De kranten stonden er bol van: de ontdekking van een
‘aardachtige planeet’, Kepler-452b, door sensatiemedia meteen "tweede
Aarde" genoemd, of "het oudere neefje van de aarde"; er is zelfs
al een afbeeldingen gemaakt van het mogelijke oppervlak van de planeet, al
hebben we geen flauw idee hoe de planeet er werkelijk uitziet en grote kans dat
we daar nooit achter komen ook, want Kepler-452b is maar liefst 1400 lichtjaren
van ons verwijderd. Vanwaar al deze ophef? Wel, de planeet bevindt zich in de
zogenaamde "bewoonbare zone" rond zijn ster Kepler-452 in het
sterrenbeeld Zwaan. En hoewel zowel Kepler-452b groter is dan Aarde als
Kepler-452 groter en heter dan de Zon, is de met de Kepler-ruimtetelescoop
ontdekte exoplaneet (d.w.z. planeet buiten ons zonnestelsel) de meest
aardachtige die tot dusver bekend is. En dat betekent – hou je vast – dat er
misschien wel leven op kan voorkomen!...
Intussen is duidelijk dat de kans dat
er leven is op Kepler-452b zeer klein is, maar zeg nooit nooit… De Kepler-ploeg
blijft zoeken en wellicht vinden ‘we’ binnen afzienbare tijd een werkelijk
bewoonbare of zelfs bewoonde planeet.
En dan? Wel, dan kunnen we eindelijk opademen, want dan
blijkt eindelijk dat we niet alleen zijn in het onmetelijke heelal. Want dat is
toch wel de vervelendste consequentie van het afzweren van God en de goden: dat
er in de uitgestrekte kosmos niemand is die weet heeft van die mensjes op een
planeetje verdwaald in een uithoek van het onafzienbare, spaarzaam met sterren
en andere levenloze brokken bezaaide universum. Moet je nagaan: onze planeet is
maar een speldenknopje vergeleken bij de Zon en die is maar een minuscule dwerg
vergeleken bij sommige reuzensterren, die op hun beurt als slechts een nietig
stipje staan aan de hemel der eindeloze eenzaamheid. En nergens andere
intelligentie, zelfs nergens ander leven dan alleen op ons in duisternis
gehulde aardkluitje – dat is toch een onverdraaglijke gedachte! Verdwaald,
hopeloos verdwaald door stom toeval zijn we hier, volslagen zinloos.
Op de in de jaren 1970 elk met een ruimteschip verstuurde
gouden platen met afbeeldingen en geluidsopnamen van de Aarde hebben we nog
steeds geen antwoord. In de tussentijd is een clubje astronomen in het kader
van het project SETI ("zoektocht naar buitenaardse intelligentie") druk
bezig te zoeken naar radiosignalen uit het heelal. Vanwege de angst van sommige
wetenschappers dat door ons uitgezonden signalen mogelijk ongure elementen uit
de ruimte kunnen aantrekken is dáár nu maar van afgezien.
Maar zal het wat opleveren? Vergeet het maar. De schrijver
van het Wikipedia-artikel over SETI meent dat er "plausibele argumenten
zijn om aan te nemen dat dergelijke [intelligente] beschavingen waarschijnlijk
bestaan" (nl. de vergelijking van Drake, die niets meer is dan een formule
met louter onbekende grootheden), maar ik ben niet overtuigd. Hugh Ross, Kenneth
Samples en Mark Clark geven in hun boek Lights
in the sky & little green men een overzicht van de 153 factoren waaraan
moet worden voldaan om leven (nog niet eens intelligent leven) op een planeet
mogelijk te maken; de berekening mondt uit in een waarschijnlijkheid van 1:10194.
Aangezien het maximaal aantal planeten in het heelal wordt geschat op tien
triljard (1022) is de kans dat één ervan leven bevat 10172
(een één met honderdtweeënzeventig nullen, zou moeten klinken als "tien
octovigintiljard" of zoiets). Zelfs al zouden Ross, Samples en Clark te
pessimistisch zijn, dan nog is de kans op een andere planeet met leven
verwaarloosbaar.
Of toch niet? Ondanks afwezigheid van enig kosmologisch
bewijs zijn er mensen die stellig geloven in buitenaardse intelligentie – de
bewijzen zijn volgens hen op Aarde te vinden: buitenaardsen bezoeken ons in
ruimteschepen (vliegende schotels, ‘ongeïdentificeerde vliegende objecten’;
mogelijk reusachtige afstanden overbruggend via wormgaten) en laten soms sporen na in
het landschap, bijvoorbeeld in de vorm van graancirkels (waarover later).
Bovendien zijn er getuigenverklaringen van mensen die ontmoetingen hebben gehad
met buitenaardsen of zelfs door hen ontvoerd zijn geweest. Op één of andere
wijze echter laten andere mensen die toch overtuigd zijn van het bestaan van
buitenaardse intelligentie zich hierdoor dan weer niet overtuigen – omdat het
te dichtbij komt? Raadsel.
Christenen zijn over het algemeen – hoewel er uitzonderingen
zijn – niet erg te porren voor de gedachte dat er elders in het heelal
(intelligent) leven voorkomt, vanuit de gedachte dat de Bijbel de mens een
unieke plaats toekent en zwijgt over andere bewoonde planeten. Nu wil dat
zwijgen niet zeggen dat het niet kán, maar alleen al op grond van de
hedendaagse kennis acht ik de kans verwaarloosbaar. Maar ja, voor wie in
toeval, oerknal en evolutie gelooft is die conclusie toch minder gemakkelijk
aanvaardbaar.
Dus er is geen buitenaards leven? Neen. Er ís buitenaards
leven; maar dan in de vierde, vijfde of misschien zevende tot vijfentwintigste
dimensie. Lees Schaduw van de
werkelijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten