Een varken in de wei is eigenlijk een
hopeloos beest: het hele land ploegt hij om, onder zijn snuit verandert een
mooi grasland in een maanlandschap. Daar komt bij dat hij op die manier erg
veel energie verbruikt; de voederconversie – dat is de hoeveelheid voer die
nodig is voor 1 kg groei – ligt voor een scharrelvarken beduidend hoger dan
voor een varken in de bio-industrie. Dat betekent dat er meer voer én meer
grond nodig is voor eenzelfde hoeveelheid varkensvlees, dus meer
milieubalasting, zou je met een beetje kwade wil kunnen zeggen.
En toch, en toch… ga ik hier een pleidooi houden voor vrije
uitloop voor varkens. En niet zo eentje die op tal van biologische bedrijven in
gebruik is, een verhard erf waar ze nog niet kunnen wroeten, maar een echt
wroetland waar een varken volop varken mag zijn.
Ik doe dat aan de hand van een campagne van de stichting
Varkens in Nood begin dit jaar: 120 misstanden in de varkenshouderij.
Klik op de snelkoppeling en kijk onderaan de pagina bij de
plaatjes. Honderdtwintig misstanden, dat is niet mis. Natuurlijk zit er wat
overlap in en zijn er vrij wat die op lang niet elk bedrijf voorkomen, maar
toch. Zaken als niet kunnen wroeten (6), geen modderbad (7), onvoldoende
vluchtmogelijkheden (12), kreupelheid en ontstekingen (32) komen bij elke gangbare
mesterij voor, en bewegingsbeperking (35), geen natuurlijke dekking (40),
beperkt contact tussen moeder en biggen (54), te jong spenen (80) en vele
andere bij elke gangbare zeugenhouderij, enzovoort.
Kortom: hoewel de meeste varkens misschien een redelijk
leven hebben doordat ze niet beter weten, wordt er heel wat geleden voor ons
karbonaadje. Om van de weeromstuit dan maar helemaal geen (varkens)vlees meer
te eten gaat me te ver, maar er moet wel iets veranderen.
Volgens Varkens in Nood zou de oplossing liggen in het
heffen van accijns op vlees. Bij accijns denk ik aan winst voor de overheid;
het is dan maar te hopen dat de overheid dat geld doorgeeft aan de
varkenshouders in ruil voor dierenwelzijnsverhoging, en niet uitgeeft aan
andere projecten, of rijke zakenlui met de winst laat strijken.
Maar… de grootste misstand staat er niet bij. Wellicht heb
je het vorige week wel op het nieuws gehoord: er zijn te veel varkensboeren;
van de vijfduizend moeten er tweeduizend verdwijnen om de sector weer gezond te
maken. Wat is dit voor waanzin? Waarom hoor ik niemand meer over minder varkens
per bedrijf? Nederland is echt niet gebaat bij de op hol geslagen
schaalvergroting van de afgelopen halve eeuw. Minder varkens per bedrijf zou de
sector even gezond maken en tweeduizend banen behouden.
Minder dieren per bedrijf, dus. Dat moet ook wel met buitenvarkens.
Bedrijfstechnische voordelen heeft scharrel trouwens ook. De belangrijkste
problemen die een varken kan ondervinden in een betonnen stal zijn
longontsteking en gewrichtsontsteking; twee zaken waarvan een scharrelvarken
zelden last zal krijgen, door de frisse lucht, de zachte ligplek en de betere
weerstand. Kortom: nauwelijks medicijn- en veeartskosten.
Voor wie het echt goed wil doen is er een mooi voorbeeld van
een win-win-winsituatie: een Brabantse varkenshouder weidt zijn dieren in het bos, waarbij geen extra grond
nodig is, geen buitenlands voer hoeft te worden aangevoerd en de boswachter
geholpen wordt aan een kiembed voor jonge bomen. Natuurlijk kan dit op te
weinig plekken voor al het varkensvlees dat Nederland nodig heeft, maar toch op
meer plekken dan nu gebeurt.
Ook hier past dus de oproep die ik eigenlijk wel bij ieder
landbouwonderwerp wil laten horen: Laat
natuur en landbouw weer samengaan!