Omdat dat het leven zinvol maakt. Ten eerste geeft het helpen van andere mensen zin aan het leven, ten tweede doet nadenken dat ook. Want het is zoals Ajith Fernando schrijft: "Denkers kennen diepte. En diepte beschikt over rijkdom en variëteit."
Mensen die niet nadenken zijn oppervlakkig. Ze leven van 'weekend' naar 'weekend' zonder te weten waaróm ze eigenlijk leven. Hooguit verwarren ze "waarom" met "waardoor".
Je hoef niet bij de intelligentste 5% te horen om te kunnen
nadenken. Ook jij ben niet te dom om na te denken, anders zou je dit niet
lezen. En dat pleit voor je.
Je hoef zelfs nergens bij te horen. Want dat is het
exclusieve privilege van denkers: zichzelf zijn, een eigen identiteit bezitten.
Voor de massa is waarheid datgene wat men voortdurend ziet en hoort, aldus
Oswald Spengler. Wie daarentegen nadenkt is veeleer geneigd zich aan te sluiten
bij een minderheid dan mee te huilen met de wolven in het bos.
Vooral wie behoort tot een minderheid moet sterk in zijn
schoenen staan om bij zijn standpunten te blijven. De aloude manier was:
gehoorzaam de richtlijnen van je leiders volgen. In onze samenleving, nu de
idealen van de Verlichting gemeengoed zijn geworden, is die optie nauwelijks
haalbaar meer. Een veel betere wijze is: nadenken. Doordenken waaróm je zekere
normen, tradities en andere waarden in ere wil houden. Dat sticht een duurzame
grondslag die in staat is de knagende tand van de tijdgeest te weerstaan.
Voor wie graag jong wil zijn schrijft Johan Daisne: "Denken
maakt jong. Want denken doet twijfelen. En twijfel plaatst ons telkens weer aan
het begin van ons leven."
Anderzijds kan nadenken ook juist leiden tot zekerheid. Dat
was het geval voor René Descartes ("Cogito
ergo sum"), maar ook voor C.S.
Lewis. Volgens hem is de menselijke rede een bewijs van het bovennatuurlijke,
ja, van het bestaan van God; dus hoe meer denken, hoe meer bewijs.
Maar teveel nadenken, is dat misschien toch slecht voor je? Dat
hoeft zeker niet; het gaat namelijk om de vraag of je goed of slecht denk. Dat
is ook wat de hedendaagse filosoof Jan Drost stelt. Maar veel nadenken kan je
wel in een gevarenzone brengen. Dat ondervond bijvoorbeeld de wijsgeer
Friedrich Nietsche. Door alles te doordenken kwam de wereld hem zo zinloos voor
dat hij uiteindelijk krankzinnig werd. Hoewel Drost het lezen van onder meer
Nietsche en Epicurus als bevrijdend ervoer is het zeer de vraag hoe verstandig
het was dat hij zich door nadenken ontworstelde aan het morele, zinvolle universum dat het christendom
uit zijn jeugd had ontworpen.
Evenals Nietsche kwam ook een andere wijsheidsleraar uit het
verleden, Qohèlèt, tot de slotsom dat alles zinloos is. Najagen van lucht,
zinloze kwelling van de geest. Maar er was één verschil, wat vermoedelijk voor
de Hebreeuwse rabbijnen de doorslag gaf zijn geschrift op te nemen in de Tanach
(ons oude Testament, waarin het nu Prediker heet). Evenals de Joodse
schriftgeleerde Sja'ul (die later bekend werd als apostel onder de naam Paulus
en over de zinloosheid schreef in zijn brief aan de gemeente van Rome) zag hij
achter de zinloosheid hoop gloren. Niet voor de korte termijn, zelfs niet voor de
lange termijn, maar veeleer voor de eeuwige termijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten