,,Wel een heel boeiend onderwerp, fossielen. Misschien ga ik
er zelf ook nog eens naar graven.”
,,Ah, gelukkig alvast één ding waarover we het eens zijn.
Het lijkt me leuk om eens iets af te spreken.”
,,Maar je argument dat onveranderde soortgroepen en levende
fossielen de evolutietheorie onderuit zouden halen deugt niet. Er zijn in de
natuur wel meer vreemde zaken die echter door evolutiebiologen heel goed
verklaard kunnen worden. Soorten veranderen pas als de milieuomstandigheden ze
daartoe dwingen, dus als er veranderingen optreden waaraan ze zich moeten
aanpassen.”
,,Twee dingen. Het eerste is dat de erosiesnelheid zo hoog is dat de
continenten tijdens de veronderstelde vierenhalf miljard jaar van het bestaan
van de Aarde al een aantal malen moeten zijn afgesleten en weer opgebouwd, dus
biotopen zijn verdwenen of veranderd. Ten tweede zijn er vele klimaten over de
aarde heengegaan, naar wordt verteld. Zo was er in het Carboon een warm en
vochtig klimaat, in het Perm wisselend, in het Trias warm en droog, in het
begin van het Tertiair heet en aan het einde ervan de koude ijstijden met warme
tussenpozen. Kortom: ik ben geneigd te zeggen dat je in wonderen moet geloven
om vol te houden dat soorten honderden miljoenen jaren onveranderd kunnen
blijven, nog afgezien van genetische overwegingen.
,,Dat van die erosie trouwens, nu we het toch over geologie
hebben, maakt het wereldwijd voorkomen van oude aardlagen en het voorkomen van
jonge lagen hoog in de bergen minder waarschijnlijk. Ook vulkanische activiteit
en gebergtevorming lijken veel te snel te gaan voor een zo oude aarde. En dan
heb ik het nog niet eens gehad over ontbrekende lagen, lagen die elkaar een
aantal malen afwisselen, lagen die in elkaar overgaan en plaatsen waar oude
lagen bovenop jonge liggen. In dat laatste geval spreekt men van een – door
tektonische krachten veroorzaakte – overschuiving, maar de moeilijkheid is dat daar
in veel gevallen geen sporen van te vinden zijn, terwijl een verplaatsing van
zovele tonnen materiaal, verdeeld over een oppervlakte van soms duizenden
vierkante kilometers (zoals de Lewis-overschuiving in Montana), over een
afstand van soms honderden kilometers (zoals bij de Matterhorn en de Mythentop in
Zwitserland), diepe sporen moet achterlaten in het landschap. Maar soms is het
zelfs zo dat die lagen in elkaar overlopen, zoals in de Empire Mountains in
Arizona.
,,Op verscheidene plaatsen ter wereld zijn hele rotspakketten
gebogen zonder te breken, een aanwijzing dat ze nog zacht en dus onlangs
gevormd waren. Het schijnt dat het Cambrische Sawatch-zandsteen nog zacht was bij
opheffing van de Rocky Mountains tijdens het Krijt. Platgedrukte polonium-radiohalo’s
in het Colorado-plateau suggereren dat een pakket van Trias-, Jura- en
Eoceenlagen binnen enkele maanden werd afgezet. Zandsteenlagen moeten nog zacht
zijn geweest en veel water hebben bevat toen verscheidene andere gesteentenlagen
erbovenop werden afgezet en kalksteen zich daarin door scheuren en gaten een
weg omhoog perste. Op verscheidene plaatsen zijn niet-weggeërodeerde voetsporen
en ribbelstructuren te vinden. Sporen van bodemvorming en verwering daarentegen
zijn vrij zeldzaam, terwijl dat overal tussen de lagen aan te treffen zou
moeten zijn. Dat de lagen zelf op catastrofale wijze zijn afgezet is namelijk
inmiddels algemeen geaccepteerd; de lange tijdsperioden zouden dus tussen de lagen moeten liggen; maar
nauwelijks een spoor daarvan. En dan zijn er nog meer aardkundige feiten die
eerder wijzen op een ramp van wereldformaat dan op lange rustige perioden
afgewisseld door kleine natuurrampen: het overheersen van mariene afzettingen
op de continenten, het feit dat er vijf keer zo veel sediment op de continenten
ligt als op de zeebodem, overblijfselen van een ontzaglijke waterafvoer zoals
het Grand Canyon, enzovoort. En om terug te komen bij de fossielen: een
uniformitarische geologie kan moeilijk polystrate fossielen als dendrolieten en
wormengraafsporen verklaren... Wordt vervolgd.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten