Hij heeft echter één probleem, en dat is dat hij zijn
liefhebberij maar zelden kan uitoefenen. Een heel enkele keer krijgt hij een
stukje toegestuurd van een vriend die moordenaar is. Maar die moet daar erg
voorzichtig mee zijn, omdat zijn hobby zo mogelijk nog minder op prijs wordt
gesteld.
Doorgaans moet hij dus watertandend genoegen nemen met wat
filmpjes en dergelijke, maar erg veel bevrediging schenkt dat niet, dat kun je
begrijpen. Met afgunst kan hij soms lezen over Paoeaanse koppensnellers of
andere menseneters. Die konden hun liefhebberij ten minste uitleven.
Bij zomerdag, als hij op het strand komt, staat hij soms te
gunzen als hij daar tonnen mensenvlees ziet sudderen in de zon, als in een
spetterende braadpan. Je snap wel dat zo’n liefhebber het water in de mond
loopt bij de aanblik van zoveel heerlijks dat daar gaargestoofd wordt. Maar ja,
hij kan er niks mee. Per slot is hij geen moordenaar, dat is zijn vak niet.
Maar nu heeft hij een geniale inval gekregen: hij moet eens
gaan kijken bij een abortuskliniek. Het schijnt dat daar per week heel wat
jonge mensjes worden doodgemaakt en weggegooid. Vaak heel klein, en dat is
makkelijk om mee te nemen. Alleen is hij er nog niet achter hoe hij daar
ongezien aan kan komen. Gaat het in vuilniszakken in de afvalbak, of met
spoelwater het riool in? Hij zal nog wat onderzoek moeten doen, maar stellig
kan hij in deze richting verderkomen. Een mens moet zijn lievelingsgerecht ten
slotte vaker dan eens in de tien jaar kunnen proeven.