maandag 25 april 2016

Het leven is taai

In onze door jongeren en jong-willen-blijvende volwassenen gedomineerde cultuur lijkt het leven misschien eindeloos, maar dat is niet altijd zo geweest. Toen ouderen de dienst uitmaakten zag de gangbare kijk op de duur van het leven er heel anders uit.
Er bestaat namelijk een merkwaardig verschijnsel dat – in tegenstelling tot dat van vorige week – bepaald niet zeldzaam is; sterker nog: iedere volwassene kent het uit eigen ervaring, de één wellicht bewuster dan de ander. Het is namelijk zo, dat hoe ouder je word, hoe sneller het leven lijkt te gaan. Lijkt te gaan, uiteraard, want het feitelijke tijdsverloop gaat voor ieder mens even snel. Toch is de schijnbare toename in tijdsverloopsnelheid – tot wel een factor 15 of zo; precies kun je het niet zeggen, omdat het niet te meten is – zo opvallend dat, terwijl de meeste jongeren het gevoel hebben dat het leven traag voorbij kruipt, oude mensen terugkijkend beweren dat hun leven voorbijgevlogen is. Gek, nietwaar?

Dan dient zich de boeiende vraag aan: wie heeft er gelijk, de jongere of de oudere? Duurt het leven lang of kort? Het antwoord is: dat valt niet uit te maken, want alles is relatief. Vergeleken met een Pimpelmees leeft de mens zeer lang; vergeleken met een Zomereik vrij kort. Met betrekking tot de veronderstelde ouderdom van de Aarde (4,5 miljard jaar) of het heelal (bijna 14 miljard jaar) of de duur van de eeuwigheid (oneindig lang) is een mensenleeftijd verwaarloosbaar kort. Kortom: ieder die roept dat het leven kort duurt, of dat het lang duurt, heeft gelijk.

Vooral in het het-leven-is-kort-kamp doet de gedachte opgeld dat ons leven tevens broos is. Immers, hoevele doodsoorzaken bestaan er niet? Op welke wijzen kan er niet al een einde komen aan een mensenleven!
Dat laatste is natuurlijk waar. Maar de slotsom dat het leven dus broos en kwetsbaar is deel ik niet. Sterker nog: een mensenleven is uiterst taai. Talloos vele verdedigingsmechanismen zitten in ons lichaam ingebouwd om het tot het uiterste te verdedigen tegen bedreigingen van buitenaf of zelfs van binnenuit. Slechts geweld en list zijn in staat een einde aan te maken aan een gezond jong mensenleven. Ieder die wel eens rondgelopen heeft met zelfmoordgedachten (schrik hier niet van; wie regelmatig mijn stukjes leest weet dat ik ongezouten mijn mening ten beste geef) weet dat. Zelfs levensgevaarlijke gebeurtenissen als een auto-ongeluk (geweld) of een vergiftiging (list) blijken lang niet altijd dodelijk (laat staan roken).

Het leven is taai. Bij deze woorden denken sommigen misschien aan "taai" in de tegenwoordig hier en daar gangbare betekenis "saai". Ook dat kan waar zijn, maar als je daar last van hebt moet je misschien opnieuw even terugschuiven naar het stukje van vorige week, of bijvoorbeeld doorklikken naar dat van drie jaar geleden.

Zoals je wellicht weet bezoek ik regelmatig een kerkdienst. Het gaat daarin nog wel eens over de eeuwigheid en "eeuwig"; merkwaardigerwijze wordt dat door menig prediker uitgesproken als “evig” – waarschijnlijk onbewust, maar je weet nooit, want er zijn er ook die in een preek over pakweg Abraham gerust durven zeggen dat die “even geleden” leefde.
Onder de predikanten bevinden zich namelijk velen uit het het-leven-is-kortkamp en zo hoeft het je niet te verbazen dat in sommige kringen regelmatig de woorden van Moosjè (‘Mozes’) uit Psalm 90 worden aangehaald: "en wij vliegen daarheen" (te weten, naar het einde – van ons leven, van de wereldgeschiedenis). Onlangs voegde één van hen hier aan toe: "Zorg dan wel dat je de juiste vlucht hebt."
Dat was ik dan weer wél met hem eens.


maandag 18 april 2016

Ode aan de vreugde

Freude, schöner Götterfunken, Tochter aus Elysium,
Wir betreten feuertrunken, himmlische, dein Heiligtum!
Deine Zauber binden wieder, was die Mode streng geteilt;
Alle Menschen werden Brüder, wo dein sanfter Flügel weilt.

Rampen... kunnen verbroederen. Welk leed ze ook mogen aanrichten, vaak hebben ze onbedoeld gunstige bijwerkingen. Zoals dat mensen gaan nadenken over de oorzaak en hoe ze wellicht in de toekomst herhaling kunnen voorkomen of de schadelijke gevolgen beperken. Maar ook verbroedering; mensen die eerst niet naar elkaar omzagen gaan elkaar helpen. Het kan ook in het klein; de beste manier om onbekenden in de trein met elkaar in gesprek te brengen is hem een paar uur op het platteland te laten stilstaan. Wel zal dat gepraat deels bestaan uit gemopper. En bij grote rampen worden mensen echt niet allemaal beter – ook het slechtste in de mens komt naar boven.

Een betere manier om mensen bij elkaar te brengen en de wereld te verbeteren is daarom: vreugde. Alleen al het luisteren naar muziek als de 9e Symfonie van Beethoven maakt je blij; of het nu de volledige orkestversie is of een muzikantenoploop op straat.
Een blij mens zal niet zo snel iemand bestelen, bedriegen of vermoorden. Vrolijke mensen beginnen geen oorlog. Kortom: met meer vreugde wordt de wereld een betere plek.

Ik had een studiegenoot die altijd vrolijk was; opgeruimdheid lag in zijn aard. "Een blije jongen" noemde hij zichzelf. Hij is boswachter geworden en ging excursies leiden waarmee hij ongetwijfeld tal van mensen blij heeft kunnen maken. Nu ben ikzelf anders geaard – o nee, dat is tegenwoordig een verkeerde uitdrukking; wel: ben ik niet zo'n lolbroek, heb ik niet zoveel met blije geiten, maar toch: ze zouden er meer moeten zijn. Het zou de mensheid ten goede komen.
Dus zonder oppervlakkig te willen doen (lees slechts mijn andere berichten) wil ik je oproepen: wees eens wat vaker (en langer) vrolijk. Hoe? Misschien door boswachter te worden en natuurexcursies te leiden. Of naar goede muziek als van Beethoven te luisteren. Of te zoeken naar schoonheid: in de natuur, muziek, in kunst, kleurrijke kleding, in prachtige karakters, in taal. Het mooiste woord ter wereld is "jabulani". Proef het eens op je tong, zing het, roep het in koor: jaa-boe-laa-nie! Dat woord geeft vreugde, want het betékent "vreugde". Hetzelfde geldt voor het Duitse "Wonne".

Er bestaat een raadselachtig verschijnsel – zoals de wereld vol is met raadsels – dat psychologen een harde noot te kraken geeft. Er is een oud verhaal van twee mannen in een Romeinse kerker met hun voeten in het blok, die zo blij waren dat ze midden in de nacht zaten te zingen – en niet zachtjes, maar zo dat de hele gevangenis kon meegenieten. En dat terwijl ze een paar uur tevoren gegeseld waren en op valse gronden gevangengezet – stellig zonder geestverruimend drankje.
Het gekke is dat zulke dingen, net als in de Romeinse tijd (er zijn uit die eeuwen veel meer dergelijke verhalen bekend), nog steeds gebeuren.
In de twintigste eeuw, waarin de Roemeense predikant Richard Wurmbrand vertelde over de vreugde die hij en medegevangen kenden in de gevangenis onder het communistische bewind. In de eenentwintigste eeuw, waarin een Nederlandse predikant (i.v.m. met privacy kan ik geen detailinfo verstrekken) onverwacht veel tegenstand kreeg vanuit zijn gemeente, waardoor hij er psychisch aan onderdoor ging, maar desondanks achteraf kan vertellen nooit zo'n diepe vreugde te hebben gekend als in die tijd. Zo zijn er meer voorbeelden – en niet alleen van predikanten –, al zijn ze schaars, want het heeft iets bovenmenselijks.

Er kan dus vreugde bestaan terwijl alle redenen ervoor ontbreken of in ieder geval lijken te ontbreken. Ik vind dat een fascinerend verschijnsel. Je zult er een pittige kluif aan hebben het psychologisch te verklaren; misschien komt een godsdienstpsycholoog er in de buurt, maar dan nog blijft er – schrijf ik intuïtief, ik ben geen godsdienstpsycholoog – iets geheimzinnig onverklaarbaars. Eigenlijk vermoed ik dat de verklaring voor het raadsel – en daarmee (althans een deel van) het geheim van vreugde zonder uitwendige aanleiding – verband houdt met de Nederlandse versie (Vreugde, vreugde, louter vreugde) van Schillers Ode an die Freude, en met dit nummer.


maandag 11 april 2016

In memoriam: het Korhoen

1940                10.000
1950                3500
1960                3000
1970                1000
1980                176
1985                67
1990                40
1995                37
2000                20
2005                13
2010                7
2012                2

Zo ziet de aantalsontwikkeling van Korhanen in Nederland eruit; traditioneel worden namelijk de hanen geteld; de hennen zijn door hun schutkleur en verborgen leefwijze te moeilijk te vinden voor een betrouwbare telling.
Begin april bolderen de Korhanen en vindt de jaarlijkse telling plaats – maar er wordt niet veel meer gebolderd en dus valt er niet veel meer te tellen. Het Korhoen: het enige Nederlandse ruigpoothoen, beroemd om de balts (het bolderen) van de prachtige hanen en om zijn onstuitbare achteruitgang. Ooit zagen pasgemaaide korenvelden zwart van de Korhoenders; J.A. Eygenraam beschreef de situatie op de Noord-Veluwe rond 1912, het hoogtepunt voor de Korhoenders in Nederland, aldus:
Kwam de boer om den oogst op te laden, dan moest het paard bij den kop worden gehouden om te voorkomen dat het op hol sloeg voor het machtige gesnor der vleugels, wanneer deze troepen opnamen.
Het Korhoen kwam toen in alle provincies voor. Rond de Tweede Wereldoorlog zette de achteruitgang echt in, totdat in 1988 de laatste Korhoenders gemeld werden op de Veluwe en in de jaren '90 in Noord-Brabant. Rond die tijd stierven ook de laatste Overijsselse populaties uit, op één na: de Sallandse Heuvelrug, het allerlaatste bolwerk. Maar de factoren die de achteruitgang van de vogel op hun geweten hadden – vooral verdwijning van leefgebied en broedbiotoop, uitbreiding van infrastructuur, voedseltekort als gevolg van intensivering van de landbouw en luchtvervuiling, en vervolgens verzwakking en predatie van de laatste vogels – gingen Overijssel niet voorbij. Het grootste probleem werd echter pas rond 2013 duidelijk: vrijwel alle kuikens díé nog uit hun ei kropen stierven binnen een paar weken doordat het voedselaanbod te beperkt was en een verkeerde stikstof-fosforverhouding had. En nu het is waarschijnlijk te laat om nog grote kruiden- en insectenrijke graanakkers op de Sallandse hei te gaan aanleggen.
Dus nu kunnen we de balans opmaken: er leeft op dit moment nog hooguit één wild Nederlands Korhoen: een hen uit 2008. Deze laatste overlevende is op 20 april 2015 door Edwin Winkel gefotografeerd in een eik – meteen een historische foto. Het is onduidelijk of de vogel nog in leven is, maar de kans is niet groot.

Daarmee komt er een einde aan de aanwezigheid van wilde Korhoenders in Nederland. Nu zijn er nog twee landen over waar Laaglandkorhoenders (en variant of ondersoort van het Korhoen) voorkomen: België, met alleen nog een eveneens op uitsterven staande populatie in de Hoge Venen, en Duitsland, dat op de Lüneburger Heide nog een levensvatbare populatie bezit van zo'n tweehonderd hanen. Dit aantal is echter te laag om te veroorloven hier hanen weg te vangen om ze op de Sallandse Heuvelrug uit te zetten. Daarom worden ze nu uit Zweden gehaald, omdat er daar nog genoeg zijn. Dat de Scandinavische vogels, hoewel genetisch verwant, niet erg zijn aangepast aan ons klimaat, is dan jammer; een betere optie is er niet. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat er op de Hoge Veluwe deze eeuw honderden gefokte Laaglandkorhoenders zijn uitgezet, die stuk voor stuk het loodje legden, hetzij ten prooi gevallen aan rovers als Vos en Havik, hetzij anderszins. Een andere oorzaak voor het mislukken van het Hoge-Veluweproject zou trouwens liggen in het feit dat een eenmaal verdwenen korhoenderpopulatie niet meer terugkomt; wat een reden te meer is alles op alles te zetten voor de Overijsselse populatie, voor zover daarvan nog sprake is.
Dus volgt in 2012 de eerste bijplaatsing van Zweden: vier hanen en een hen. Het volgende jaar worden vijfentwintig Zweedse korhoenders in Overijssel losgelaten. Na een korte pauze is er in 2015 een vergunning verleend voor het bijplaatsen van vijfentwintig Korhoenders per jaar tot 2021. Tja, Zweedse vogels die wel in betere gezondheid verkeren dan de door inteelt verzwakte laatste Nederlandse Korhoenders, maar qua lichaamsbouw en gedrag niet echt aangepast aan ons klimaat – ik blijf de ontwikkelingen met belangstelling volgen, maar mijn verwachtingen zijn niet hooggespannen. Voor mij is het Nederlandse Korhoen (op één hen en enkele half-Nederlandse jonge vogels na?) uitgestorven. Hiermee volgt het de Kuifleeuwerik die een paar jaar geleden verdween als Nederlandse broedvogel, niet lang na Duinpieper en Ortolaan. Wie volgt?