De Oost-Friezen
in het noorden van Duitsland dreigen hun eigen taal te verliezen of actief de
rug toe te keren. Vooral jongeren kiezen voor Nederduits waarmee ze in de hele
streek, Hoogduits waarmee ze in het hele land, of Engels waarmee ze in de hele
wereld terechtkunnen, zo las ik. En dat probleem – want dat is het; dat leg ik
zo meteen uit – speelt niet alleen in Oost-Friesland, maar in de hele wereld. In
Afrika, Azië, Amerika en Australië geven mensen hun stamtaal op ten gunste van
de landstaal. En die landstaal kan tegelijkertijd een wereldtaal zijn, zoals
Arabisch, Spaans, Frans of Engels. Het gevolg is dat plaatselijke talen in rap
tempo verdwijnen, zelfs zo dat als de ontwikkeling geen halt wordt toegeroepen
het gros van het aantal kleine talen binnen drie generaties verdwenen kan zijn,
in streken als Paoea-Nieuw-Guinea wellicht binnen twee generaties, denkt Marian Klamer. Wij leven, zo stelde een
groep Utrechtse taalwetenschappers vorig jaar, in de tijd van het "grote
sterven der talen".
Ik noemde
dat een "probleem". Lees eerst eens dit bericht, dan begrijp je het wellicht. Een
taal laten uitsterven is zonde. Ann DeCraemer schrijft (met betrekking tot
Vlaamse dialecten, maar het is universeel toepasbaar): "Het verlies van
die variatie maakt ons als taalgebruikers allen een pak armer."
Ginny
Naish schrijft in haar boek Kwetsbare
talen dat bij indianen in de VS het besef begint door te dringen "dat
verlies van de taal niet alleen maar verlies van erfgoed betekent, maar ook
verlies van de essentie van hun bestaan". Helaas is dat besef op de meeste
plaatsen nog niet doorgedrongen, of zijn tegenkrachten vele malen sterker. Zo schrijft
Naish verder:
Er bestaan vele bedreigingen
voor de talen in Zuid-Amerika. Hoewel er verscheidene programma's in het leven
zijn geroepen ter bevordering van tweetaligheid en ter bescherming van de
cultuur van deze inheemse groepen, is er door economische en sociale factoren
nog steeds sprake van een grote migratiestroom van het platteland naar de stad.
Hierdoor vervreemden inheemse
bevolkingsgroepen van hun thuis en hun tradities, en zijn ze geneigd een taal
te gaan spreken die beter bij de sociale en mentale inrichting van hun nieuwe
stedelijke omgeving past. Sommigen stappen over op een grotere inheemse taal
zoals het Guaraní en het Aymara, maar vele anderen gebruiken het Spaans of
Portugees nog als enige taal, keren hun inheemse wortels de rug toe en laten
hun culturele identiteit voorgoed achter zich.
Het
artikel waarnaar ik in de eerste alinea verwees sluit af met een overzicht van de
vijf factoren voor taalbehoud of taalverlies: economisch, status, demografisch,
steun en culturele verwantschap. De meeste komen in het bovenstaande citaat (over
verstedelijking) terug.
Her en der,
in alle werelddelen, strijden eenzame laatste sprekers voor het behoud van hun
taal, slechts zelden met succes. Kwetsbare
talen beschrijft een aantal aansprekende voorbeelden, zoals dit: De laatste
twee sprekers van het Ayapaneco in Mexico hebben vanwege een ruzie al jaren
geen contact meer met elkaar.
Maar er
is één ontwikkeling die ik nog niet heb genoemd en die kan helpen voor ten
minste een aantal talen het tij te keren.
Bijbelvertalers
van Wycliffe en verscheidene andere organisaties zijn hard bezig mensen in
afgelegen gebieden de gelegenheid te bieden de Bijbel in hun moedertaal te
lezen of te horen.
-
ongeveer
7000 talen zijn er wereldwijd;
-
in
554 talen is de volledige Bijbel beschikbaar;
-
in
1333 talen alleen het Nieuwe Testament;
-
in
1045 talen slechts gedeelten van de Bijbel.
Dat
betekent dat er maar liefst nog 3955 talen zijn waarin geen enkel Bijbelgedeelte
beschikbaar is; het gaat om een half miljard mensen. Wel is er voor vijf
miljard mensen de gehele Bijbel in hun moedertaal, maar voor 57% van het aantal
taalgroepen wereldwijd bestaat nog geen enkel bijbelgedeelte en in de meeste
gevallen evenmin andere teksten. Vaak gaan bijbelvertaling en alfabetisering
namelijk hand in hand. Nu ga ik geen lans breken voor alfabetisering op zich,
maar je had misschien al in de gaten dat dit stukje niet toevallig op Tweede
Pinksterdag is geplaatst; misschien zag je al de verwijzing naar 2013.
Kijk, bijbelvertalers
begrijpen ook wel dat het niet uitkan de Bijbel te vertalen in het Tuscarora,
het Júma of het Ngawun, maar ze zien wel in hoe belangrijk het is mensen te
kunnen aanspreken in hun moedertaal. Een pastor op het eiland San Andrés zei
onlangs: “Het feit dat we nu het Nieuwe Testament in onze taal hebben, betekent
dat we ons niet langer tweederangs mensen hoeven te voelen.” En daarom dit:
Door bijbelvertalen worden
talen levendgehouden en mensen (in geestelijke zin) levendgemaakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten