maandag 9 september 2013

Nederlands zelfvertrouwen

Wij zijn best goed,
we zijn best goed.
We moeten echt niet denken dat elk ander volk altijd alles beter doet –
we zijn vaak minstens even – nou ja, minstens even is misschien wat overdreven, maar –
net zo g– nja, bijna net zo goed.
Ik zie daarom de toekomst met vertrouwen tegemoet:
we zijn best goed, we zijn best goed.

Een jaar of tien geleden schreef Jeroen van Merwijk het Lied herstel zelfvertrouwen Nederlandse volk. Heeft dat zijn vruchten afgeworpen en ons zelfvertrouwen opgekrikt?

Een Amerikaan of Engelsman neemt niet eens de moeite om een Nederlandse naam op z'n Nederlands uit te spreken, maar wij spreken zelfs Nederlandse namen op z'n Engels uit als we hij met een buitenlander in gesprek zijn. We verwijzen hem dan geestdriftig naar Emsteɕdem of Joetɕecht. Onderling hebben we het over Amerikanen als Roesevelt en Bieki.
Als we naar het buitenland gaan leren we een paar handige woorden en zinnen uit de landstaal en verder redden we ons met Engels. Als er een buitenlander naar Nederland komt spreekt hij zelden andere talen dan zijn eigen moedertaal, want Nederlanders doen hun best wel om hem in (zijn eigen taal of) het Engels aan te spreken. We sloven ons uit om een goede indruk te maken en we geven een expat die graag Nederlands wil leren niet eens die kans, doordat we als we een buitenlands accent horen meteen overschakelen op Engels. Wetenschappelijke publicaties schrijven we om mee te tellen in het Engels en nemen niet eens de moeite om ze even in het Nederlands te vertalen. We lezen graag Engelstalige romans, want dat vergroot ons zelfvertrouwen.

Wil je je publiek bereiken, maak dan je reclameleuzen – herstel: slogans – in het Engels, en verzin voor de functietitel in een carreersite een vage Engelse term. Althans, men meent dat dat werkt; of het waar is valt te betwijfelen.
Jongerentaal is al half Engels, managers-taal driekwart, computer­-taal voor negentig procent en alleen losers spreken met een ander accent dan Goois, Haags of eventueel Amsterdams. In  sommige eet- en drinkgelegenheden kun je zelfs niet eens in het Nederlands bestellen. Ik zou zeggen: mijd die zaken.
De aanwijzingen op Schiphol zijn in het Engels. Verkeersborden geven een tijdsspanne aan met "h" (maximumsnelheid geldt tussen 6 en 18h), hoewel dat alleen een symbool is voor "uur" als wetenschappelijke tijdseenheid en zeker niet is bedoeld voor tijdstipaanduidingen in Nederland.

Als klap op de vuurpijl hebben we Holland's got talent. Kijk, America's got talent suggereert al het tegendeel, maar de Hollandse versie klinkt als "Ikke ook groot!" Een koter ziet zijn grote broer een poppetje tekenen. Nederland heeft zeker talenten, maar we zijn zo druk ons gebrek aan zelfvertrouwen te etaleren dat ze dreigen onder te sneeuwen.
Het Nederlands is met zo'n dertig miljoen sprekers één van de grotere talen van de wereld; maar wij voelen ons een klein volkje.
En nu heb ik het alleen nog maar over de taal gehad, al zegt taalgebruik wel veel over de taalgebruiker. Eerlijk gezegd denk ik dat we best wat meer zelfvertrouwen kunnen gebruiken:

We zijn ook goed in dingen hoor, vergis je niet –
we zijn best goed. We zijn bést goed.

Laatst nog, met iets.

maandag 2 september 2013

De kracht van de komma

Niet voor niets zijn rabbijnen zo gespitst op "tittel en jota". Een klein leestekentje maakt soms een groot verschil. Een voorbeeld waarbij wij Nederlanders ons iets kunnen voorstellen is de komma.

In vroegere teksten werd kwistig gestrooid met komma's. Zie bijvoorbeeld de volgende zin uit de Statenvertaling:
"Als Heródes zag, dat hij van de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en enigen afgezonden hebbende, heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem, en in al deszelfs landpalen waren, van twee jaren oud en daaronder, naar den tijd, dien hij van de wijzen naarstiglijk onderzocht had."
Voorbijgaand aan de gruwelijke inhoud van het citaat merken we op dat voor de moderne lezer ten minste vier van de acht komma's functieloos of zelfs misplaatst zijn. (Overigens stonden er in de oorspronkelijke tekst van 1637 twee komma's minder, dus het scheutige kommagebruik is van later datum.) Wat was dan het nut van zoveel scheidingstekens? Misschien dit: dat ze het lezen vertragen, opdat de lezer aandachtig elke zinsnede in zich opneme.
Maar hoe verstandig de negentiende-eeuwse Nederlander ook was, de bakens zijn verzet en voor de komma gelden nu andere regels.

De komma is te vergelijken met de pion in een schaakspel. Hij is slechts één van de vele, is beperkt in zijn mogelijkheden, wordt gemakkelijk opgeofferd, maar is soms van doorslaggevend belang. Dat dit ook voor de komma geldt maken de volgende voorbeelden duidelijk.
(A) "Tot de oorspronkelijke bevolking van Zuid-Afrika behoren onder anderen Bosjesmannen en Hottentotten, die voornamelijk in de omgeving van de Kaap woonden." De schrijver vertelt dat (onder anderen) Bosjesmannen en Hottentotten voornamelijk in de omgeving van de Kaap woonden.
(B) "Tot de oorspronkelijke bevolking van Zuid-Afrika behoren onder anderen Bosjesmannen en Hottentotten die voornamelijk in de omgeving van de Kaap woonden." Nu woonden alleen de Hottentotten in de omgeving van de Kaap.
Een ander, iets minder ingewikkeld geval:
 (A) "Het eiland is niet verdwenen, zoals enkele geologen hadden voorspeld." Dus: de voorspelling is uitgekomen.
(B) "Het eiland is niet verdwenen zoals enkele geologen hadden voorspeld." Dus: de voorspelling is niet uitgekomen.
Voor wie nog niet overtuigd is:
(A) "Dit voorstel betreft alleen de negers, die in Afrika wonen." Oftewel: alle negers wonen in Afrika.
(B) "Dit voorstel betreft alleen de negers die in Afrika wonen." Oftewel: niet alle negers wonen in Afrika.

Behalve dat het voor de betekenis van de zin verschil kan uitmaken of er een komma staat of niet, kan het ook gebeuren dat de plaats van de komma de betekenis bepaalt. Daarom als afsluiting een mooi voorbeeld van Wikipedia:
(1) "Bevrijd hem niet, hij heeft de dood verdiend."
(2) "Bevrijd hem, niet hij heeft de dood verdiend."

Kortom: let op de kleine leestekentjes.

maandag 19 augustus 2013

Niks mis met polygamie

Nou ja, "niks" is misschien wat overdreven, maar dan toch "weinig".

Op een huwelijk van één man met meerdere vrouwen rust in Nederland een taboe, en geen mens weet waarom. Wat is er mis met een gezin waarin de man twee of meer vrouwen heeft? Goed, ik geef toe dat het niet de ideale gezinsvorm is, maar er zijn heel wat gekkere dingen die in Nederland zonder meer worden goedgekeurd. Laat ik eens een paar voorbeelden noemen:
-        Abortus provocatus – de ergste vorm van moord die denkbaar is, omdat het slachtoffer nog geen enkel strafwaardig feit heeft kunnen plegen (zie mijn bericht van 27 december 2012)
-        Euthanasie – iets beter te verdedigen, maar evengoed moord
-        Prostitutie – de grofste schending van de rechten en de eer van de vrouw (zie ook mijn bericht van 10 september 2012)
-        Homohuwelijk – het enige dat daarvoor pleit is dat het een probaat middel is tegen overbevolking (zie ook mijn vorige bijdrage)

Als vijfde, al is het voor zover ik weet niet bij wet vastgelegd, moet worden genoemd de gewoonte van velen om met meerdere meiden naar bed te gaan (tegelijk of om de beurt, als man of als vrouw, dat doet er weinig toe). Kortom, polygamie is heel wat minder gek.

Hoeveel voorbeelden uit de geschiedenis moet ik aanvoeren van eerbiedwaardige mannen die meerdere vrouwen hadden voor wie het een eer was om hun man te delen? Hetzelfde geldt voor tal van plaatsen elders ter wereld. Natuurlijk zijn er ook tegenvoorbeelden, maar daarmee is het verschijnsel nog niet meteen verwerpelijk; het geeft alleen de man een grotere verantwoordelijkheid om beide of al zijn vrouwen aandacht en gevoel van eigenwaarde te geven. Er zijn in de geschiedenis zoveel voorbeelden van goede dingen waarvan misbruikt gemaakt is.

Het is natuurlijk zo dat in Nederland de noodzaak voor polygamie niet aanwezig is, omdat wij hier geen vrouwenoverschot hebben zoals in landen en tijden waarin de mannelijke bevolking sterk is dan wel was uitgedund door oorlog. Daarom voer ik ook geen pleidooi voor polygamie – dat zou voor een man natuurlijk niet verstandig zijn, want de keus aan echte vrouwen is toch al zo klein. Maar het is goed om erover na te denken dat het onzin is dat deze samenlevingsvorm in Nederland is verboden.

maandag 5 augustus 2013

Hulde aan de weigerambtenaar

Nederland is al eeuwenlang uitgespeeld als wereldmacht, maar in sommige zaken is het nog steeds koploper. Vooral in slechte gewoonten. Zo was ons land het eerste dat – in 2001 – een echtverbintenis tussen personen van hetzelfde geslacht toestond. Al snel volgden België, Spanje, Canada, Zuid-Afrika, verscheidene Amerikaanse deelstaten en Frankrijk dit slechte voorbeeld.

Dit was al dwaas genoeg, maar naar recht en rede zou het aan de ambtenaar van de burgerlijke stand moeten worden overgelaten of hij al of geen homohuwelijk zou willen sluiten. Maar gelijkheidsactivisten, aangevoerd door D66, vonden 2001 niet genoeg en streven onvermoeid naar verregaande nivellering: iedereen gelijk, iedereen dezelfde mening, iedereen even kleurloos, iedereen verplicht zich te gedragen naar de lage moraal van de Culturele Revolutie.
Uiteraard zijn er altijd mensen die een hogere moraal nastreven en die dan ook niet kunnen instemmen met deze onverdraagzaamheid, en zo ontstond de gewetensbezwaarde ambtenaar. Feitelijk juister is de benaming "gewetensvolle trouwambtenaar", maar de meerderheid van Nederland kan niet veel meer met het begrip "geweten" en spoedig nadat de eerste trouwambtenaren de daad bij het woord voegden en weigerden een homohuwelijk te bevestigen ontstond de term "weigerambtenaar".

In de Tweede Kamer bestaat er reeds een ruime meerderheid die er voorstander van is weigerambtenaren uit het zadel te lichten. Nu de Eerste Kamer nog.
De Franse burgemeester Jean-Michel Colo weigert twijfelachtige privé-aangelegenheden in het openbaar te bekrachtigen. Na dreigende taal van zijn superieuren bleek één van zijn wethouders bereid het homostel officieel toestemming te geven. Was dit niet gebeurd, dan was de kans groot dat Colo zijn standpunt met zijn baan had moeten bekopen, iets wat Wim Pijl uit Den Haag, Lillian Ladele uit Islington en verscheidene anderen reeds hebben ondervonden.
Terecht sprak de Raad van State vorig jaar uit dat het ontslaan van weigerambtenaren onnodig is, aangezien er voor een homostel altijd wel een ambtenaar te vinden is die hun verbintenis wil legaliseren. Maar het is voor de D666-pressiegroep een principekwestie geworden. De tijd van verdraagzaamheid is voorbij.
"De gemeente Amsterdam heeft naar aanleiding van de weigerambtenaren besloten alle medewerkers van de burgerlijke stand jaarlijks te screenen op gewetensbezwaren." Big Brother is watching you.

Dat er in Nederland nog mensen zijn die er hun baan voor over hebben om hun beginselen te handhaven is iets om trots op te zijn. In een land van lafaards hebben we dringend behoefte aan helden. Maar door kortzichtigheid van de overheid is weigerambtenaar een uitstervend beroep geworden.

De weigerambtenaar is mijn held.

maandag 22 juli 2013

De doodstraf

De doodstraf wordt beschouwd als de zwaarst mogelijke straf voor een misdrijf en werd in het verleden veelvuldig toegepast. In de meeste landen wereldwijd is hij inmiddels afgeschaft of wordt in de praktijk niet meer uitgevoerd. In 1870 werd in Nederland de doodstraf afgeschaft; alleen rond de Tweede Wereldoorlog werd deze straf tijdelijk in ere hersteld.

Ik heb het geluk een supranaturalist te zijn, zodat ik me een mening over ethische zaken kan veroorloven en gerechtigd ben in geval van nood een noodklok te luiden. Een naturalist, zoals we 31 weken geleden zagen (3 december 2012), moet zich van elk oordeel over moraliteit onthouden, wil hij consequent zijn en zijn opvatting omtrent de natuur geloofwaardig.

Welnu, mijn mening is dat in Nederland de doodstraf onterecht is afgeschaft. Natuurlijk is er in het verleden wel op erg ruime schaal gebruik van gemaakt; zo stond er eeuwenlang zelfs de doodstraf op diefstal. Daarnaast werden veroordeelden vaak op de meest barbaarse, beestachtige wijze omgebracht; ik heb weinig zin om op de details in te gaan. Vaak stond dit dan ook nog eens in geen verhouding tot de gepleegde misdaad. Uit mijn bijdrage van vorige week mag duidelijk zijn hoe ik hierover denk.

Toch laat dit alles onverlet dat, nu – terecht – lijfstraffen zijn afgeschaft en gevangenisstraffen in vergelijking met eeuwen geleden zeer draaglijk zijn, er in sommige gevallen een zwaardere strafmaat nodig is dan levenslange hechtenis. Ik denk dan bijvoorbeeld aan veroordeling voor moord, en in het bijzonder wrede vormen daarvan. Als iemand een medemens die het verkeerde geloof aanhangt overgiet met benzine en in brand steekt; als een man een meisje aan de grond spietst om haar ongehinderd te verkrachten alvorens haar te wurgen; als een blanke een neger achter zijn auto bindt om hem rond te slepen tot er weinig van hem over is – is de doodstraf dan een te zware straf??

Uiteraard is een grondige, sluitende bewijsvoering nodig alvorens tot de voltrekking van de onomkeerbare doodstraf over te gaan, maar elk weldenkend mens moet de voorkeur geven aan de doodstraf voor een seriemoordenaar boven die voor zijn volgende onschuldige slachtoffer. En wie geeft mij één goede reden om Anders Breivik niet de doodstraf te geven? (Vergeet daarbij niet de bovenstaande opmerking over moraliteit.)

maandag 15 juli 2013

De grootste zonde


Volgens sommigen zijn voor God alle zonden even erg. Diegenen wil ik heel snel uit de droom helpen door te wijzen op de verschillende strafmaten die de Hij in de Tora voorschrijft voor de verschillende misdrijven.
Met enige regelmaat kun je een dominee horen vertellen wat in zijn ogen de zwaarste zonde is. Wat die zonde dan is laat ik aan hemzelf over, maar naar mijn mening is de ergste zonde – althans ten opzichte van de medemens, de tweede afdeling van de Wet ­– wreedheid.

Moet ik uitweiden over de buitensporige 'terechtstellingen' van christenen onder sommige Romeinse keizers en wat zich verder in de arena's afspeelde, over de gruwelijke verhoringspraktijken van de door de Rooms-Katholieke Kerk ingestelde Inquisitie om 'ketters' te ontmaskeren, over de wijze waarop sommige indianenstammen hun gevangen lieten sterven aan de martelpaal, over de wijze waarop joden, indianen, negers en anderen door hun vijanden zijn gefolterd, over de folteringspraktijken die in landen als Noord-Korea nu nog worden toegepast?

Wreedheid is het ergste wat een mens of dier kan worden aangedaan en is de grofste schending van het door God ontworpen lichaam. Misschien ben ik – hoewel ik een man ben en geen prinses – wat te teergevoelig, maar ik gruw van de inventieve methoden die in de loop der eeuwen zijn ontworpen om slachtoffers zo veel en zo lang mogelijk pijn te laten lijden. Ik hoef er niet meer over te lezen, laat staan ernaar te kijken. Als ik lees hoe Franse kruisvaarders een jood vele uren lang helse pijnen lieten doorstaan, alleen maar omdat hij jood was, of hoe Russische beulen een christen lieten lijden opdat hij zijn geloof zou opgeven, dan heb ik slechts één verzoek aan God: Vergeef het hun niet. En dan hoop ik slechts dat God in dit opzicht dezelfde maatstaf hanteert als ik.
Is het waar dat de mens vroeger bloeddorstiger was en er daardoor geen been in zag een medemens (of dier) te laten lijden? Als dat zo is dienden de vele dierenoffers zoals voorgeschreven in de Tora en andere oude wetboeken wellicht een nuttig doel. Maar hoevele goede dingen er ook zijn verloren gegaan en hoevele slechte gewoonten zijn goedgekeurd in het 'beschaafde' West-Europa, er is ten minste één ding dat er verbeterd is en dat is dat wreedheid van overheidswege niet meer is toegestaan en wreedheid van burgers onderling bij de meerderheid afkeer en afschuw oproept, hoewel de onaangedaanheid waarmee velen naar geweldsfilms kijken een nadenkend mens zorgen baart.

dinsdag 9 juli 2013

Krijg de mazelen!

We beleven weer een uitbraak van de mazelen, een vervelende kinderziekte die in rijke landen zelden en in ontwikkelingslanden wat vaker een dodelijke afloop kan hebben. Maar omdat ook in Nederland de kans bestaat op vervelende gevolgen laat de bevolking zich massaal inenten tegen de ziekte en velen kijken met onbegrip naar mensen die dat nalaten. Sommigen gaan zelfs zover zulke ouders een nare ziekte toe te wensen.
Een zekere Jan van Klinken merkt hierbij op: "U ziet hoe makkelijk het is om mensen die om geloofsredenen niet vaccineren, te grazen te nemen. Ze wonen niet aan de Amsterdamse grachtengordel, ze behoren niet tot de spraakmakende menigte die regelmatig op de buis is te bewonderen en ze behoren niet tot een minderheid waarvan politiek correct Nederland heeft besloten dat ze zielig is. Die scheld je gewoon uit voor gajes en wens je een vreselijke ziekte toe." Wel merkt hij daarbij op dat het in vergelijking met de polio-epedemie in de jaren zestig tamelijk rustig blijft; om reden dat het nu een mildere ziekte betreft, maar wellicht ook doordat "langzaam maar zeker het besef is doorgedrongen dat gewetensbezwaarden geen hardvochtige talibantypes zijn maar mensen die net zo veel van hun kinderen houden als andere ouders."

Nu bijna heel Nederland ingeënt is tegen kinderziekten als de mazelen valt het namelijk op als die ziekte ergens uitbreekt, en dat blijkt dan ook een bepaald patroon te volgen. Er blijken twee groeperingen te zijn met een "lage" inentingsgraad: antroposofen, wier kinderen veelal een vrije school bezoeken, en bevindelijk gereformeerden, die vooral voorkomen in de Bijbelgordel. Verder zijn er kennelijk weinig of geen mensen die op dit punt een afwijkend standpunt durven innemen.

Kinderziekten komen tegenwoordig vooral nog voor in de techniek, maar weinig bij kinderen, terwijl het eigenlijk toch iets heel gewoons is. Zelf heb ik als kind ook een reeks van dat soort kwalen doorgemaakt en het spijt me achteraf echt niet geen inenting hiertegen te hebben gekregen. Kinderziekten horen bij de ontwikkeling van een kind, aldus antroposofen. "Met iedere kinderziekte die een kind doormaakt, maakt het een deel van het lichaam meer tot het zijne. Ouders die zich bewust zijn van deze kant van ziekte, zullen in veel gevallen kunnen bevestigen dat hun kind, nadat het bijvoorbeeld de mazelen heeft overwonnen, echt een stap in zijn ontwikkeling gezet heeft."
Het voornaamste argument van bevindelijk gereformeerden is dat God de zeggenschap heeft over gezondheid en ziekte en dat wij Zijn voorzienigheid niet moeten willen ontlopen door middels een vaccinatie ons te vrijwaren van ziekten.
Een derde argument dat soms gebruikt wordt is dat het tegennatuurlijk is om je een ziekte in te spuiten, want dat is wat feitelijk gebeurt bij een inenting. Immunisatie is een prachtig mechanisme, maar het stuit me tegen de borst dit op een kunstmatige wijze te activeren. Een ziekte tegengaan door een milde versie van dezelfde ziekte actief binnen je lichaam te brengen is iets dat praktisch wellicht goed verdedigbaar is, maar filosofisch slecht. Dat sommige antroposofen zelfs zo ver willen gaan de ziekte "op te halen" in een land waar het nog veel voorkomt is daarmee mijns inziens minstens even laakbaar als een inenting.

Kijk, wij in ons rijke westen zijn zozeer gewend aan gemak en luxe dat we middels verzekeringen, inentingen en wat dies meer zij zoveel mogelijk narigheid willen uitsluiten. Zodoende hebben we ons leven bijna geheel in eigen hand, en God en de natuur spelen vrijwel geen rol van betekenis meer. Maar ik geloof nooit dat dat de bedoeling is van ons leven hier op Aarde. We hebben onze samenleving reeds al te kunstmatig gemaakt.

maandag 1 juli 2013

Een morgen post voorbereiden in Lunteren

Zoals wellicht bekend heb ik verscheidene baantjes gehad. Zo heb ik ook een tijdlang bij de post gewerkt, in Lunteren. Inmiddels is het kleine postsorteercentrum aan de Reeënlaan gesloopt en de post moet uit Nieuwegein komen. Maar tot voor kort had Lunteren zijn eigen VBL, waar Lunteren, Ederveen, De Klomp, Harskamp, Wekerom en Otterlo en het buitengebied werden voorbereid. Van daaruit vertrokken postbodes op de fiets om hun wijk in het dorp of met de bestelauto om het buitengebied weg te brengen.

De dag begint om 7 uur met vossen. De postbodes verzamelen zich om de post voor de nieuwe dag voor te bereiden. Rolkarren vol kratten post worden naar binnen gereden, waarna de poststukken op postcode worden verdeeld over de wijken. Precies om 8 uur is alle handpost in blauwe kratten bij de juiste kast gezet, waarna de postverdeler er één of twee rode kratjes machinepost bij plaatst.
Ik kijk vragend naar de chef. Weer de D voorbereiden?
,,Evert, doe jij de Wilbrink weer?”
,,Best.”
Dan wendt hij zich tot een collega. ,,Heb jij tijd om de aangetekend weg te brengen?”
Ik begeef me naar de kast. Even de naamstrook op de juiste wijk draaien en dan kan ik beginnen met ingooien, wat zeker een half uur kost. Lege blauwe kratten worden door de postverdeler opgehaald en weer in een rolkar gezet.
Als alle handpost over de juiste vakken verdeeld is kan ik eindelijk gaan zitten om de post te zetten. Rode krat links naast me op de tafel, zetsteun voor me, lege binnentassen en elastieken worden door de postverdeler gebracht, tassenkarretje rechts naast me. Ik plaats de eerste bundel machinepost – van de volgende gescheiden door een gele kaart – in de steun, pak de bijbehorende post uit het vak en zet die op huisnummer ertussen. Als zo de twee stromen zijn samengevoegd elastieken erom en in de tas. Volgende helft van de straat.
Hé, een foutloper. Die mag zolang in het lege vak in de kast naast me. Even later een poststuk dat ikzelf in het verkeerde vak heb gegooid. ’t Zal de laatste niet wezen. Nou ja, goed dat ik die straat nog niet klaar heb, anders is het een gedoe om de juiste bundel uit de tas te vissen.
De postverdeler komt langs. ,,Nog herstelpost?” Niet veel later wordt de herstelpost voor mijn wijk op bij me neergegooid.
Dan tref ik een brief zonder huisnummer. De naam zegt me niks. Even aan een oudgediende vragen. ,,Hé Geert, op welk nummer van de Boomakkerweg woont Vreekamp?” Mooi dat er zulke mensen zijn, die zo’n beetje iedereen in Lunteren kennen. Het gebeurt maar zelden dat ze er niet uitkomen. Zulke postbodes hebben ook de lopen vastgesteld, de bezorgroute zo indelend dat afstanden zo kort mogelijk zijn, maar ook zo gemakkelijk mogelijk te bezorgen, zodat waar de huizen dicht bij elkaar staan zo veel mogelijk rondjes gelopen kunnen worden, en dat je straten met een brievenbus aan de weg kun optrekken.

,,Pauze!”
Eerst reageert niemand; pas als het een tweede keer geroepen wordt staan enkelen op. Geleidelijk trekt de ploeg naar boven, waar de gesprekken – deels in het Lunters, deels in het Hollands – bij een kop koffie worden voortgezet.
Na een uur ben ik een mooi eind opgeschoten. De eerste collega’s gaan al de weg op. Nog een paar bundels.
,,En, Evert, heb je de wijk eruit?”
,,Bijna. De leste paar bundels opstieken.”
,,Mooi. Dan mag je de Veenweg wegbrengen. Janneke zal de helft in de onderkast brengen.”
,,Is-t-er huis-aan-huis?”
,,Vandaag niet.”
,,Beter.”

maandag 24 juni 2013

PostNL bezuinigt

De afgelopen tijd was het nieuwe Nederlandse postbedrijf volop in het nieuws. Door verkeerd, te laat of in het geheel niet bezorgde post, door een grootscheepse reorganisatie die zowel veel geld als vele banen kostte maar niet leidde tot de verwachte besparingen, enzovoort enzovoort.

Nu komen er maatregelen waarmee de burger onmiddellijk te maken krijgt: na een nieuwe prijsverhoging van de postzegel tot een onsympathieke bedrag zal binnenkort ook het aantal brievenbussen worden verminderd, evenals het aantal postkantoren. Wie kan mij uitleggen hoe ik dat moet zien in verband met de klacht over afnemende postvolumes?

Dwazen, die PostNL-bazen. Dankzij de groei van de internationale afdeling en de pakketbezorging maakte het bedrijf als geheel winst. Neem dan wat verlies bij de brievenafdeling voor lief! Wie heeft er wat aan als de kwaliteit niet voldoende is?
Beknibbelen op salaris leidt tot veel verloop en het verdwijnen van goede medewerkers. Hierdoor moeten veelvuldig uitzendkrachten worden ingezet, jongelui die de wijken niet kennen of die na een inwerktijd toch niet geschikt blijken te zijn voor het werk, waarmee de investering verspild is.
Voor vele postbezorgers is de aardigheid er trouwens toch al goeddeels af; kon je vroeger in een gezellig sorteercentrum je wijk voorbereiden om vervolgens de weg op te gaan, nu wordt op steeds meer plaatsen vanuit een Centrale Voorbereidingslocatie de post aangeleverd in een depot – een schuurtje zonder sanitaire voorzieningen en dergelijke. Vooruit, maar dan moet er niet ook nog eens gezeurd worden als je meer tijd moet schrijven doordat de wijk te krap staat.

Hoewel de kwaliteit ook vóór de privatisering van de toenmalige PTT te wensen overliet, heeft dit er zeker geen goed aan gedaan; hetzelfde als bijvoorbeeld bij de NS het geval is. Bij de post is het nadeel van concurrentie heel duidelijk te zien: alle straten moeten dubbel gelopen worden wanneer er twee bedrijven zijn die post bezorgen in dezelfde plaats – nogal ondoelmatig.
Het is te hopen dat de concurrenten van PostNL spoedig het loodje zullen leggen, maar op korte termijn is dat niet te verwachten. Daarom moet de overheid haar verantwoordelijkheid nemen en de Nederlandse postbezorging weer in eigen hand nemen. De belastingbetaler is best bereid een paar euro per jaar bij te leggen, want bij een goed lopende postbezorging is iedereen gebaat, alle digitale ontwikkelingen ten spijt.

maandag 17 juni 2013

Nederlandse natuur kan niet zonder boer (vervolg)

Gezien de reacties die het vorige bericht en de discussies op Waarneming (http://forum.waarneming.nl/smf/index.php?topic=229859.0 en http://forum.waarneming.nl/smf/index.php?topic=225867.0) opriepen deze week ter afsluiting van het onderwerp nog een laatste bijdrage over (agrarisch) natuurbeheer in Nederland.

Het verbaasde mij hogelijk dat de meeste natuurliefhebbers op het forum voor afschaffing van de subsidie op agrarisch natuurbeheer bleken te zijn. Enkele overwegingen daarbij:
- veel natuursubsidie heeft niet de gewenste uitkomst bereikt en is daarom verspild;
- boeren hebben een economisch belang, dat strijdig is met natuurbelangen, en zijn daardoor niet geschikt om natuur te beheren;
- verscheidene boeren lichten de hand met de regels;
- kleinschalige (half)natuur vergt veel beheersinspanning en is daarmee duur, en onnatuurlijk.

Hieruit blijkt overduidelijk hoezeer ook talloze natuurliefhebbers al gevormd zijn door het cascodenken dat Nederland steeds meer in zijn greep krijgt.

Daarom wil ik nog één keer wijzen op de volgende punten:
  1. Door de boer te beschouwen als vijand van natuur en milieu wordt hij dat inderdaad, zoals steeds meer blijkt.
  2. De boer was eeuwenlang de beste natuurbeheerder en aan hem heeft Nederland tal van biotopen te danken.
  3. De Ecologische Hoofdstructuur is een "duur doekje voor het bloeden": het is een noodoplossing die een hoop geld kost en die vroeger, toen er in het boerenland nog veel natuur voorkwam – dus voordat de overheid schaalvergroting en massaproductie begon te subsidiëren –, onnodig was.
  4. De SAN heeft wel degelijk gewerkt, zij het niet overal. Door deze subsidieregeling hebben vele organismen weten te overleven in het boerenland, en is de achteruitgang van de biodiversiteit op het platteland vertraagd.
  5. Als de SAN nu wordt afgeschaft zullen waarschijnlijk de meeste boeren hun natuurbeheersinspanningen staken en is het geld dat er de afgelopen decennia in is geïnvesteerd verspild.
  6. Het gevolg zal zijn "eindeloze gras- en akkerlanden, gespeend van kruiden, vogels en insecten, niet doorbroken door houtwallen, knotwilgenrijen of doornhagen, slechts doorsneden door enkele steriele sloten; en op bepaalde plaatsen mega- of gigastallen".
  7. Het enige dat dit schrikbeeld op afstand kan houden is meer subsidie voor (1) biologische landbouw en (2) agrarisch natuurbeheer met goede controle op het naleven van de regels. Het extra geld dat hiermee gemoeid is kan ruimschoots verkregen worden door (a) de autobelasting te verdubbelen en (b) de hondenbelasting te vertienvoudigen.

maandag 10 juni 2013

Nederlandse natuur kan niet zonder boer

De economisten krijgen wederom hun zin. Na schandalige bezuinigingen op de zorg, kunst, cultuur en natuur moet de laatste het opnieuw ontgelden. Geen natuursubsidie meer voor individuele boeren.
Hiermee volgt de regering het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, die schreef dat het idee van agrarisch natuurbeheer "op een groot fiasco is uitgelopen". Terwijl de overheid in de achterliggende twintig jaar een miljard euro heeft uitgegeven aan subsidies voor natuurbeheer op het boerenbedrijf is de biodiversiteit in het landbouwgebied drastisch gedaald.

Wat een onzinverhaal! Is het subsidiegeld besteed aan schaalvergroting en intensivering?? Wat denk je dat er gebeurd zou zijn als de subsidies niet verstrekt waren? Ik weet het wél: nog minder boeren zouden bereid geweest zijn moeite te doen voor natuur op hun land, en de biodiversiteit zou nog dramatischer gedaald zijn.
De Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) heeft gewerkt! Knotwilgen (mét hun rijke flora en fauna) worden behoed voor de ondergang, verdwenen kruiden komen weer terug in het grasland, meer weidevogels overleven. Daarom moet de conclusie luiden: niet minder, maar méér geld uitgeven aan natuurbeheersubsidies. Alleen dat willen we niet, hè, nu met de "crisis". Dát is het probleem.

Het aantal biologische boerenbedrijven groeit nog steeds, maar ze blijven een minderheid vormen, evenals de mensen die bewust hun producten kopen, want die zijn te duur. Maar als er meer vraag naar komt kunnen biologische levensmiddelen goedkoper worden, en bovendien: is de natuur ons iets waard? Dus u als consument kunt het verschil maken. Christenboeren, waarom blijven jullie achter bij de zorg voor de Schepping?

Een tussenoplossing is de SAN; onmisbaar voor Nederland. De grootste bedreiging voor de biodiversiteit in Nederland is het cascomodel, scheiding van functies. Goed, ik geef toe dat enkele van onze grote natuurgebieden – zoals de Wadden, de duinen, de Oostvaardersplassen en het Naardermeer – bescherming nodig hebben omdat ze de natuur in ons land aanzienlijk verrijken. Maar, natuurbeheerders van Nederland, laat het dan bij het veiligstellen van die gebieden en richt de aandacht op agrarische natuur, want je weet hoe waardevol blauwgraslanden, krijthellinggraslanden, onbespoten graanakkers en heggenlandschappen zijn. Vele, zo niet de meeste (bedreigde) plantensoorten en talloze vogelsoorten zijn in Nederland afhankelijk van boeren met hart voor de natuur. (Dat natuurbeheerders nu vaak het boerenwerk doen verandert daar niets aan.) Waar blijven de Blauwe knoop en het Soldaatje zonder hooibeheer, waar Herfstschroeforchis en Aarddistel zonder begrazing? Hoe is ons land aan enkele van zijn mooiste bloemen gekomen: Roggelelie (de enige inheemse soort in de nationale kleur), Bolderik en Korenbloem, en waardoor zijn ze weer bezig te verdwijnen?
De achteruitgang van Kemphaan, Grutto en Veldleeuwerik spreekt boekdelen. De Ortolaan heeft al het loodje gelegd door de vernieuwing van de landbouw; het Korhoen staat op het punt hem te volgen. En waar zijn alle vlinders gebleven?

Professor Jan Rotmans stelt het duidelijk: "Deze economische crisis gaat voorlopig niet over. Maar er komt een ecologische crisis aan die veel groter is en waar nauwelijks aandacht voor is."
De boer is een uitstekende natuurbeheerder – althans, dat was hij eeuwenlang. Is hij het nu defintief verleerd? Breng boer en natuur weer bij elkaar – dat zal de redding zijn voor de natuur in Nederland.
Nederland is te klein voor grootschalige natuur. Verweving, dat is het sleutelwoord.

maandag 3 juni 2013

Schoonheid in de kunst

Schoonheid is uit de kunst.

Ieder die zich wel eens waagt aan een schilderij, beeldhouwwerk, gedicht of ander kunstwerk kent de ervaring van de pottenbakker van Homerus. Eens had hij een inspiratie voor een schitterende vaas, dus hij toog aan het werk, maar… currit rota, urceus exit – het werd een simpele schotel.

Altijd wanneer een grote cultuur ontstaat ontwikkelt zij de kunst zich als was zij een kind dat vaardigheden aanleert. Een schotel wordt een kom, een kom een pot, een pot een vaas en de vaas wordt verder verfijnd tot een kostbaar versierd kunstwerk. Zo gaat het in de schilderkunst, de bouwkunst, de beeldhouwkunst, de dichtkunst en elke kunstvorm die er is. Uiteindelijk, na zes of zeven eeuwen, bereikt de cultuur haar hoogtepunt, waarin kunst van een ongekend hoog peil wordt voortgebracht.
Daarna verzakelijkt de cultuur, om uiteindelijk – volgens Oswald Spengler, zie bericht van 5 maart – over te gaan in de Beschavingsfase, waarbij wetenschap en techniek zich ontwikkelen ten koste van de kunst. En dat is precies wat wij in West-Europa hebben zien gebeuren. Grote namen als Rembrandt en Bach behoren definitief tot het verleden. Natuurlijk bestaan er nog altijd grote kunstenaars, maar als ontheemd, op zichzelf staand, veelal werkend binnen kaders die in een grijs verleden zijn bepaald.
Wat echt nieuw is voor de twintigste en eenentwintigste eeuw ontbeert schoonheid. Het duidelijkst is dat te zien in de beeldende kunst. Chaos en zinloosheid overheersen de moderne schilderkunst. Ondefinieerbare kladstukken, onafgemaakte schilderingen – van alles, behalve wat mooi is. Hierin ligt overigens het grote belang van de moderne kunst: waar de schilderkunst in de Gouden Eeuw een privilege was voor de elite, hoef je vandaag de dag geen kunstzinnig talent te hebben om kunstenaar te worden...

Intussen heeft de wereld behoefte aan schoonheid, en de uitzichtloosheid van het modernisme moet wel teleur stellen; steeds meer kunstenaars zullen teruggrijpen naar de gouden eeuwen der kunst. Niet dat er weer een groots kunsttijdperk zal aanbreken, maar iedere kunstenaar in zijn eigen stijl kan bijdragen aan een leefbare wereld. Schilders als Henk Helmantel, Léon van der Linden, Steve Hanks en John Fawcett bewijzen het.


Dit was mijn laatste bijdrage over schoonheid, hopend dat de toon is gezet om de wereld te verfraaien, om te zoeken naar alles wat goed, mooi en welluidend is, want schoonheid kan de wereld redden.

maandag 27 mei 2013

Pinkstertaal

De beroemde ruime bovenzaal van vorige week wordt te klein voor de toegestroomde duizenden, maar de door de hoogwaardige heerlijkheid aangeraakten mengen zich onder de bezoekers en zijn door de open ramen ook voor buitenstaanden gemakkelijk te verstaan. Luid en duidelijk verkondigen ze namelijk de grote werken van God – duidelijk althans voor de Joden uit de verstrooiing die Parthisch, Medisch (ja, met hoofdletter), Elamitisch, Kretenzisch, Arabisch of één van de vele andere talen die ten gehore worden gebracht als moedertaal hebben. Hun ongeletterdheid speelt de profeterende mannen niet langer part(h)en; bij ingeving spreken ze vloeiend een willekeurige, hen voorheen en nadien onbekende taal.

Het woord dat de titel van dit stukje vormt zal door wie het protestantisme kent in verband worden gebracht met tongentaal, een verschijnsel dat vooral optreedt onder pinkstergroeperingen. Het is één van de gaven van de Heilige Geest, een soort herhaling van het gebeuren op de eerste pinkersterdag. (Overigens heeft sommige glossolalie meer te maken met ons woord "lallen" – afgeleid van het Griekse woord voor "praten" –, maar zodanig een gevaar ligt voor elke goede gave op de loer).

Deze wonderlijke gebeurtenis roept herinneringen op aan een soortgelijke gebeurtenis van zo'n vijfentwintighonderd jaar eerder, een ingrijpend gebeuren dat het laatste was van de oergeschiedenis van de gehele mensheid en waaraan tal van volken herinneringen bewaren. Tjarko Evenboer noemt in De wereldwijde vloed onder anderen de Grieken, de Miao (China), de Karbi (India), de Ghaikos (Myanmar), de Elema (Papua-Nieuw-Guinea), de Azteken (Mexico), de Choctaw (VS) en niet te vergeten de Babyloniërs, op wier grondgebied het goddelijk ingrijpen plaatsvond dat de taal der mensen verwarde en hen over de hele aarde verspreidde (Genesis 11).
Het gevolg hiervan was een steeds weidser uitwaaierende veelheid aan talen en dialecten, de veelkleurigheid van de mensenwereld benadrukkend. Het toppunt is wel het eiland Nieuw-Guinea met zijn bijna 1100 talen, waarvan er overigens honderden met uitsterven bedreigd worden. In dit beboste bergland woonden vele stammen die nauwelijks contact hadden met naburige stammen, waardoor de taalverschillen van lieverlee zo groot werden dat verschillende stammen elkaar niet meer konden verstaan. En zo is bijna nergens de uitspraak van mijn vroegere leraar ecologie zo toepasselijk als hier: "Variatie bestaat bij de gratie van isolatie."
Uiteraard is de uitspraak evenzeer van toepassing op de natuur met zijn rijke verscheidenheid aan levende wezens. Zodoende merkt Rien Poortvliet in De ark van Noach snedig op: "Paarden, mezen, karekieten, gazellen en plevieren – wij horen hen in hun eigen taal van de grote daden Gods spreken."

Babel staat als symbool in de Bijbel tegenover Jerusjaleem. Ondanks de schijnbare overeenkomst tussen de twee gebeurtenissen zijn ze feitelijk tegengesteld: de tweede heft de eerste op, althans in beginsel. Hoe waardevol de rijke verscheidenheid aan talen op aarde ook is, toch heeft ze meer leed dan lief gebracht en dus lijkt ze erom te vragen uiteindelijk te worden opgeheven, als het vooruitzicht in het laatste bijbelboek van een vernieuwde aarde werkelijkheid wordt.

maandag 20 mei 2013

Pinkstervuur

Negentienhonderdtweeëntachtig jaar geleden, Wekenfeest in Jerusjaleem. Onverwacht horen vele in de omgeving van de tempel aanwezige pelgrims een loeiend gebulder als van een stormachtige windvlaag, een bazuinstoot uit de hemel. Toch wordt er niemand omvergeblazen, want het waait nauwelijks. Tegelijk ontstaat er een voelbare spanning in de lichtgevende ether, een energie die ook iedere niet-paranormaal aangelegde aanwezige waarneemt. Als door een magnetisch veld worden de mensen getrokken naar een bijgebouw van de tempel, het energetisch centrum, waar in een grote bovenzaal zo'n honderdtwintig man bijeen is. De nieuwsgierigen die de zaal binnendringen schrikken, zo ongewoon is het schouwspel. Boven het hoofd van elk van de honderdtwintig mensen brandt een flakkerende vlam.

Een onwaarschijnlijk verhaal? Ongewoon, maar niet onwaarschijnlijk en zeker niet onverklaarbaar. Behalve dat het verhaal is overgeleverd door betrouwbare getuigen, was het voorspeld, noodzakelijk en dus onontkoombaar, en voor eenentwintigste-eeuwers grotendeels reconstrueerbaar. Daartoe wil ik graag een poging wagen.
Van de man die straks het woord zal nemen om de toegestroomde menigte verontruste nieuwsgierigen toe te spreken zijn twee rondzendbrieven bewaard gebleven. In de tweede daarvan beschrijft hij een eerdere ervaring die een zekere samenhang vertoonde met die van deze dag. Hij spreekt daarbij van "een stem van de hoogwaardige heerlijkheid", zoals Statenvertaling het weergeeft. Het woord "hoogwaardig" roept wellicht associaties op met de atoomfysica, waarin het verband houdt met een sterk verhoogd energieniveau.
Nu, de hemel, Gods troonzaal, is een plek met een voor aardse begrippen ongelooflijk hoge energiewaarde, blijkens de enkele malen in de geschiedenis dat iemand daarvan een glimp opvangt. Volgens het Oude Testament is er nooit in de geschiedenis een zo groot profeet opgestaan als Mosjee. Hij was dan ook degene die het meest en intensiefst met de hoogwaardige heerlijkheid in aanraking is geweest. Toen hij nog schaapherder was zag hij eens een doornstruik branden – althans, zo leek het, maar de struik verbrandde niet, dus er was een ander soort energie aan het werk. Toen hoorde hij een stem. Later, toen hij zijn volk uit Egypte geleid had, werd de berg Sinaï gehuld in rookwolken met bliksem en loeiend gebulder – een bazuinstoot uit de hemel, want God daalde neer op de berg. Nadat Hij Mosjee tot Zich had geroepen, deze daar veertig dagen lang omringd was geweest door Zijn aanwezigheid en vervolgens weer teruggekeerd was om met zijn volk te spreken, straalde zijn huid van een bovennatuurlijke energie.
Vijftienhonderd jaar later, vijftig dagen vóór de gebeurtenis op het Pinksterfeest, ontmoetten enkele vrouwen twee engelen, menselijke gedaanten in een gewaad dat straalde met een bovennatuurlijke glans.
Waar is de hemel? Het begrijpelijkste antwoord – althans voor een eenentwintigste-eeuwer – luidt: in een hogere dimensie. Door eeuwenlang filosoferen is het begrip "hemel" uitgesplitst in verscheidene betekenissen, waar dat alles voor een eerste-eeuwer nog één geheel vormde. Voor mensen uit onze tijd is het dus noodzakelijk geworden uit te leggen dat Jesjoea niet miljoenen lichtjaren sterrenhemel hoefde te doorkruisen alvorens in de hemel aan te komen; Hij 'stapte' nadat hij de wolk bereikt had eenvoudig over in een hogere dimensie.
Op deze Pinksterdag is de grenslijn tussen onze drie-dimensionale werkelijkheid en de hogere vervaagd. Hierdoor manifesteert zich een ongekende energie op aarde, dicht bij de heilige plaats (zoals dat meestal ook het geval is met de zwakke, slechts voor paranormaal begaafden waarneembare aardenergieën).
Een zo hoge spanning, als was het een elektrische lading, moet wel leiden tot een verschijnsel als het Sint-Elmusvuur, dat soms verschijnt op de top van een scheepsmast, een torenspits of
zelfs het hoofd van een op een heuveltop staande man…

De uitwerking van dit stukje hemel op aarde strekt zich evenwel verder uit, zullen we volgende week zien.

maandag 13 mei 2013

Schoonheid in de mode

Schoonheid is uit de mode. Al meer dan honderd jaar. Zowel uit de mode van kleding als die van bouw en huisinrichting. Wat de bouw betreft heeft het te maken met het verdwijnen van de kunst uit de bouwkunde, een proces dat al snel na de Gotiek inzette; bouw is tegenwoordig te zeer gericht op functionaliteit om nog veel aandacht te hebben voor schoonheid. En wat betreft huisinrichting: de strakke zwart-witmode van de laatste paar jaar is hooguit stijlvol te noemen, maar vooral minimalistisch.
Overigens wordt "mode" – het Franse woord voor "gebruik" – tegenwoordig vooral verbonden met kleding – de meeste kledingzaken verkopen "mode" in plaats van kleding – en daarom zal ik daar in deze bijdrage de meeste aandacht aan besteden; voor deze ene keer sluit ik me aan bij het gebruik.

Hoewel een knap gezichtje meer waard is dan ooit, speelt schoonheid vrijwel geen rol meer in kledingontwerp. Schoonheid wordt verward met onberispelijkheid en aantrekkelijkheid, of juister: aandachttrekkerij. Feitelijk is niet langer is van belang of iets mooi is, maar of het in de mode is; anders gezegd: of de massa het ook heeft.
We hebben het dan over de kleding van de vrouw – het schone geslacht, een gegeven dat evolutionistisch moeilijk verklaarbaar is, maar daarom des te waarder – want kleren maken de vrouw: de kleding bepaalt voor een belangrijk deel of iemand een echte man of vrouw is dan wel één van de vele twijfelgevallen die vandaag de dag het straatbeeld bepalen. Nu terug naar het onderwerp. Als een vrouw al kiest voor vrouwelijke kleding, ook dan is daar vaak weinig schoonheid meer in te herkennen. Wie in plaats van een lelijke spijkerbroek een rok wil dragen lijkt slechts de keus te hebben tussen een rimpelrok – alleen het woord is mooi – of een strak minirokje met legging – zelfs het woord is lelijk. Gelukkig is dit schijn, maar gedwongen door de mode c.q. de massa durven slechts zeer weinig meisjes nog te kiezen voor kleding die vooral fraai en vrouwelijk is.
Vergelijk hedendaagse dameskleding eens met die van de gegoede stand tot het einde van de negentiende eeuw, alsmede vele streekdrachten uit heel Europa, en ontdek dat ook hierin slechts functionaliteit van belang wordt geacht, wat een grote misvatting is en een groot verlies betekent, want zoals we eind maart al zagen verrijkt schoonheid het leven.
Slechts bijzondere gelegenheden zijn in staat om het aspect schoonheid uit het vergeten hoekje te halen; de inhulding van onze nieuwe koning onlangs, bijvoorbeeld; of een bruiloft. Schoonheid is de factor die (een deel van de) dans-, gala- en bruidskleding doet verschillen van mode.

maandag 6 mei 2013

De leeuw en de olifant (2)

Het is nacht op de savanne van Midden-Afrika. Volslagen donker is het niet, want een bijna volle maan werpt haar schijnsel over vlakten van golvend grasland en donkere kreupelbosjes. Dat licht is ruim voldoende voor vele groepen grazers om de nachtelijke uren niet onbenut te laten. En als de grazers wakker zijn, dan ook de rovers.

Geeuwend rekt een groepje leeuwinnen zich uit in de dekking van wat doornstruiken. Ze zijn met hun vijven. De leeuw die de troep compleet maakt bevindt zich op dit ogenblik buiten het gezichtsveld. De slaap heeft de leeuwinnen goed gedaan, maar nu beginnen ze honger te voelen. De laatste antilope is al geruime tijd geleden over de leeuwenmagen verdeeld en het wordt tijd om uit te kijken naar nieuwe prooi: een zebra, een buffeljong of wat zich maar laat overmeesteren en verslinden.
De eerste leeuwin staat op en rekt zich uit. Traag volgen de andere haar voorbeeld, totdat de eersten naar de rand van het open veld sluipen om te zien wat er deze nacht op hen wacht. Kilometers verder, dankzij het maanlicht nog juist zichtbaar op de open vlakte, graast een grote kudde wildebeesten. Verder lijkt de savanne verlaten, totdat de grond begint te trillen, zacht, maar stilaan duidelijker waarneembaar voor de geoefende leeuwenzintuigen. Dan maakt een donkere omtrek zich los uit de schaduw van enkele acacia’s. Een kleine afdeling van een olifantenkudde betreedt het jachtveld van de leeuwen. Als op een teken sluipen de leeuwinnen op de grootvoeten toe, om hun kansen in te schatten. Met een omtrekkende beweging naderen ze de kleine kudde van verschillende kanten. Binnen enkele ogenblikken hebben ze hun slachtoffer gekozen: een jong dier dat nog niet de volwassen afmetingen heeft bereikt en nog onervaren is. Als de leeuwen dit jong weten te isoleren kunnen ze zeker zijn van hun prooi.

Dan dreunt een huiveringwekkend gebrul door de nacht – de leeuw heeft zich bij zijn wijfjes gevoegd. De olifanten horen en ruiken hun vijanden angstwekkend dichtbij en slaan op de vlucht. De leeuwen hebben hen echter snel omsingeld en zaaien verwarring in de groep. Het duurt niet lang voordat het kalf van zijn moeder wordt gescheiden en wordt geïsoleerd van de kudde. Onmiddellijk springt één van de leeuwinnen op de rug van het olifantenjong en bijt zich vast in zijn nek. De andere vallen het kalf van bezijden aan, terwijl ze de inmiddels tot staan gekomen olifanten op een afstand houden. Gezamenlijk dringen die echter steeds sterker op, waardoor de leeuwen hun prooi dreigen te moeten loslaten. Als een olifantkoe een uitval waagt worden leeuwinnen gedwongen het jong los te laten, maar als de koe zich daarop terugtrekt pakken ze opnieuw hun kans. Uiteindelijk lijken de olifanten erin te slagen het jong in hun midden in veiligheid te stellen, maar dan verschijnt de leeuwenman ten tonele. Met een woeste grauw valt hij de leidende olifantkoe aan, die daartegen niet bestand is en op de vlucht slaat, gevolgd door de andere koeien. Het jong raakt achterop, verzwakt door pijn en bloedverlies.

Plotseling dreunt echter de grond onder de aanstormende poten van een olifantstier die de kudde op een afstand vergezelde. De koeien horen dit, staken hun vlucht en keren zich om naar hun belagers. De indrukwekkende verschijning van de reusachtige bul doet de leeuwinnen terugdeinzen. Maar de machtige leeuw laat zich niet afschrikken en zet zich schrap voor de aanval. Intussen heeft de stier zich tussen het jong en de leeuwen geplaatst, waarmee hij zichzelf tot doelwit maakt.
Dreigend halen de leeuwinnen uit naar zijn voorpoten, maar moeten keer op keer terugspringen om de slagtanden te ontwijken. Ongemerkt is de leeuw echter om de olifant heen geslopen naar diens kwetsbare achterzijde en dan waagt hij de sprong. Beet! De leeuwenmuil heeft zich vastgebeten in een achterpoot van de stier en weigert los te laten. Steeds vaster bijten de leeuwentanden zich in de olifant en terwijl nu van alle kanten de leeuwinnen opdringen is het einde nog slechts een kwestie van tijd.

Dan heft de stier zijn poot en met een onverwachte wending stoot hij de leeuw tegen de grond – en verplettert zijn kop. Meteen draait de woedende bul zich om en stoot een slagtand door het kronkelende lichaam van de leeuw, die een laatste brul uitstoot en sterft. De leeuwinnen vluchten van het slagveld en de olifanten zijn gered, het jong veilig in hun midden.

maandag 29 april 2013

De leeuw en de olifant (1)

Leeuwen spreken tot de verbeelding. Vele safaritochten worden omwille van hen ondernomen en talloze wapens verbeelden hen. De leeuw is de machtigste van de roofdieren en wordt zelfs de koning der dieren genoemd. Geen mens begrijpt overigens waarom een misvormde versie van dit roofdier ook op de Nederlandse wapenschilden prijkt. Een Oeros, Zeearend, Grutto of de Moerasandijvie (aldus een pleidooi van plantenkundige Weeda) zou toepasselijker zijn. Een verscheurend beest past ook niet bij onze nieuwe koning. Willem Alexander zal een vreedzaam vorst zijn, hoewel misschien iets te vreedzaam en toegeeflijk. Wat moet Nederland trouwens met een uitheems roofdier? Laat de Grutto ons symbool zijn – betrekkelijk klein, maar sierlijk en fier.

De leeuw is een groot roofdier, hoewel kleiner dan de IJsbeer. De leeuw jaagt vaak in groepen, hoewel minder georganiseerd dan de Wolf. De leeuw is snel, hoewel minder snel dan het Jachtluipaard. De leeuw heeft een bek vol gevaarlijke tanden, hoewel minder dan een krokodil. De leeuw heeft sterke kaken, hoewel minder krachtig dan die van hyena’s. Tot slot heeft de leeuw de beschikking over scherpe klauwen, hoewel niet zo scherp als die van een luiaard. Deze combinatie evenwel maakt de leeuw tot waarschijnlijk het gevaarlijkste roofdier op aarde, in elk geval van het Afrikaanse continent, waar veruit de meeste leeuwen voorkomen en waar ze concurrentie hebben te voeren met meerdere andere grote roofdieren en waar de grootste prooien in de grootste aantallen aanwezig zijn.

Bekijk nu eens enkele leeuwenfilms en zie de wreedheid van deze dieren. De leeuw is een duivel. Niet voor niets vergelijkt de apostel Petrus in de Bijbel Satan met een leeuw.
Voor zijn gebrul siddert de dierenwereld en niets en niemand lijkt tegen hem bestand. Toch is dit schijn.
Het is waar dat hyena’s en luipaarden het in een gevecht meestal moeten afleggen tegen de leeuw. Het is waar dat leeuwen meestal betrekkelijk weinig moeite hebben met het overmeesteren van een zebra of een wrattenzwijn, maar er zijn uitzonderingen. Het is waar dat de honingdas meestal vlucht voor een leeuw, maar als het erop aankomt moet de duivelse leeuw in dit kleine monstertje zijn meerdere erkennen. Niet zelden vallen leeuwen Kafferbuffels, Nijlpaarden, neushoorns of olifanten aan, maar ze wagen het slechts met een groep de aanval te openen op een geïsoleerd dier en als het op kracht aankomt heeft de leeuw tegen deze weerbare herbivoren geen schijn van kans.
Een enkele keer waagt een leeuw het een krokodil aan te vallen in een opdrogende poel, wat uitmondt in een woest gevecht tussen de duivel van het land en de draak van de wateren.

Nog een andere persoonlijkheid in de Bijbel wordt vergeleken met een leeuw: Christus. Mijns inziens ten onrechte. De leeuw is een wreed roofdier met een grote bek, dat brult, verscheurt en verslindt. Christus is echter een vredelievende Vorst, die evenwel als het moet zijn vijanden moeiteloos kan verslaan en vertrappen. Christus is de ware Koning van de mensen- en geestenwereld, zoals de olifant de onbetwiste heerser is van de dierenwereld te land, in intelligentie en kracht veruit de meerdere van de veelgeroemde leeuw.

maandag 22 april 2013

Schoonheid in de taal

Wie associeert schoonheid nou met taal? Ik dus. Een hebbelijkheidje van mij, misschien, maar ik wil er toch een bijdrage aan wijden om dat uit te leggen, want omdat taal elke dag om je heen is ben je dus ook elke dag omringd door schoonheid als je het eenmaal heb ontdekt, zelfs al zou je in nog zo’n lelijke omgeving wonen, zonder natuurschoon, zonder zingende vogels, zonder mooie meisjes, misschien zelfs zonder mooie muziek…

Waar moet je beginnen en waar eindigen om schoonheid van taal te benoemen? Ik beperk me nu maar tot twee dingen: klank en woorden.

Laat me eens met het laatste beginnen. Wat vind je van een woord als "verdonkeremanen"? is dat geen prachtige vondst? Maar ook de klank van "knots" of van "vlinderen" – volslagen verschillend, maar geknipt voor het woord waar ze voor staan. En "zwoel", is dat niet een prachtig rijk woord? En ik kan nog wel even doorgaan: krachtige kreten als "vernachelen", "rimram" en "karbouw", tedere koosnaampjes als "meisje" en "lieveling", heldhaftige archaïsmen als "schelm" en "schermutseling", "vermorzelen" en "teisteren"…
Maar niet alleen het Nederlands telt mooie woorden. Ook het Duits, bijvoorbeeld. Wat dacht je van "Hengemunde"? Spreekt dat niet tot de verbeelding? En een heel gewoon begrip als "Zeit" – kort, maar krachtig; en het niet veel meer gebruikte, maar prachtige "Wonne" – zulke woorden vind je maar zelden.
Voor Nederlanders is ook het Afrikaans een rijke schatkamer van leuke woorden, bijvoorbeeld dierennamen: "krimpvark", "stokkiestert", "loerie" en "bloubokkie", of begrippen als "vasgevang", "rondawel", "springmielies" en "bittereinder" – juweeltjes, nietwaar?
En zo hebben bijna alle talen wel hun gouden kleinodieën. Wat dacht je van het Noorse "risle" of het Hebreeuwse "katonti"? Het zal je dan ook niet verbazen dat er wel eens een verkiezing gehouden is van het mooiste woord ter wereld. In 2007 werd het Turkse woord "yakamoz" verkozen als winnaar. Ongetwijfeld speelde hierbij de betekenis een doorslaggevende rol; die luidt namelijk: "weerspiegeling van de maan in het water". Buitengewoon romantisch. Een woord dat ook op de nominatie stond en wat mij betreft het fraaist klinkend woord is ter wereld: "jabulani", Ndebele (een negertaal) voor "vreugde".

Daarmee komen we bij de klank van talen als geheel. Alleen al Europa kent een rijke verscheidenheid van klanken. Elke taal klinkt anders. Dat geldt ook voor dialecten, waarover we het een paar maanden geleden hebben gehad. Hoor maar eens het verschil tussen Zeeuws en Gronings, die elk een bijzonder eigen karakter hebben.
De ene taal klinkt ook mooier dan de andere. De ene taal heeft meer karakter dan de andere. Talen als enerzijds het welluidende Frans en Italiaans en anderzijds het rauwe Duits en een stoere oertaal als het Spaans hebben karakter. Het Engels daarentegen – dat tegenwoordig bijna alomtegenwoordig is, en me daardoor noopt er wat meer woorden aan vuil te maken – is een tamelijk karakterloze taal. Misschien geldt dit ook voor het Nederlands, maar dat kan slechts een buitenstaander beoordelen. Hoewel, de Vlaamse schrijver Tom Lanoye omschrijft het Nederlands als "een prachtige, vloeiende, goed bekkende taal, rijk van klank".
Hoewel Brits Engels niet onwelluidend is, zal er in de wereld waarschijnlijk geen taal te vinden zijn die zo afschuwelijk klinkt als Amerikaans Engels, in het bijzonder het lijzige kauwgomaccent uit de zuidelijke staten. In feite hoeft dit niemand te verbazen, want hoewel Amerikanen in veel dingen goed zijn, schoonheid is niet hun specialisme. Amerikaans is trouwens de dronkemansversie van het Engels, dus kán ook niet mooi klinken.
De gretigheid waarmee Nederlanders de Amerikaanse taal en cultuur omarmen geeft dus blijk van gebrek aan esthetisch gevoel. Bovendien is het – neem me kwalijk dat ik het zeg – een teken van domheid. Engels is de taal voor 'dummies'. Een intelligente Nederlander leest en luistert Zweeds, Latijn of Russisch. Maar dat terzijde.

maandag 15 april 2013

Schoonheid in muziek

Muzikaliteit is één van die kenmerken die de mens onderscheiden van dieren. Muziek veraangenaamt het menselijk bestaan.
Naarmate een samenleving zich ontwikkelt van primitief naar beschaafd krijgen ook kunstuitingen meer gelegenheid zich te ontplooien. Zo ook de muziek. Vanuit eenvoudige, primitieve, onharmonische vormen ontwikkelde de muziek zich tot buitengewoon ingewikkeld en harmonisch ten tijde van het hoogtepunt van de Avondlandse Cultuur, tussen Renaissance en Romantiek.

Muziek werkte heilzaam, zo illustreert Henryk Sienkiewicz in zijn al eerder aangehaalde roman Quo vadis? met het voorbeeld van keizer Nero –
,,… De mensen weten niet hoeveel goedheid in dit hart van mij verborgen ligt en welke schatten zich daarin openbaren, als de muziek de toegang ertoe ontsluit.”
Petronius twijfelde er helemaal niet aan of Nero sprak de volledige waarheid. Ook hij was ervan overtuigd dat de muziek meer edele gewaarwordingen in zijn ziel zou kunnen wakker roepen, die nu onder bergen van zelfzucht, verdorvenheid en misdaad werden verstikt.
Veelzeggend is ook het voorbeeld van de jeugdige David die met zijn citer bij koning Sja’ul geroepen wordt om hem op te beuren als hij door een sombere geest wordt gekweld
(I Samuël 16:23).

Een belangrijk aspect van goede muziek is schoonheid. Het kan dan gaan om verschillende aspecten van de muziek, zoals harmonie, instrumentkeuze en zeker ook de melodielijn. Met name in de Barok (17e eeuw) en het Classisisme (18e eeuw) werd er gestreefd naar zo groot mogelijke schoonheid. In de Romantiek – waarin het einde van de hoogstaande cultuur zich aftekent en de mens volgens Spengler nog één keer achteromkijkt en treurt om zijn verdwijnende jeugd – stonden harmonie en oorspronkelijkheid centraal. Vooral Barok-componisten (zoals Albinoni, Vivaldi, Bach en Händel) waren van mening dat er zoiets bestond als absolute schoonheid. Maar ook in het werk van een groot componist als Beethoven speelt schoonheid een belangrijke rol. Luister maar eens naar zijn vioolconcert.

Eén van de grootste tekortkomingen van onze tijd is dat schoonheid verdwijnt uit de muziek – degeneratie allerwegen. Desondanks zijn er natuurlijk nog wel mooie tegenvoorbeelden: de zuivere schoonheid van de Altan-versie van Moll Dubh a' Ghleanna, de ontroerende eenvoud van Enya's Paint the Sky with Stars, de bevrijdende harmonie van het Friese Fûgels of het Vlaamse Vrij als een vogel of de geniale compositie van Michelle Tumes' Gypsy Heart, om er enkele te noemen. En dan is er nog de schoonheid van liedteksten; één voorbeeld: Mijn vlakke land van Jaques Brel; maar daarmee komen we al snel op het gebied van dichtkunst en dat valt buiten dit bestek.

Met het besprokene in gedachten is het vanzelfsprekend dat in de hemel geen muziek van Doghouse Gallows, Lady Gaga of – ondanks de naam – Saving Grace zal klinken. Jawel, ook ikzelf ben wel eens in de stemming voor een ruig nummer van Rammstein, maar dat zijn niet mijn beste ogenblikken.

dinsdag 2 april 2013

Intermezzo – prijsvraag

In een tijd van taalverarming, waarin oude begrippen worden vergeten en nieuwe begrippen van een vreemde taal moeten worden geleend, lijkt het me goed om eens aandacht te schenken aan het fraaie verschijnsel nieuwvorming. Misschien moet ik er eens een volledige bijdrage aan wijden, maar deze week beperk ik me tot een aantal neologismen uit Schaduw van de werkelijkheid.
Ik doe dat vandaag in de vorm van een prijsvraag. Degenen die het boek kennen hebben een voorsprong, maar juist degenen die het nog niet in huis hebben wil ik uitdagen eens een poging te wagen een antwoord te bedenken op de volgende vragen. De beste inzenders ontvangen een gesigneerd exemplaar van het boek. Je hoef heus niet alle antwoorden gevonden te hebben, dus doe maar een gooi en geef je reactie door aan Kees (keesvanreenen@zichzelf.nl), dan zal die het verder regelen.

***

Vraag 1: Wat betekenen de volgende woorden?
a.  angstspreeuw
b.  droommaker
c.  esdoormpje
d.  fliflafje
e.  flitteren
f.  fotogravure
g.  gauwig
h.  incosinuatie en
i.  in-tangsituatie
j.  is-goed
k.  kwijbel
l.  mieghondje
m.  nozel
n.  plaagwesp
o.  raaskal
p.  schimnis
q.  schrijfmodus
r.  stewig
s.  strikbeeld
t.  waarschijnbaar
u.  wijkfarao
v.  wormenregen
w.  zwakkerenzorg

Vraag 2: Welk gezegde komt niet voor in Schaduw van de werkelijkheid?
a.  Als een Bosuil in de nacht
b.  Door je kistje zakken
c.  Een gat in de ozonlaag slapen
d.  Een koeienoog op een goud stokje
e.  Een zwart gat in de hand hebben
f.  Jezelf een vinger afbranden
g.  Met de grote heren aan tafel gaan
h.  Oorlog maakt blauwe bonen goed.

***

Bonusvraag 1: Bedenk zelf drie nieuwvormingen, die niet zouden misstaan in de lijst van vraag 1 en die verder zouden kunnen opfleuren.

Bonusvraag 2: Maak je top-3 van mooiste uitdrukkingen uit de volgende reeks:
a.  aantjes en uitjes
b.  bijster snugger
c.  Dat preekt vanzelfs
d.  een halfvergane redenering
e.  het eten bekokstoven
f.  iets hebben ophangen
g.  je tijd verdoezelen
h.  letters rangschikken
i.  morrelen aan de morelen
j.  Parthen spelen
k.  samenscholende vertrekvogels
l.  tamelijk goed snik
m.  ’t zont
n.  voorin ’t uitzicht
o.  voortgloeiende versinteling
p.  vrijwel ongetwijfeld

Succes!