maandag 31 juli 2017

Graancirkels, wie maalt er nog om? (afl. 10)

Het lijkt er dus op dat er voor graancirkels een natuurlijke verklaring bestaat. Dat is niet nieuw; in het verleden zijn reeds allerlei mogelijkheden geopperd, van parende herten tot heksenkringen. Voortschrijdend onderzoek heeft de meeste van dit soort 'verklaringen' doen verwerpen, maar een paar zijn er dus overgebleven: plaatselijke wervelwind, aardenergie, plasmawervelingen en lichtbollen; al dan niet gecombineerd. Dat voor twee daarvan, aardenergie en lichtbollen, nog geen natuurwetenschappelijke verklaring bestaat, hoeft niets te zeggen; misschien heb ik wel eens het voorbeeld aangehaald van bolbliksem, een zeldzaam verschijnsel dat door wetenschappers (of wetenschapsgelovigen, fysicalisten) lacherig terzijde werd geschoven als fantasie, tot er een natuurlijke verklaring voor werd gevonden. Met aardenergie en lichtbollen zal het net zo gaan, vermoed ik.
Dat onder graancirkelonderzoekers veel discussie is over welke 'echt' zijn en welke een hoax, dus door graankunstenaars gemaakt – de schattingen lopen uiteen van "bijna alle" tot "bijna geen" – doet hiervoor niet ter zake.

Een opmerkelijk gegeven daarbij is een zeldzaam verschijnsel dat ik noemde in de lijst anomalieën (afl. 7), maar nog niet heb toegelicht: ghost, de geestafdruk.
Het klinkt fascinerend, en dat is het ook. Soms verschijnt er na de oogst, na het ploegen of in het volgende gewas een vage ‘afdruk’ van de graancirkelformatie die er die zomer gelegen heeft. Een spookformatie. In 1999 verscheen er bij Barbury Castle in Engeland een graancirkel in tarwe. Het volgende jaar zaaide de boer het land in met gerst. Op de plek waar de tarweformatie had gelegen bleek de gerst donkerder en groter te zijn dan eromheen. In dat jaar ontstond er niet ver daar vandaan, bij Avebury, een andere formatie in tarwe. Ook hier zaaide de boer het volgende jaar de akker in met gerst, maar die bleek op de plek waar de graancirkel gelegen had zo slecht te groeien dat er hele plekken kaal bleven. In andere gevallen bleef ’s winters sneeuw het langst liggen waar die zomer een formatie was gevormd, of smolt er juist eerder weg. Hoe is zoiets in vredesnaam mogelijk?
Er zijn verschillende verklaringen voor geopperd. Eén ervan is dat door drukke betreding door bezoekers het bodemleven verstoord wordt. Janet Ossebaard bestrijdt dit echter door een verwijzing naar een graancirkel die geen bezoekers trok en toch een spookformatie voortbracht. Sjaak Damen oppert virusinfectie of bodemverdichting als gevolg van straling. Als het bodemverdichting is kan dat mijns inziens niet komen door de stampende voeten van cirkelmakers, want dan zou het graan te zeer beschadigd moeten zijn en zou je ook alle sporen van de maaidorsers moeten terugvinden, wat voor zover ik weet niet het geval is. Kortom, meent Janet, de kristallijne structuur van de bodem is veranderd als gevolg van de (elektromagnetische) energie die de cirkels vormde. Overigens denkt ze niet dat alle door ‘buitenaardsen’ gemaakte cirkels een spookformatie opleveren, maar wel omgekeerd dat een spookformatie een ‘postuum’ bewijs is van ‘echtheid’ van de formatie. Of dat waar is kan ik niet beoordelen, maar dat het spookverschijnsel het graancirkelraadsel alleen maar groter maakt lijdt geen twijfel.

Parallel daaraan schijnt er ook een soort blauwdruk te bestaan voorafgaand aan het ontstaan van een formatie. Ossebaard haalt een bron aan onder de Britse piloten van de Royal Air Force, die zegt dat zij met hun infraroodvizier formaties waarnemen waarvan vele nooit plat gaan. Dat maakt dus dat Ossebaard de Oliver's Castle Footage (zie afl. 5) uitlegt als een door lichtbollen geactiveerde blauwdruk. Of die conclusie juist is valt te betwijfelen, maar het is een interessante gedachte.

Sommige graancirkels zijn met zekerheid door mensen gemaakt. Sommige met zekerheid niet. Zo liet Eltjo Haselhoff eens foto’s zien van zijn onderzoek naar een kleine formatie in een bonenveld bij Hoeven. Het was ’s morgens vroeg. De afgelopen dagen had het flink geregend en de kleigrond was zacht, de voeten van de onderzoekers zakten er bij elke stap een halve decimeter in weg. Toch waren hun voetstappen de enige in het veld.
Ook een kleine formatie in Engeland was vrijwel zeker niet door graankunstenaars gemaakt; Roeland Beljon vertelt hoe na de ontdekking geen mens de cirkel durfde te betreden, zo’n sterke negatieve energie hing er. En Beljon is echt niet één van de gevoeligste cirkeljagers.
Zomaar een paar voorbeelden.
Maar wie maakt ze dan wel? We hebben natuurlijke verklaringen besproken, maar er zijn een paar dingen die niet kloppen. Ten eerste het feit van de geometrie, uitgebreid onderzocht door onder anderen Bert Janssen; daar moet volgens onderzoekers als Ossebaard wel een intelligentie achter zitten. Is dat zo?
Bloemblaadjes groeien vaak in een hoek van 137,5° ten opzichte van elkaar; zo vangen ze samen maximaal zonlicht. Dit wordt de "gulden hoek" genoemd, een geval van de in de wiskunde bekende gulden snede, die verband houdt met de rij van Fibonacci, een getallenreeks die onder meer terug te vinden is in de groei van konijnen- en bijenpopulaties. Vergeet daarnaast ook symmetrie niet. Onder meer gewervelde dieren zijn tweezijdig symmetrisch, terwijl bijvoorbeeld zeesterren meervoudig symmetrisch zijn. En dan heb je nog kristalstructuren in gesteente, in sneeuw en ga zo maar door. Op microniveau lijken atoomkernen te voldoen aan wiskundige regels. Kortom, de natuur maakt gebruik van wiskunde. Maar zulke complexe wiskunde als nodig is voor de ingewikkeldste formaties? Ik denk dat Janet gelijk heeft dat daar een denkende intelligentie achter zit. Dat zou dan gewoonweg het creatieve brein van graankunstenaars kunnen zijn, maar er is nog iets dat niet klopt.

maandag 24 juli 2017

Graancirkels, wie maalt er nog om? (afl. 9)

Afgelopen april verscheen in het populair-wetenschappelijke tijdschrift Weet een artikel van geneticus dr P. Borger getiteld "De oertijdcode".
Op zaterdagavond 17 december 1988 kwam de Zwitserse tv met een opmerkelijk verhaal. Chemicus Guido Ebner en zijn assistent Heinz Schürch toonden een Tongvaren, maar dan zo groot als alleen bekend uit steenkool. Hoe kwamen ze daaraan? Wel, zelf gekweekt door sporen van Mannetjesvaren bloot te stellen aan een elektromagnetisch (elektrostatisch) veld. Op diezelfde wijze hadden ze maïsplanten gekweekt met 10-12 kolven per stengel (i.p.v. de gebruikelijke 1-3), die beter bestand waren tegen ziekten. En niet alleen planten; ook hadden ze eitjes van de Regenboogforel in het elektrostatische veld gelegd, met als uitkomst een forel die groter, schuwer, sterker en wilder was en een net als een zalm een vooruitstekende onderkaak bezat – kortom: een al 150 jaar uitgestorven oerforel. Opmerkelijk was verder dat de 'nieuwe oersoorten' na 3 of 4 generaties hun bijzondere kenmerken weer verloren en 'terugvielen' in de gewone Mannetjesvaren, Maïs dan wel Regenboogforel.
De scheikundigen hadden destijds geen verklaring voor de waarnemingen, maar gingen door met hun kweekproeven, waarvoor hen patent werd verleend (tot 1999), maar na een paar jaar verdween om onduidelijke redenen de aandacht voor het verschijnsel. Toch bleven de opvolgers van Ebner en Schurch hun ontdekkingen zien als veelbelovend en verantwoord alternatief voor genetische manipulatie en gewasbeschermingsmiddelen.
Borger verklaart de bevindingen als "epigenetische regulatie van genexpressie": de DNA-sequentie zelf verandert niet, maar de wijze waarop die tot uitdrukking komt verandert; simpel gezegd: er komt een andere verdeling van welke genen 'aan' staan (dus invloed uitoefenen) en welke 'uit' staan. Vermoedelijk zijn transposons (kleine stukjes DNA die kunnen verspringen) of vergelijkbare variatie-inducerende genetische elementen hiervoor verantwoordelijk. Hoe de activiteit van transposons precies wordt beïnvloed door elektrische velden is nog niet bekend, maar wel weten we dat hun activiteit wordt verhoogd door UV en andere straling, wellicht ook door straling van een magnetron. Tot zover Borger.

Een vrij lange uitweiding, maar een ook voor het graancirkelfenomeen interessante, omdat die een verklaring kan bieden voor de kweekproeven van Sjaak Damen en daarmee een elektromagnetisch element in het gebeuren bevestigt, een verklaring die (zoals gezegd) door Haselhoff werd aangedragen en aansluit op het werk van Burke, Levengood en Talbott (BLT Research Team, Michigan), de eersten die wetenschappelijk onderzoek deden naar biofysische afwijkingen van graancirkelplanten.

Er is echter nog een andere verklaring, die wordt verdedigd door Terence Meaden en anderen van het BLT Research Team: de plasmavortextheorie. Plasma is de vierde fase naast vast, vloeibaar en gasvormig: geïoniseerd. "Vortex" is het Engelse woord voor "werveling". Onder bepaalde omstandigheden kan plasma (elektrisch geladen lucht) in de atmosfeer (bijvoorbeeld in de ionosfeer) gaan wervelen, en naar beneden stoten. Dit gaat gepaard met sterke energie: een magnetisch veld en een soort microgolven. Volgens de theorie zou deze energie, wanneer zo'n wervelende plasmakolom naar het aardoppervlak stort, in een graanveld de gevonden veranderingen teweegbrengen: in het klein de buiging van graanstengels, vergrote of ontplofte knopen en soms verschroeide aren en andere sporen van hitte, alsmede een middels een redoxtest meetbare hoge concentratie vrije radicalen in de ('getraumatiseerde') planten; en in het groot de cirkels en andere structuren. Ook de vaak in graancirkels gevonden hoge concentraties meteorietstof (tot een factor 800 van wat gebruikelijk is) kunnen zo verklaard worden als meebracht vanuit de ionosfeer.

Janet Ossebaard combineert de twee theorieën als volgt:
Samenvattend kan gesteld worden dat – volgens de huidige wetenschappelijke theorie – het overgrote deel van de graancirkels worden gevormd door elektromagnetische puntbronnen die vrijkomen op het moment dat een plasmavortex (met een sterk elektromagnetisch veld en andere energievormen verwant aan microgolven maar tot op heden ongeïdentificeerd) vanuit de ionosfeer het aardoppervlak raakt.

maandag 10 juli 2017

Graancirkels, wie maalt er nog om? (afl. 8)

Nu snel weer verder over graancirkels, want er staan nog vele onopgeloste vragen open. De lijst uit de vorige aflevering (twee weken geleden) is niet uitputtend. Buitendien treden er meestal maar enkele op in één formatie. Soms geeft de ene cirkel andere effecten dan een andere in dezelfde formatie.

Het advies van de circlemakers luidt: zoek naar leylijnen. Met een wichelroede, bijvoorbeeld. Als je je cirkels op een kruispunt van zulke energiebanen weet te leggen krijg je geheid vreemde verschijnselen die te boek staan als echtheidskenmerk.
Mijn conclusie luidt dan ook: verscheidene van de genoemde effecten (met name onder A, C en D) zijn geen aanwijzing voor een echte graancirkel, maar van een krachtige aardenergie op die plek, hetzij positief, hetzij negatief, hetzij ‘neutraal’.
Dit wordt (deels) ook wel door sommige graancirkelonderzoekers onderkend. Sjaak Damen is een Brabantse akkerbouwer die zeer geboeid is door graancirkels en het bovennatuurlijke. Sinds 2009 heeft hij uitgebreid onderzoek gedaan naar de kieming van graan uit graancirkels. Zijn ervaring is namelijk dat kenmerken als buiging en knoopuitrekking evengoed voorkomen buiten graancirkels. Graancirkelonderzoeker Robert Boerman erkent dat, maar merkt daarbij op dat het vooral voorkomt in windworp, en dat bepaalde delen van bepaalde akkers daar bijzonder gevoelig voor zijn – hoogstwaarschijnlijk de plekken met een extra hoge aardenergie, inderdaad.
Op grond van valgetal (meelkwaliteit; analyse door een laboratorium) en kiemsnelheid (eigen proeven van Damen) bleken van 18 onderzochte graancirkels er 4 als echt te kunnen worden beschouwd; van de meeste andere was er niets met zekerheid te zeggen. Voortgaande kiemproeven toonden van graan uit één formatie drie genetische veranderingen:
-          verdwijnen kafnaalden;
-          grotere aar;
-          resistentie tegen een groeiremmer.
Deze kenmerken verdwenen weer geleidelijk in volgende generaties. Bij een ander ras bleken juist kafnaalden te verschijnen, evenals een grotere resistentie tegen schimmels. Verder bleken deze veranderingen overeen te komen met die van blootstelling aan magnetronstraling van een bepaald vermogen gedurende een bepaalde tijd. (Herinner je de theorie van Haselhoff uit aflevering 5 over elektromagnetische straling.) Op deze wijze heeft Damen een nieuw tarweras (‘Agnes’) weten te kweken met een veel hogere opbrengst, waarnaar hij nog verder onderzoek doet, maar waarvan hij inmiddels al meel heeft gemalen en brood gebakken. Zijn conclusie luidt:
"De mogelijkheid bestaat dat straling stress veroorzaakt en dit een DNA-verandering te weeg kan brengen en dat dit erfelijk is in de ruimste zin van het woord.” Hij suggereert dat het goed is nader onderzoek te doen naar graan dat groeit onder een hoogspanningsleiding of windturbine. Dat is opmerkelijk.

maandag 3 juli 2017

intermezzo - Brandweervrouwen

Even tussendoor een reactie op een vreemd nieuwsbericht van de afgelopen week: brandweervrouwen klagen over de nieuwe conditietest, die voor veel vrouwen te zwaar zou worden. De het hoofdkantoor neemt deze kritiek naar verluid ernstig en overweegt de eisen voor mannen en voor vrouwen verschillend te maken, net als in de sportwereld gebeurt.

Een brandweervrouw, wat is dat eigenlijk? De vrouw van een brandweerman, zou je misschien denken, maar tegenwoordig kun je ook de man van een brandweervrouw zijn en is je vrouw dus degene die uitrukt voor een brand of ander rampje. De omgekeerde wereld, toch? Er zijn beroepen waarvan ik, en vele gewone mensen met mij (alleen politici, opiniemakers en andere wijsneuzen niet, althans in het openbaar), vind dat het echt een mannen- dan wel vrouwenberoep is en zou moeten blijven. Brandweer is zo’n mannenberoep. Een brandweerman is een mannetjesputter, een macho, en alleen andere echte mannen en manwijven sluiten zich bij hem aan, lijkt me.
Toegegeven, de brandweerman moet niet alleen stoer zijn maar ook sociaal, en graag mensen helpen c.q. redden. Als dat de reden is voor ‘vrouwen’ om brandweervrouw te willen worden is dat op zich prijzenswaardig (wat het niet is als het ze gaat om het redden van in een boom geklommen katten), maar er zijn beroepen waar ze die taak minstens even goed kunnen uitvoeren, bijvoorbeeld in de verpleging. Bovendien kunnen ze daar ook echt vrouw zijn.
Met klagen over te zware conditietraining maken brandweervrouwen zich pas goed belachelijk. “Ik wil graag net zo stoer wezen als een man, maar dat kan ik niet en dat is gemeen!” (Een kleine zeven jaar geleden schreef iemand naar aanleiding van een oproep van een Australische burgemeester aan "uiterlijk minder bedeelde vrouwen" om naar zijn vrouwenarme stad te komen: "Elk klein wissewasje waar mogelijkerwijs het hele vrouwenemancipatie bij betrokken kan worden, lijkt een soort nationale menstruatiecyclus op gang te brengen met als effect dat alle vagina-dragenden in de wereld hun gezonde verstand bij het grofvuil zetten en zich enkel laten leiden door emoties.")
Kom op, dwaze vrouwen die zo nodig een mannenberoep willen uitvoeren, kom tot bezinning en durf weer vrouw te zijn. Een echte vrouw is een zeer waardevol wezen met bijzondere eigenschappen waar een man niet aan kan tippen en ze is gek als ze die wil verruilen voor de kwaliteiten die nodig zijn voor een mannenberoep.

Mocht de brandweer echt zo dwaas zijn om de eisen voor vrouwen lager te gaan stellen dan voor mannen, dan hoop ik wel dat wij als ons huis in brand zou raken gered worden door brandweermannen en niet door brandweer‘vrouwen’.