Lastige vraag: zijn Joden en Arabieren gelijkwaardig?
Misschien zeg je: natuurlijk, alle mensen zijn gelijk. Maar hoe moet je dan
duiden dat een door Hamas-leden ontvoerde jonge Israëlische reservekorporaal, Gilad
Sjalit, in 2011 werd geruild tegen 1027 Palestijnen? Is een Jood
1000 keer zo veel waard als een Palestijn?
In elk geval is er een verschil tussen de doodscultus (zie
deel 7) in fundamentalistisch-Arabische kringen en de grote plaats die het
begrip "chaj" (=
"leven") inneemt in de Israëlische samenleving (wat weerspoken wordt
door het in de Inleiding genoemde hoge abortuscijfer, maar dat terzijde).
Volgende vraag: zijn Joden en Arabieren wettelijk gelijk?
Laten we de kwestie van twee kanten bekijken.
A) Arabieren
in Israël
Israël is een democratische rechtsstaat; dat het nog geen
grondwet heeft doet daar niets aan af. De rechtsgelijkheid van alle burgers
ligt verankerd in de Onafhankelijkheidsverklaring en fundamentele wetten en
bijvoorbeeld het feit dat Israël partij is bij de belangrijkste internationale
mensenrechtenverdragen. Ook godsdienstvrijheid is wettelijk gegarandeerd. De
Israëlische rechterlijke macht toetst de praktijk voortdurend aan de wet. Zo
hebben ook Arabieren in Israël volledig staatsburgerschap met alle rechten van
dien, zoals afvaardiging in het parlement.
Toch is de praktijk weerbarstig. Hoewel je van Joden, die
voortdurend in de geschiedenis waar ook ter wereld zijn achtergesteld of
onderdrukt, zou verwachten dat ze op hun beurt vriendelijk zouden zijn voor de
Arabieren met wie ze samen in het land wonen, worden Arabische Israëliërs vaak
achtergesteld en is hun gemiddelde levensstandaard beduidend lager dan van
Joodse Israëliërs. Ook Messiasbelijdende Joden en christelijke scholen
ondergaan dit lot.
B) Joden
onder Arabisch bewind
De meeste, zo niet alle, islamitische staten kennen geen
democratie, geen godsdienstvrijheid en geen rechtsgelijkheid voor niet-moslims.
Zo bezaten Joden in het Midden-Oosten de eeuwen door een zogenaamde dhimmi-status: gedoogd, maar
ondergeschikt en onderworpen aan Arabische heerschappij. Als het nodig is in
het kader van de Heilige Oorlog kunnen zulke dhimmi's zonder bezwaar worden
vermoord, zoals de geschiedenis heeft uitgewezen. Denk ook aan de Farhud, het
bloedbad in Bagdad in 1941.
In de praktijk blijkt die ondergeschikte positie in veel
sterkere mate dan de achterstelling die sommige Arabische Israëli's ervaren.
Veel Arabische dorpen in Israël zijn min of meer verboden gebied voor Joden.
Ook christenen kunnen ongestraft worden vernederd of aangevallen, zoals zij
ervaren in Gaza, Bethanië (al-Azariye) en Beeth-Lechem (Bethlehem, Bayt Lahm).
Dit is namelijk precies de status die christenen vandaag de dag in de
Palestijnse gebieden hebben. En dat is de reden waarom zij veelal sterk tegen
Israël zijn: ze willen in een goed blaadje komen bij hun mohammedaanse bazen.
De Aramese christen Shadi Khalloul analyseert het als volgt:
De Palestijnse Autoriteit en andere Arabisch-islamitische regimes zijn
slim genoeg om deze zwakte op te merken. Ze bedenken activiteiten, betalen
salarissen en richten anti-Israëlische christelijke dhimmi-organisaties op,
zodat westerse christenen geloven in de 'Palestijnse zaak'. Met dat laatste
bedoelen ze de oprichting van nog een Arabisch-islamitische dictatuur zonder
mensenrechten. Hun methode is om christenen tijdelijk te gebruiken en ze op te
zetten tegen hun Joodse broeders. (…) De westerse democratische wereld en ook
de kerken zouden zich bewust moeten zijn van deze methode. (…) Israël is niet
het probleem; Israël is de oplossing.
Nu hebben die dhimmi's,
na precies 1310 jaar, ineens de
rollen omgedraaid, een staat gesticht en de overwinning behaald in
daaropvolgende oorlogen. Onverteerbaar! Daar ligt de tweede oorzaak van de
buitensporige jodenhaat van Arabische en Perzische moslims en de hernieuwing
van het moslimfundamentalisme, zoals door Ouweneel en Jansen (zie deel 7, voor
de eerste reden) is aangetoond. Dit is een geweldige vernedering voor trotse
Arabieren, en bovendien wanorde stichtend in de door Allah gewilde
(rechts)orde. Een Arabische schrijver (Sabri Abu’l-Majd) zegt het zo:
De trotse geest van de Arabische moslims heeft achtereenvolgens de
Ottomaanse en de Britse bezetting kunnen verdragen, omdat Turkije en Groot-Brittannië
grote, machtige staten zijn met geweldige legers. Maar de trotse Arabische
geest kan niet de bezetting verdragen van Palestina door Joden, dat wil zeggen
door gangsters, die uit de vier hoeken van de wereld kwamen aanstormen en die
geen andere wet kennen dan die van de jungle.
Het verschil in rechtsgelijkheid is als volgt samen te
vatten: Arabieren onder Israëlisch bewind hebben volledig staatsburgerschap
(hoewel ze in de praktijk soms worden achtergesteld); Joden onder Arabisch
bewind hebben een achtergestelde positie (hoewel ze in de praktijk soms worden
vermoord).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten