen een zéér onbeduidend plaatje zou dat kunnen evenaren. Het is waar dat sommige plaatjes beschikken over zeggingskracht, maar slechts zelden kan die de zeggingskracht van een goed geschreven (stukje) tekst evenaren. Probeer deze zin (12 woorden) maar eens in een plaatje te vangen. Gaat je niet meevallen.
Je snap nu wel waarom De mening van Evert uitsluitend uit tekst bestaat.

In gesprekken spelen toon, gebaren en gezichtsuitdrukkingen naast woorden een niet onbelangrijke rol. Maar als ze niet vergezeld gaan van woorden schieten ze bijna altijd tekort om een ingewikkelde boodschap over te brengen, en ze zijn bovendien bedrieglijk; in romans wordt hun waarde zodoende sterk overdreven. Als illustratie een aanhaling uit Schaduw van de werkelijkheid.
Een roman? Asjeblieft niet. Dan moet je voortdurend op je hoede zijn voor de kleinste veranderingen in stemming, houding en gezichtsuitdrukking. Stel je voor dat een hoofdstuk als volgt begint –
,,Jij bent vrijgezel, hè, dus bij jou hoef ik niet om raad te komen over meisjes.”
,,Nou ja, ik weet uit ervaring hoe het is om meisje te zijn.”
,,O ja?” Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes. ,,Is dat lang geleden?”
Wat betekent die beweging van de oogspieren precies? Wordt het ook net zo opgevat als bedoeld? Hoe redt het 'slachtoffer' zich uit de situatie? Hangt ook van het karakter van de persoon af, natuurlijk. Goed, met een beetje slimmigheid is daar waarschijnlijk nog wat van te maken, maar je hoeft in een spannend gesprek maar even een kriebeltje in je ooghoek te hebben, of zoiets onbeduidends, of de dialoog dreigt een volslagen andere wending te krijgen. "Zeg het met woorden" is mijn stelregel.

Volgens sommigen is er zelfs geen denken mogelijk zonder woorden; dieren en zuigelingen denken dus niet. Met die opvatting ben ik het niet eens, want velen denken ook in beelden. Maar zonder woorden blijven gedachten toch oppervlakkig, dat lijkt me helder.

Intussen mag duidelijk zijn dat ik niets heb tegen plaatjes; denk bijvoorbeeld aan mijn pleidooi voor schoonheid in de kunst. Plaatjes kunnen gevoelens oproepen, dorre teksten verhelderen, het leven veraangenamen, maar niets is zo veelzeggend als taal, woorden. Daarom is mijn raad aan ieder verstandig mens: zeg het met taal – zeg het met woorden.


maandag 16 juni 2014

Taalclassificatie

Een nieuw taxonomisch systeem voor de taalkunde

Hoe komt het dat Nederlands, Duits en Deens zoveel op elkaar lijken? Doordat we gemeenschappelijke voorouders hebben, de Germanen. Hebreeuws en Arabisch lijken wel op elkaar, maar in niets op de Germaanse talen; die behoren tot een andere taalfamilie. Boeiende materie; wil je taal begrijpen, dan moet je je in de verwantschap van talen verdiepen.
De wetenschap die zich in deze kwestie heeft gespecialiseerd is de vergelijkende taalkunde. Deze heeft zo'n beetje alle talen van de wereld ondergebracht in een classificatiesysteem, waarin elke taal onderdeel uitmaakt van een groep en die weer van een grotere groep, tot uiteindelijk – afhankelijk van de taalkundige school – zo'n 50 hoofdgroepen overblijven. Eén daarvan, de nummer 1 met de meeste sprekers en de nummer 3 of 5 van de meeste talen, is het Indo-Europees, waartoe ook het Nederlands en bijna alle andere Europese en enige Aziatische talen behoren. Dit niveau wordt meestal de taalfamilie genoemd.

Er is echter één probleem. In de biologie is een vergelijkbaar stelsel opgezet, van verwante organismen, uitgesplitst volgens het logische principe domein – rijk – stam – klasse – orde – familie – geslacht – soort, waarbinnen nog verfijningen mogelijk zijn. Kijk nu echter naar de taalkunde. Neem een taal als het Zoeloe; dat behoort tot de familie van de Bantoetalen die zelf weer onderdeel is van de Niger-Congofamilie. Niet erg duidelijk. Bovendien bestaan er voor de tussenstappen geen eenduidige aanduidingen.
Dat is niet alleen in het Nederlands zo, maar bijvoorbeeld ook in het Engels. Het woord "phylum" wordt soms gebruikt voor een groep van taalfamilies (dus een verzameling min of meer verwante hoofdgroepen), soms als synoniem voor "taalfamilie" en soms als subgroep daarvan (zoals de Germaanse talen). Begrijpelijk dat er pogingen gewaagd zijn hierin enige orde aan te brengen. Zo maakte ene Syndney Lamb de volgende indeling (van groot naar klein): phylum – class – order – stock – family – genus – language – dialect. Rasmus Rask rangschikte de talen als volgt (van klein naar groot): dialect – language – branch – stock – class – race. Een goede poging, maar nog niet overtuigend. Bovendien heeft het Nederlands dringend behoefte aan een classificatiesysteem, al was het alleen maar om de informatie op Wikipedia te verhelderen.

Welnu, we kunnen de biologische taxonomie als uitgangspunt nemen; wat in de levenswetenschap een soort is, is in de taalkunde een taal, en een taalfamilie is te vergelijken met een stam in de biologie. "Stam" is tegelijk een zeer geschikt woord om een hoofdgroep mee aan te duiden, en omdat we niet tweemaal hetzelfde woord gebruiken moeten we "familie" verderop in het schema zetten. Mijn voorstel is als volgt:
domeinstamsuperklasseklassesuperordeordesubordesuperfamiliefamiliesubfamilietaksectiegroeptaalstreektaalregiodialectgebiedsdialectdorpsvariant
Vetgedrukte woorden vormen de basis, cursieve woorden de tussenstappen die niet altijd nodig zijn.
Het zal even wennen zijn dat een taalfamilie voortaan "taalstam" heet, maar het wordt er vele malen duidelijker op.

Passen we het nu toe, dan krijgen we bijvoorbeeld de volgende analyses:
* (domein: Nostratisch)
           stam: Indo-Europees
                   (superklasse: Centum-talen)
                           klasse: Germaans
                                   orde: West-Germaans
                                           familie: Ingveoons
                                                   (tak: Anglo-Fries)
                                                           groep: Fries
                                                                  taal: Westlauwers Fries
                                                                          (streektaal: Woudfries)
                                                                                  (dialect: Gaasterlands)
* stam: Niger-Congo
           klasse: Atlantisch Congo
                   orde: Benue-Congo
                           (suborde: Bantoid-Cross)
                                   (superfamilie: Zuidelijk Bantoïde)
                                           familie: Bantoe
                                                   (subfamilie: Narrow Bantu)
                                                          (tak: Zuidelijk Bantoe)
                                                                  sectie: Nguni
                                                                          (groep: Zunda)
                                                                                  taal: Zoeloe
                                                                                          (dialect: Natals)

Zoals er in de biologie soorten zijn (bv. de Visarend) die een eigen familie vormen zijn er in de vergelijkende taalwetenschap talen die een eigen familie vormen; denk aan het Grieks. Er zijn zelfs talen die in hun eentje een eigen taalstam vormen; het Baskisch is zo'n geïsoleerde taal oftewel isolaat.

Men moet wel bedenken dat deze indeling gaat over levende talen; een historische taal als het Oud-Nederlands valt er daarom buiten. Zo komt ook het Afrikaans, dat voortgekomen is uit het Nederlands, op hetzelfde niveau te staan, dat van taal.


maandag 9 juni 2014

Het Kornalijnen Boekje

Spelling verandert voortdurend. Vanaf 1804 werden daar officiële regels voor uitgevaardigd, in 1954 voor de derde keer veranderd en meteen vastgelegd in het eerste Groene Boekje (eigenlijk: Woordenlijst Nederlandse Taal). In 2015 moet het Groene Boekje IV verschijnen. Daarin verandert niet veel ten opzichte van zijn voorganger, maar dat was bij II en III wel anders.
Neem de beruchte tussen-n-regels. Die werden in 1995 dusdanig onlogisch en riepen dermate veel weerstand op dat er tien jaar later twee nieuwe spellingsgidsen verschenen: het Groene Boekje III, waarin onder meer de tussen-n-regel werd bijgewerkt, en het Witte Boekje, een alternatieve spellingsgids die inmiddels ook als zodanig wordt erkend. Het Witte Boekje was ook een protest tegen alweer een spellingswijziging – het onderwijs kon het onderhand niet meer bijbenen, laat staan de gewone man.

Ik verwacht dat u van mij nu goede raad verlangt: welk van de twee moeten we volgen? Nu, wat je zeker van mij kunt verwachten is een tegendraadse opvatting, dus daar past het Witte boekje wel bij. Maar als het erop aankomt valt die tegen. Wat de tussen-n-regel betreft heeft het min of meer vastgehouden aan de onlogische regel uit 1995, terwijl een werkelijke verslechtering uit het Groene Boekje III wel werd overgenomen: het verdwijnen van het koppelteken uit drievoudig samengestelde zelfstandige naamwoorden. Zo behoorde je een gids voor wilde planten te schrijven als "wilde-plantengids" en een lid van de Tweede Kamer als "Tweede-Kamerlid". Nu is dat "wildeplantengids" respectievelijk "Tweede Kamerlid". Niet erg logisch.
Daarom wordt het hoog tijd voor een nieuwe spellingsgids, met logische regels die tenminste te leren zijn voor een buitenstaander. Gezien de kleuren die u omringen zou een oranje boekje misschien voor de hand liggen, maar dat zou niet erg oorspronkelijk zijn: er zijn al minstens drie verschillende Oranje Boekjes in omloop of in de maak. Daarom alvast het betere titelvoorstel voor de betere spellingsgids: het Kornalijnen Boekje. Kornalijn is de oude naam van Carneool, een prachtige oranje of rode variant van de edelsteen Chalcedon.

Aan welke regels moeten de woorden in het nog te schrijven Kornalijnen Boekje (dus niet "het Kornalijnenboekje") dan voldoen? Wel, kortweg: aan de officiële spellingsregels, maar met de volgende uitzonderingsbepalingen:

  1. samengestelde zelfstandige naamwoorden: met koppelteken, bijv. "lange-afstandsloper"; ook bijv. middelbare-scholier, ter-beschikkingstelling; samenstellingen met een hoofdletterwoord met kleine letter of koppelteken, bv. Bijbel – bijbelverhaal, Zoeloe – Zoeloe-vrouw 
  1. taalnamen en topografische namen: aanduidingen als "Vlaams Nederlands" en "Zeeuws Vlaanderen" zonder koppelteken (in tegenstelling tot bijv. "Oost-Pruisisch") 
  1. redengevend en oorzaakaanduidend voegwoord: de ten onrechte afgeschafte regel in ere herstellen: "omdat" bij reden, "doordat" bij oorzaak (bijv. "Het is licht in huis doordat de zon schijnt"; met "omdat" zou je suggereren dat je omdat de zon schijnt de lampen aangedaan heb, wat vreemd is) 
  1. het telwoord 1: altijd als "één", ter onderscheiding van het onbepaald lidwoord (in samenstellingen, zoals "opeen" geen accenttekens, want "een" kan niet in samenstellingen voorkomen) 
  1. stam+t bij tweede persoon enkelvoud: afschaffen de regel van "jij hebt" – "heb jij"; in beide gevallen zonder t is logischer 
  1. voornaamwoorden voor God: niet alleen persoonlijke, maar ook andere voornaamwoorden met hoofdletter (bijv. "De Eeuwige beloofde Zijn volk een land van melk en honing") 
  1. enkele bijzondere woorden: bijv. "rassisme" i.p.v. "racisme"

maandag 2 juni 2014

Psycho-analyse

of  De twaalf elementen van de menselijke geest


De menselijke geest is een zeer ingewikkeld verschijnsel, waarop de onderzoekende mens desondanks, of juist daarom, tracht vat te krijgen. Het is inzonderheid de psychologische wetenschap die zich hiermee bezighoudt. Deze wetenschap, die verscheidene vertakkingen telt, stelt zich tot hoofdtaak het menselijk gedrag te verklaren door algemeen geldende beginselen in de menselijke psyche (geest), de menselijke persoonlijkheid (karakter), te ontdekken.
Eén van de mogelijkheden hiertoe, in feite een psychoanalytische benadering, hoewel in deze vorm ook in die tak van wetenschap weinig toegepast, is verdeling in onderdelen. Een opzet.

Bewustzijn
Lichamelijk in-/uitschakelingsmechanisme van alle bewuste geesteswerkzaamonderdelen

1.     Persoonlijkheid
Bestaat uit twee gedeelten: 1. zelfbewustzijn; 2. karakter: a. samenhangend met instinct, omvat o.a. moed, ijver, luiheid, (on)afhankelijkheid, zelfbeheersing, idealisme, voorkeur; b. samenhangend met gevoel, omvat o.a. gezindheid/ welwillendheid, schaamte, ootmoed, eerzucht, achterdocht, jaloezie, (on)zekerheid, schuldgevoel (samenhangend met geweten)

2.     Gevoel
Eén van de belangrijke onderdelen van de geest; 1. innerlijk gevoel, omvat o.a. intuïtie, emotie, hartstocht, liefde, haat, angst, verdriet, medelijden, heimwee, weemoed, verlangen, depressie, verliefdheid, eenzaamheid, bezieling (bet. 2); 2. gevoeligheid, omvat o.a. spanning, mensenkennis en het "zesde zintuig": buitenzintuiglijke waarneming (samenhangend met ziel)

3.     Verstand
Tweede belangrijke geesteselement; gebruikt de hersenen, omvat denkvermogen, leervermogen, inzicht

4.     Geweten
In werking onafhankelijk, richtinggevend orgaan; deels aangeboren, deels gevormd

5.     Wil
Duidelijk onderscheidbaar onderdeel van de geest: het vermogen om keuzen te maken; uitvoerend orgaan, samenhangend met persoonlijkheid, beïnvloed door gevoel, verstand, geweten. Te onderscheiden in 1. theoretische wil (veelal werkend op lange termijn, samenhangend met verstand, geweten) en 2. praktische wil (veelal werkend op korte termijn, samenhangend met gevoel, waarneming (zintuiglijk))

6.     Sprekers
Uitvoerend denkvermogen (bewuste, onder woorden gebrachte gedachten), waarschijnlijk bestaand uit drie 'personen': (I). "prima" (m.n. gevoed door gevoel); (II). "reacta" (vnl. gevoed door gevoel); (III). "considérus" (m.n. gevoed door verstand)

7.     Instinct
Aangeboren 'gegevensbank', verantwoordelijk voor erfelijk bepaald gedrag, reacties, vaardigheden; ook karakter

8.     Ervaring
Of Herinnering. Geestelijk deel van het geheugen, samenhangend met gevoel; verwerking ofwel opslag van indrukken

9.     Associatievermogen
Door de hersenen werkende koppeling tussen zintuigen en geheugen

10.  Fantasie
Een gedeeltelijk onafhankelijke bron, in twee onderdelen bestaand: 1. ideeën en inspiratie ("bezieling" (bet. 1) in abstracte zin, "ingevingen" in 'concrete' zin), in nauwe samenwerking met gevoel, onderbewustzijn, verstand en herinnering, alsmede met de zintuigen (vgl. ook ziel); 2. voorstellingsvermogen (m.n. beeldend vermogen)

11.  Ziel
Geestorgaan waarmee contact kan onderhouden worden met het bovenzintuigelijke; in die zin kan de ziel een bron van inspiratie ('bezieling') zijn, zoals de fantasie, maar dan als tussenorgaan voor invloed van buitenaf

12.  Onderbewustzijn

Waarschijnlijk breed, zowel verstand-, gevoel-, persoonlijkheids- als geheugenkenmerken behelzend
_     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _     _

            Gemoed
Een enigszins vaag begrip, onder andere en met name in de betekenis van "tedere aandoeningen" (en dan synoniem met "hart"), voor de overzichtelijkheid liever onder te brengen onder gevoel en persoonlijkheid

            Hart
Nog breder en dus vager dan "gemoed" en bovendien (ten onrechte) associërend met het orgaan. Een achttal onderscheiden geestelijke betekenissen in te delen bij gevoel (3x), persoonlijkheid (3x), verstand (1x) en ziel (1x)


maandag 26 mei 2014

Kleren maken de vrouw

Bestaan er nog aantrekkelijke meisjes?

Kleren maken de vrouw. Op de deur van de dameskleedkamer staat een poppetje met een rokje – een vrouwtje.
"Kleren maken de vrouw" gaat tegenwoordig eerder op dan "kleren maken de man"; zeker voor wie het letterlijk opvat. Eerder heb ik hierover al het één en ander geschreven, maar omdat het toen zijdelings ter sprake kwam moesten er dingen blijven liggen.

“Waar kijk jij dan het eerste naar bij een vrouw?”
Deze vraag van mijn ploeggenoten bij de plantsoenendienst beantwoordde ik destijds tamelijk naïef, waarschijnlijk. “Nou… het hoofd, denk ik.” ‘t Gezicht, het haar. De kleren misschien ook.
Maar de meeste meiden en jonge vrouwen geven duidelijk te kennen dat er verder gekeken moet worden.
Die ziet er wel leuk uit. Alleen die spijkerbroek is jammer, maar verder is 't de moeite waard: lange blonde haren, mooie brede heupen, stevige benen… fraaie tekening, goed uier… tja, zo gaat dat.

Ergens op het internet vond ik een dubbelfoto van een aantrekkelijke vrouw van tweehonderd jaar geleden en eentje van nu. De eerste was een lieftallig meisje in een lange jurk van het kenmerkende model dat eeuwenlang geliefd was: met een strak bovenlijfje en een wijde rok. De tweede een hitsige hoer op naaldhakken, met geverfde lippen, een geruite panty en een kort rokje of broekje (dat was op de foto niet goed te zien).

Het valt me op dat vele, zo niet de meeste moeders hun dochtertje(s) leuker kleden dan zichzelf. Vanaf de tienerleeftijd wordt de kleding saai, nietszeggend, onvrouwelijk. In grote delen van Nederland komen dan ook geen echte meisjes meer voor; het spijt me dat ik het schrijven moet. En van de weinige meisjes die er nog zijn draagt vandaag de dag de helft – zeker de vijftien- tot twintigjarigen in het winterhalfjaar – zo'n zwarte legging met bijpassend ik-schaam-me-ervoor-dat-ik-een-meisje-ben-rokje.
Bestaan er eigenlijk nog aantrekkelijke meisjes? Ja, maar ze zijn uiterst zeldzaam geworden. "Eén uit een stad, twee uit een geslacht" in het gunstigste geval.
Kleding (en haardracht) bepaalt of iemand man, vrouw of twijfelgeval is, dat is mijn standpunt.

Er zijn de twee uitersten: enerzijds onthullende kleding die de aandacht op het lichaam richt en anderzijds kleur- en vormeloze, verhullende kleding. Maar er is ook een middenweg, die de twee deugden zedigheid en schoonheid verenigt, namelijk sierlijke kleding: zwierige lange rokken, folkloredansjurken… de mogelijkheden zijn er, alleen de moed ontbreekt.


maandag 19 mei 2014

Mannelijke geurtjes

Wie kent ze niet, de reclames voor deodorant, parfum, aftershave en dergelijke? Stoere kerels die trots zijn op dure geurtjes. Klinkt voor mij als een tegenstrijdigheid. Alsof je net zo'n flinke vent wordt als de reclameman door zijn merk luchtjes te kopen. Daar zit een luchtje aan…
Een man die parfum gebruikt – net zoiets als een adelaar die bosbessen eet.

Bovendien zijn die zogenaamd mannelijke luchtjes ook nog eens vreselijk chemisch. Misschien komen zulke luchtjes mannelijk over voor de vrouw van een chemisch fabrikant, maar voor mij in elk geval niet. Mannelijke geuren, dat zijn bijvoorbeeld sigaren- en pijprook, smeerolie, zaagsel, koeienmest, de geur van het vrije veld; en zelfs zweetgeur (al behoor ik ook niet bij de liefhebbers daarvan). Onder andere aan zulke natuurlijke geuren moet je een echte man kunnen herkennen.

Kortom, wat de reclame en de belhamels van de groep je ook mogen voorspiegelen, geurtjes uit een flesje of spuitbus zijn vrouwelijk. Of verwijfd.


maandag 12 mei 2014

Israël en de Palestijnen (slotopmerkingen)

Einde Palestijnen?

De bijdrage van vorige week zorgde voor een flinke discussie op Refoweb. Naar aanleiding daarvan een kort vervolg op het betoog; eigenlijk niet meer dan een paar opmerkingen, want het laatste woord is over deze ingewikkelde kwestie voorlopig niet gezegd en dat pretendeer ik dan ook niet te doen.

"Ik zou zeggen: Als het zo eenvoudig is, vertaal het in het Engels en mail het naar Kerry; Bibi en Abbas.
Of is deze blogspot wellicht toch een uitermate amateuristische symplificatie van het M.O.-probleem?"
Elke beschouwing van de kwestie in minder dan 10.000 woorden is noodzakelijk een simplificatie. Verregaande vereenvoudiging, dat is zeker de oplossing van Andrew Klavan, hoe schitterend fantastisch ook.
Ik blijf van mening dat de oplossing die ik uiteenzette één van de meest kanshebbende is, ware het niet dat het geboortecijfer van Arabieren beduidend hoger ligt dan van (verwesterde) Israëli's en dat de eersten zodoende in een verenigde staat binnen afzienbare tijd het numerieke overwicht kunnen hebben en dus de macht kunnen overnemen. Om dit te voorkomen moeten de Israëlische vrouwen zich minder richten naar westerse maatstaven, en geboortebeperking afwijzen. Goed. Intussen heeft Israël dan wel de kans te bewijzen het beste voor te hebben met ál zijn onderdanen, zoals nu de Israëlische Arabieren reeds ervaren.

Alleen de westerse wereld staat voor de zoveelste keer in de geschiedenis vijandig tegenover de Joden; het lijkt een wetmatigheid. Jy staan alleen in die land van melk en heuning – dat geldt misschien de Afrikaner, maar zeker de Israëli.
Het is me werkelijk een raadsel hoe dat komt; dat bijvoorbeeld de schuld van de armoede in de Palestijnse gebieden bij Israël wordt gelegd, ondanks de onophoudelijke stroom hulpgoederen vanuit het ook niet rijke Israël naar Gaza.
Voor een deel zou het als volgt te verklaren zijn, meent ene Timon Dias…
"Wat mijn studiegenoten betreft, kan ik hier toch altijd wel begrip voor opbrengen. Feit is nu eenmaal dat het bekritiseren van Israel de kans veel groter maakt op een date met die links-leunende moreel superieure mooie meisjes waaruit je sociale antropologie klassen bestaan, dan te suggereren dat het voortduren van het conflict in zijn essentie wellicht toch niet Israel’s schuld is. Een kwestie van prioriteiten."

Misschien evenwel zit er werkelijk meer achter – een andere dimensie, een hogere macht die partij gekozen heeft. Als dat zo is haalt politiek, in welke vorm dan ook, weinig uit en is de kans op een vreedzame oplossing nihil, want een oorlog in de geestelijke dimensie zal, zo voorspellen de oude profeten, zijn parallel hebben in de drie-dimensionale wereld.

Toch kan het nog interessant worden als de vermoedens dat de meeste Palestijnen van Joodse afkomst zijn juist blijken. Want "it is extremely revolutionary to tell people that their worst enemies are actually their brothers". Maar Israël mag gewoon niet bestaan. Een kwestie van prioriteiten.

maandag 5 mei 2014

Oplossing voor het Palestijnenprobleem

4 mei. Salafistische moslims komen samen voor herdenking van de slachtoffers van de "schaduwholocaust" die door Israël gepleegd zou zijn; de slachtoffers: Palestijnen. Die arme tweede-rangs-Arabieren zitten al tientallen jaren bijna letterlijk in de verdrukking, dicht opeengepakt in Gaza, weggeschopt door de Arabische wereld en Israël, veelal levend onder armoedige omstandigheden en bovendien stelselmatig volgestopt met Israël-haat, van thuis tot op school tot op straat en in de media.

4 mei. Europeanen komen samen voor herdenking van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog: soldaten, burgers, communisten, homo's, zigeuners (of worden die vergeten?) en ja, ook Joden; miljoenen. Dat zijn we moreel nog wel verplicht, maar daar houdt de sympathie voor het Joodse volk voor de meeste moderne Europeanen wel mee op. Want zoals Israël die arme Palestijnen onderdrukt, dat lijkt nergens op…

± 1040 v. Chr. Koning Sja'ul sticht de eerste staat Jisraëel, die door zijn opvolger Davied wordt uitgebreid en versterkt, met Jerusjaleem als nieuwe hoofdstad. Tot tweemaal toe wordt aan het bestaan van deze staat een einde gemaakt, de laatste in 70 n. Chr., maar in het land blijven Israëlieten wonen.
1920. Op de Conferentie van San Remo wordt de basis gelegd voor de nieuwe staat Israël, die in 1948 in het leven wordt geroepen.
1967. Egypte, Jordanië en Syrië vallen Israël binnen; dat slaat terug en verovert Sinaï, Golan, Gazastrook en Judea + Samaria ('Westelijke Jordaanoever'; zoiets als "Utrecht aan zee"). In daaropvolgende akkoorden stemt Israël ermee in deze gebieden weer op te geven, in ruil voor vrede. Israël voldoet in de komende jaren voor een groot deel aan die verplichtingen, maar de Palestijnen blijken niet bereid tot concessies. Israël is en blijft het enige land ter wereld (en het Joodse volk het enige volk) dat voortdurend met volledige vernietiging wordt bedreigd.
1993. In Noorwegen vinden onderhandelingen plaats tussen Israëlische en Palestijnse vertegenwoordigers, die uitmonden in de Oslo-akkoorden, die onder meer het betwiste deel van Judea en Samaria verdelen in verschillende zones en bepalen dat kwesties als grenzen, vluchtelingen, nederzettingen en Jeruzalem enkel via onderhandelingen mogen worden beslecht. Maar vervolgens eisen de Palestijnen dat Israël stopt met de bouw van nederzettingen (in zone C: Onder bestuur van de regering van Israël) alvorens te willen onderhandelen. Intussen nemen de VN de ene anti-Israëlresolutie na de andere aan, terwijl anderzijds het seculiere Israël zich beroept op bijbelse landbeloften. En elke keer lopen de onderhandelingen weer vast.

Plotseling wordt de oplossing voor het conflict op een presenteerblaadje aangereikt: Abbas dreigt de Palestijnse Autoriteit op te heffen; eind april 2014. Overigens niet voor het eerst. Maar Israël aarzelt. Durft het de verantwoordelijkheid niet aan?
Natuurlijk, de eerste tijd zal het er niet rustiger op worden en de voortdurend door Palestijnse raketten bedreigde Israëlische bevolking zal niet meteen rust krijgen. Maar dit is de kans van je leven, Israël! Maak er geen misbruik van en neem de verantwoordelijkheid ook de Palestijnse bewoners een goed bestaan te bieden een stap te zetten in de richting van blijvende vrede in het heilige land.
Ben ik zo'n idealistische dromer als ik me een Israëlische staat voorstel zonder happen eruit en zonder dreiging van Palestijnse terroristenorganisaties omdat de Palestijnen, Arabieren, Druzen, samaritanen, joden, christenen, negers en wie er allemaal nog meer mogen wonen, in vrede samenleven? De enigen die dit ideaalbeeld in de weg staan zijn uiteindelijk de Arabische fanatici die met hun onbegrijpelijk buitenproportionele jodenhaat velen in ieder land in het Midden-Oosten en daarbuiten ophitsen dit niet toe te staan.
En daarom moet er nog heel wat gebeuren; onder de Palestijnen moet een Ghandi of Mandela opstaan die jodenhaatzaaiende schoolboeken, radio- en tv-programma's en terreurnetwerken de wereld uit helpt. En in Europa mensen die hier het antisemitisme (wie weet nog dat daar strikt genomen ook Arabierenhaat onder valt?) tot bedaren brengen en ook de Nederlandse media zuiveren van jodenhaat.
Het zou me niet verbazen als Israël dan bereid is de 'Palestijnen' als volwaardige staatsburger te aanvaarden (zoals nu al het geval is met Arabieren in andere delen van Israël), inclusief hun godsdienst en alles wat daarbij hoort – alles, behalve de vorm van godsdienstfanatisme die pas doet rusten als de gehele wereld, en in het bijzonder een heilige plaats als Jeruzalem, met geweld vrij gemaakt is van alles wat niet mohammedaans is.

dinsdag 29 april 2014

Economie-kabinet komt met Natuurvisie

De "schijnbare tegenstellingen tussen natuur, landbouw en wonen" moeten worden doorbroken, meent staatssecretaris Sharon Dijksma van het ministerie van Economische Zaken. "Natuur hoort midden in de samenleving thuis en niet alleen in beschermde gebieden. Mensen kunnen zelf meer doen om hun omgeving 'groen' te houden." Dit is zo'n beetje de rode draad in de onlangs gepubliceerde Natuurvisie.

Het klinkt sympathiek: het moet afgelopen zijn met de strikte scheiding tussen natuur en economie. Natuur in Nederland is bijna per definitie door de mens gevormd of op zijn minst beïnvloed, en een boer is bijna per definitie een "groene ondernemer" die dus werkt met de natuur. Mee eens. Nederland is te klein voor een strikte scheiding van functies, de casco-benadering. De Natuurontwikkelingsvisie heeft enkele waardevolle grote natuurgebieden opgeleverd, maar het lijkt me niet wenselijk als deze zienswijze het Nederlandse landschap gaat bepalen.
De lijn van de regering is al jaren, maar met de nieuwe Natuurvisie duidelijker dan ooit, de Functionele Natuurvisie: natuur is overal, en iedereen kan eraan bijdragen. En dat klopt, tenminste voor een deel: boeren zijn als ze willen en er de mogelijkheden voor hebben in staat niet onbelangrijk bij te dragen aan de natuur. Dat blijkt uit het concept Boeren voor Natuur: boeren krijgen een vergoeding om het productieniveau van hun bedrijf te verlagen ten gunste van natuurwaarden; en dat lijkt te werken.
Maar om eerlijk te zijn: ik ben wat sceptisch ten opzichte van de natuurvisie van een kabinet dat landbouw en natuurbeheer ondergebracht heeft bij het ministerie van Economische Zaken. Van een bezuinigingskabinet dat de economie uit het slop moet trekken verwacht ik eerlijk gezegd niet zo veel op natuurgebied. Zo hoefde het geen verbazing te wekken dat de uitvoering van de Ecologische Hoofdstructuur (nu Nationaal Natuurnetwerk) werd uitbesteed aan de provincies en dat de SAN werd afgeschaft. Gelukkig is daarvoor in de plaats een landbouwtoeslagenstelsel gekomen, maar ik betwijfel of dat de natuur evenveel oplevert als de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer deed. De tijd zal het leren. En dan nu een extra stimulans voor boeren, burgers en bedrijven om wat aan natuur te doen. Daarvoor wordt voor de komende vier jaar – niet schrikken! – wel tien miljoen euro gereserveerd. Gemiddeld ruim zestig cent per persoon. Mooie woorden ("duurzaamheid", "groen ondernemerschap" enz.) die de armoede moeten verhullen.
Het lijkt me een slecht teken dat ook Natuurmonumenten de burger meer wil inschakelen bij de inrichting van natuurgebieden.

Wat levert de Functionele Natuurvisie op? Wat meer paardenbloemen en koolwitjes, maar geen orchideeën en parelmoervlinders. Die voor Nederland te behouden is het doel van de derde grote natuurvisie: de Klassieke Natuurbeschermingsvisie. In die zienswijze zijn soortenrijke biotopen met veel zeldzame soorten het waardevolst. Het streefbeeld is een halfnatuurlijk landschap dat lijkt op Nederland van rond 1850: kleinschalige landbouw zonder overbemesting, vervuiling en verdroging, afgewisseld met bos en hei. Goed, ik ben realistisch genoeg om te zien dat we niet terug kunnen naar de negentiende eeuw en ook de armoede van toen niet terug willen, maar met onze huidige middelen moet er toch een flinke stap in de goede richting mogelijk zijn. Denk bijvoorbeeld aan de Drentsche Aa en tal van andere kleine natuurgebieden die in oude staat zijn behouden of hersteld. Puur genieten voor de natuurliefhebber. Voor het overige moet de boer zelf (aan wiens grootouders wij die juweeltjes te danken hebben) het beheren van de natuur 'herontdekken', bijvoorbeeld middels een concept als Boeren voor Natuur. En dan is "continuïteit" ("duurzaamheid" voor mijn part) het sleutelwoord, omwille van zowel landbouw als natuur.

maandag 21 april 2014

Opstaan uit de dood… kan dat?

Het verhaal van Pasen

De Passionen en The Passion hebben Nederland zich helpen herinneren wat ook alweer het verhaal achter Goede Vrijdag was: het lijden en sterven van Jezus. Maar Pasen? Wie gaat je dat vertellen? Wel, in een paar woorden: Pasen is de herdenking van de opwekking/ opstanding van Jezus uit de dood. Hè, kan dat, opstaan uit de dood?

>>Na de sabbat, toen de ochtend van de eerste dag van de week gloorde, kwam Maria uit Magdala met de andere Maria naar het graf kijken. Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. Hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw. De bewakers beefden van angst en vielen als dood neer. De engel richtte zich tot de vrouwen en zei: ‘Wees niet bang, ik weet dat jullie Jezus, de gekruisigde, zoeken. Hij is niet hier, hij is immers opgestaan, zoals hij gezegd heeft. Kijk maar, dat is de plaats waar hij gelegen heeft.<< (Mattheüs 28, het vervolg op Bachs Passion)

,,Wetenschappers en moderne theologen beweren dat de Opstanding niet echt gebeurd kan zijn,” zegt de dominee. ,,Je moet het psychologisch zien, zeggen ze. Maar wij geloven dat Jezus wel lichamelijk is opgestaan. Laten wij vasthouden aan het lege graf.” Kortom: het verstand zegt dat het niet kan, maar de gelovige moet het verstand opzij zetten en domweg geloven. Wat een zwaktebod.
Voor een kind dat opgevoed is met het geloof is het voldoende het opstandingsverhaal en andere bijbelverhalen te geloven omdat ze in de Bijbel staan, omdat vader, moeder en de predikant zeggen dat ze echt gebeurd zijn. Maar een volwassen eenentwintigste-eeuwse westerling mag daarmee niet volstaan. Wie iets gelooft moet in deze tijd om ernstig genomen te worden kunnen uitleggen waarom.
Welnu, kun je opstaan uit de dood? In de Bijbel staan negen gevallen van iemand die uit de dood werd opgewekt; Jezus (Jesjoea) was de zevende (opgewekt door God; en omdat Hij volgens de Bijbel zelf ook God was wordt ook wel gesproken van opstanding). Daarnaast voorspelt de Bijbel dat aan het einde der tijden alle mensen die ooit zijn gestorven uit de dood zullen opstaan ("sommigen om eeuwig te leven, anderen om voor eeuwig te worden veracht en verafschuwd", Daniël 12). Kletspraat? Wie een beetje thuis is in de Bijbel zal dat niet zo snel zeggen. De Bijbel is namelijk een doorwrocht geschrift dat overal toetsbare feiten vermeldt (waarvan vele in onze tijd worden geverifieerd) en tal van voorspellingen bevat die eeuwen later (bv. in de tijd van Jesjoea) zijn uitgekomen. Dus als iets in de Bijbel staat is er reden om belang te hechten aan de historische juistheid ervan.
Maar opstaan uit de dood? Het hele biologische afbraakproces dat in gang gezet is weer om te keren? Hier ligt een denkfout op de loer: "Als iets niet verklaarbaar is kan het ook niet" – een tamelijk kortzichtige bewering, want "niet verklaarbaar" is volslagen afhankelijk van de stand van de wetenschap op het bewuste tijdstip. Is een natuurverschijnsel als bolbliksem pas in de twintigste eeuw mogelijk geworden? Stel je voor – dan was er vóór 1600 geen zwaartekracht!

En de opstanding van Jesjoea dan? Zelfs al zouden dergelijke wonderen in theorie kunnen gebeuren, is het aannemelijk dat het in dit geval ook echt gebeurd is? Ja; het is aannemelijker dat het echt gebeurd is dan dat het een verzinsel is.
Welke bronnen zijn er over het leven van Jesjoea? Om te beginnen vier biografieën, als "evangelie" opgenomen in de Bijbel (wat ze niet minder betouwbaar maakt); daarnaast enkele opmerkingen in brieven van o.m. de apostel Paulus en Romeinse schrijvers. Ruben Jorritsma analyseerde de gegevens en besloot dat het feit dat Jezus werkelijk is opgestaan de beste verklaring biedt voor de volgende reeks feiten:
  1. Jesjoea werd gekruisigd.
  2. Jesjoea werd begraven door Josef van Arimathea.
  3. Het graf was leeg.
  4. Jesjoea's discipelen (leerlingen) zagen verschijningen van Jesjoea na zijn dood.
  5. De discipelen kwamen tot de overtuiging dat Jesjoea was opgestaan (waardoor ze er zo nodig de marteldood voor over hadden).
Hiervoor zijn de volgende verklaringen aangedragen:
  1. De discipelen hebben het lichaam gestolen en gelogen over de verschijningen – verklaart feit 3, maar niet 5;
  2. De verschijningen waren een hallucinatie – verklaart feit 3 niet en 5 weinig beter;
  3. Jesjoea heeft de kruisiging overleefd – op alle punten (misleiding van de soldaten, overleven in een graf zonder verzorging, ontsnappen uit bewaakt graf) onwaarschijnlijk
  4. Jesjoea is opgewekt uit de dood – verklaart alle feiten en sluit aan bij de Oud-Testamentische profetieën.
>>Terwijl de vrouwen onderweg waren, gingen enkele van de bewakers naar de stad. Daar vertelden ze de hogepriesters alles wat er gebeurd was. Die vergaderden met de oudsten en besloten de soldaten een flinke som geld te geven en hun op te dragen: ‘Zeg maar: “Zijn leerlingen zijn ’s nachts gekomen en hebben hem heimelijk weggehaald terwijl wij sliepen.” En mocht dit de prefect ter ore komen, dan zullen wij hem wel bepraten en ervoor zorgen dat jullie buiten schot blijven.’ Ze namen het geld aan en deden zoals hun was opgedragen. En tot op de dag van vandaag doet dit verhaal onder de Joden de ronde.<<
– Zou jij die bewakers geloven? Ik niet, zeker met wat ik nu weet.

Ergo – wie goed nadenkt gelooft in de opstanding. Van Jesjoea, maar dan waarschijnlijk ook van onszelf…

maandag 14 april 2014

Kerksnoep

In bevindelijke kerken bestaat de merkwaardige gewoonte om één, twee of drie keer tijdens de preek rollen snoep rond te delen. Zoals we vorige maand zagen neemt dit gebruik af als de preek minder somber wordt en zodra de preekduur onder de vijfenveertig minuten duikt verdwijnt het.

Wanneer dit gebruik is ontstaan heb ik niet kunnen achterhalen, maar het zal ongetwijfeld bedoeld zijn geweest om wakker te blijven tijdens een lange preek. Jarenlang werd dan ook uitsluitend pepermunt gebruikt; King is er groot door geworden. De laatste tijd is het pepermuntje slechts één van de vele kerksnoepjes. Maar nog altijd worden vooral rollen snoep gebruikt omdat die gemakkelijk door te geven zijn door de kerkbank. Kerksnoep vervult daarmee een sociale functie die in gemeenten die dit gebruik niet meer kennen vervuld wordt door begroetingen en gesprekken vóór en koffiedrinken na de dienst.

Maar waarom moesten er pepermuntjes geslikt worden om wakker te blijven? Kennelijk wist de prediker zijn boodschap niet goed meer over te brengen en/ of had de boodschap de hoorder niet veel meer te zeggen.
Je kun niet zeggen dat het aantal verslonden snoepjes tijdens de preek een maatstaf is voor de kwaliteit van de preek, want zoals we vorige week zagen is het één van de wetmatigheden binnen het Nederlandse protestantisme; dus een dominee in een 'zware' kerk kan preken wat hij wil, maar de kauwende kaken krijgt hij niet stil. Toch zegt het wel iets. Als de prediker zo welsprekend is dat je de tijd vergeet, dan vergeet je ook je snoepjes; als de behoefte aan de boodschap (Gods Woord) zo groot is als ten tijde van de Hervorming of onder opwekkingen, dan is er geen behoefte aan kerksnoep. Dus snoepen in de kerk is welbeschouwd een verwerpelijke gewoonte.
De oplossing is niet gelegen in het verkorten van de preek, zoals in de lichtere kerken gebeurt; de aanpak in evangelische kringen, boeiender preken, komt meer in de buurt. Maar ik zie vooral heil in de benadering van evangelist Jacques Brunt: "Een prediker moet prikkelend spreken, zodat mensen uitgedaagd worden het Woord te herontdekken." Druk bladerend in je bijbeltje, mooie gedachten en nieuwe inzichten opschrijvend en aan de lippen van de spreker hangend vergeet en veracht je snoepjes ten enenmale. Waarschijnlijk hopen de kosters er (tegen beter weten in?) nog altijd op dat dit gebeurt, want dat zou de overmatige kerkverlichting verklaren en, als het werkelijkheid wordt, nuttig maken. En zo wordt kerkgaan een zinvolle bezigheid.

maandag 7 april 2014

'Freegans', de moderne vrijbuiters

Is het nodig om goede etenswaren uit afvalbakken te halen?

Het is werkelijk een gedrocht van een woord; maar de inhoud is loffelijk. 'Freeganisme' – een samentrekking (kofferwoord) van "free" (vrij) en "veganism" (levenswijze zonder gebruik van dierlijke producten) – is een vorm van verzet tegen de westerse consumptiemaatschappij, in het bijzonder tegen de verspilling van voedsel die in onze samenleving gewoon is geworden.
Wat doet een freegan? Wel, 'dumpster diven' – weer zo'n waardeloze pseudo-Engelse term. Afvalbakduiken, letterlijk. Het Duits gebruikt 'Containern', ook een waardeloze term. Het Deens heeft er wel een eigen woord voor bedacht: "skraldning", afgeleid van "skrald", afval. Maar het is intussen duidelijk geworden: een freegan duikt in afvalbakken – en waarom? Om daar zijn levensonderhoud uit te halen. Ajakkes…

Maar stel je gerust. Het is meestal niet zo smerig als het lijkt. Je moet niet denken aan half opgegeten boterhammen uit de prullenbak op straat, maar aan zo'n grote afvalbak achter de supermarkt, waar dozen vol wijn, zuivel, groente, fruit en tal van andere puike levensmiddelen zijn te vinden. Alleen het is over de datum, of bijna. Nou en? Over de datum betekent meestal niet "overstuur" (volg de snelkoppeling en overtuig jezelf).
Zo doende is een freegan goedkoop uit; net als zo'n zeeschuimer van vroeger. Een "vrijbuiter" heet zo'n piraat ook wel. Tegelijkertijd staat "vrijbuiter" ook voor iemand die zich niet zoveel gelegen laat liggen aan wat 'hoort', aan hoe men meent dat het moet, aan maatschappelijke regels. Aansluitend aan deze twee betekenissen wil ik er nog een derde aan toevoegen: "iemand die weggegooid goed voedsel uit afvalbakken rooft". Een vrijbuiter is dus wat men tot nu toe nog noemt een freegan en freeganisme is moderne vrijbuiterij. Want een vrijbuiter is letterlijk iemand die vrije buit behaalt. In dit geval gratis voedsel.

Dat deze 'buit' door zijn vorige bezitters werd versmaad is een schande voor de samenleving, een kwade uitwas van het kapitalisme. Het schijnt dat ongeveer een derde van al het voortgebrachte voedsel ongebruikt wordt weggegooid (in Amerika is het nog erger, maar daar hebben we het vandaag niet over). Een deel gebeurt al in de industrie, een deel bij de handel en een deel bij de consument. Het gaat om voor het overgrote deel goed voedsel, met een totale waarde van miljarden euro's per jaar. Dit is wel erg zonde van het geld, maar ook van de milieubelasting die met de voedselbereiding gepaard gaat en bovendien kunnen we het niet verantwoorden tegenover de Schepper en de hongerlijdende medemens.
Het goede nieuws is dat de overheid er nu aandacht aan besteedt en de voedselverspilling bij industrie en supermarkten probeert terug te dringen. Zo is er een documentaire gemaakt over het weggooigedrag van supermarkten. De grootste verspiller van allemaal, Jumbo, heeft zich dit aangetrokken en zoekt nu contact met de voedselbank. Een goed begin.
Maar de situatie is nog steeds schrijnend. Restaurants en evenementen die na 23:00 uur sluiten kunnen moeilijker hun overtollige voedsel kwijt bij voedselbanken (die sluiten eerder) en dus worden er tonnen kostbaar eten in de vuilnisbak gekieperd. En de gemiddelde consument gooit nog evenveel weg als vijf jaar geleden. Kortom: het is goed dat vrijbuiters aandacht schenken aan dit probleem, op hun eigen onconventionele wijze. Eigenlijk smaakt een vruchtensalade van ooft uit de vuilnisbak zelfs lekkerder dan eentje uit de supermarkt, want het is eerlijk voedsel, gered van de verspilling.

Dus, ja: het is nodig om goede etenswaren uit afvalbakken te halen. Dat blijft het zolang Nederland zijn verantwoordelijkheid niet neemt, bang is voor een minder mooi plekje op een appel en niet door heeft dat de datum op een verpakking niet de uiterste, maar de minimale houdbaarheid aangeeft.


dinsdag 25 maart 2014

1 april

1 april 1944 – Volgens de Barneveldse Krant zal er deze dag op het station met de trein uit België een bijzonder paard aankomen, Lirpa 1, een kruising tussen een Belgisch trekpaard en een Nijlpaard, met een buitengewone lengte, kracht en uithoudingsvermogen. Honderden paardenliefhebbers trekken naar Barneveld.

1 april 1969 – Het journaal meldde dat op deze dag een landelijke actie zou worden gehouden om 'zwartkijkers' op te sporen. Controleurs zouden een scanner gebruiken die alleen niet werkte bij een in aluminiumfolie verpakte tv. De volgende dag is in de meeste winkels het aluminiumfolie uitverkocht.

1 april 1981 – Volgens de Britse krant Daily Mail missen de organisatoren van de Londense marathon een Japanse deelnemer. De oorzaak is waarschijnlijk dat in de Japanse versie van de inschrijfbrief stond dat het zou gaan om een tocht van 26 dagen i.p.v. 26 mijl. Mensen worden opgeroepen om de hardloper die al dagenlang bezig is tot stoppen te bewegen.

1 april 2006 – De website Kennislink.nl presenteert het Blauwe Boekje, een tegenhanger van het Groene en het Witte Boekje. De nieuwe spellinggids is vooral gericht op internetgebruikers en sms'ers, bijvoorbeeld door weglating van apostrof en trema. Vierhonderd mensen tekenen in voor een gratis exemplaar.

1 april 2008 – De BBC meldt dat er vliegende pinguïns zijn gevonden. Het gaat om een kolonie Adélie-pinguïns op een eiland ten zuiden van Vuurland. Als bewijs wordt een documentaire vertoond.

1 april 2013 – Google lanceert een nieuwe zoekfunctie, Google Nose, om geuren te zoeken op het internet.

Al minstens vijf eeuwen nemen mensen rond 1 april medemensen in de maling. Hoeveel mensen er precies aan doen is niet bekend; de meeste grappen worden namelijk niet geregistreerd. Maar het zijn er veel; de reden van niet meedoen is vaak vergeten of niet op tijd kunnen bedenken van een goeie grap. Slechts vrij weinig mensen hebben er echt maling aan.

Het CBS becijferde onlangs dat jaarlijks een slordige 10 miljoen euro wordt uitgegeven aan 1-aprilgrappen. Losse schoenveters, plintenladders en blikjes ooievaarskuitenvet zijn gratis, maar je kunt rond 1 april voor een duur grapje komen te staan.
Dat kan goedkoper.

Op aandringen van enkele hogere ambtenaren die de 1-aprilstatistieken onder ogen kregen heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap begin dit jaar besloten een onafhankelijk adviesbureau in te schakelen. Vorige maand kwam dit bureau met het volgende advies: verbied 1-aprilgrappen. Na rijp beraad heeft het ministerie besloten deze raad op te volgen. De verwachting is dat dezer dagen de besluiten in de media komen, waarna er juridische maatregelen genomen kunnen worden. Of dat al gaat lukken vóór 1 april 2014 is zeer de vraag, want één en ander zal de nodige tijd vergen. Maar de afwikkeling zal dan toch nog in de loop van dit jaar moeten plaatsvinden. Spijtig voor de grappenmakers, maar binnenkort is het voorbij.

Grappen maken is leuk, maar het moet geen geld kosten.

maandag 24 maart 2014

West-Veluws sterft uit

West-Veluws sterft uit

Dialectologen luiden de noodklok

BARNEVELD – Het West-Veluwse dialect, gesproken in de Gelderse Vallei en aan de westrand van de Veluwe, staat op het punt uit te sterven. Als er geen maatregelen worden getroffen om deze streektaal nieuw leven in te blazen zal het binnen vijftig jaar verdwenen zijn, melden diverse deskundigen op het gebied van de Nederlandse dialecten.

Uniek
Het West-Veluws is één van de twee hoofdafdelingen van het Veluws, een Saksisch dialect. Het West-Veluws wordt gesproken in het gebied met als voorpost in het noorden Nunspeet, in het zuiden Ederveen, in het westen Scherpenzeel en Bunschoten en in het oosten begrensd door de waterscheiding van het Veluwemassief. Het door sommige dialectologen onderscheiden Gelderse-Valleis overlapt grotendeels met het West-Veluws. Elk dorp kent zijn eigen variant.
Het West-Veluws is de meest westelijke voorpost van het uitgestrekte Saksische dialectgebied en grenst in het zuiden en westen aan de Frankische dialecten en in het noordoosten aan het Fries. Hierdoor is een uniek overgangsdialect ontstaan met zowel Frankische als Saksische kenmerken. Zo is het West-Veluwse woordje "jie" de tussenvorm tussen het westelijke "jij" en het oostelijke "ie".

Zorgwekkend
De invloed van het westen doet zich echter steeds meer gevoelen. Werd de werkwoords- en meervoudsuitgang "-en" oorspronkelijk volledig uitgesproken, waar in het westen de -n ingeslikt wordt en in het oosten de -e-, tegenwoordig is de westelijke variant volkomen ingeburgerd in het West-Veluws. Zorgwekkender is echter de ontwikkeling dat de jeugd de streektaal helemaal niet meer beheerst. In streken als het oosten, noorden en zuiden van het land zullen de dialecten lang standhouden, zeker door sterke plaatselijke dialectverenigingen die tal van initiatieven ontplooien. Dit is echter nauwelijks het geval in het midden van het land waar bovendien na de westelijke gebieden het dialect bedreigd wordt door het Standaardnederlands en door cultuurverandering die ook andere streekkenmerken onder druk zet.

School
Een halve eeuw geleden sprak vrijwel niemand in de dorpen ‘Hollands’. Een anonieme Lunteraan vertelt: “Je heurde nie aanders. Net in Ee, dat het gien eige taol, mar veerder praotte iedereên Veêluws. Wel verschil netuurlijk waor of je vandaon kwam. In Schaarpezeel praotte ze aanders as hier in Lunteren, en in Barreveld nog weer aanders, en hoe veerder of je n’r ’t noorde gaoi, hoe platter of ’t wördt. Bie ons liekt ’t meer op ’t Hollaands as in Koôtjebroek. Mar zoas noe, dat je zwat naarges gien Veêluws meer heur, nee, dat besting nie. Niet alleên bie de boere, mar evezogoed op ’t daarp praotte de kiender gewoôn Veêluws. Op school ok, dus as je van Barreveld noar Lunteren kwam leerde je as kiend op school Lunters. De meesters en juffrouws deeje de lesse wel in ’t Hollaands, dus dat leerde je best. Mar de taol heurde bie de stee waar of je vandaon kwam. Dat gaot de leste tied vurt, en da's iezig zund, waant wie weet noe nog wat "bestreeksele" betekent, of "vleut", of "schoediestel"?”
Een klein dorp met een behoudende, hechte gemeenschap als Kootwijkerbroek is één van de laatste bolwerken van het West-Veluws. Het Veluws klinkt daar ook veel platter dan in Renswoude of Ederveen. Maar zelfs hier dringt langzamerhand het verschijnsel door dat wie een hogere opleiding genoten heeft minder geneigd is dialect te gebruiken; eerst op het werk, maar geleidelijk ook thuis. En in tegenstelling tot streken als Twente en Groningen ontbreekt in de Gelderse Vallei het dialectminnende segment van de intellectuele bovenlaag nagenoeg.
Volgens kenners is het daarom voor het behoud van een belangrijk stuk Veluwse cultuur van groot belang dat er actie wordt ondernomen om het West-Veluws in de Gelderse Vallei nieuw leven in te blazen, bijvoorbeeld door dialectgebuik op scholen aan te moedigen, onder meer door voorlichting. Daarnaast zouden er vertaalprojecten kunnen worden opgezet, zoals een bijbelvertaling in het West-Veluws. In Twente, Groningen, Limburg, Zeeland en Friesland (al is de situatie in die laatste provincie wat anders) hebben dergelijke initiatieven bijgedragen aan eerherstel voor de streektaal.