maandag 29 december 2014

De zin van het leven

Alweer zowat een jaar voorbij. Het hoeveelste al? Hoevele zullen er nog volgen? En hoe zinvol was het – waarom leef je eigenlijk? Misschien heeft bijbelschrijver Qohèleth ('Prediker') wel gelijk met zijn stelling dat alles zinloos is. Doet het er wel toe of jij er ben of niet? Wat maakt je gelukkig, en is je leven zinvol als je gelukkig ben?
Vroeger waren er allerlei zekerheden, zoals dat God de wereld bestuurde en met alles een bedoeling had. Maar die gedachte is in de wijsbegeerte en het dagelijks leven verdrongen naar de uithoeken. Voor de meeste mensen die nadenken is het leven als het erop aankomt zinloos: de mens is een toevallig product van de evolutie, een verwaarloosbaar klein deeltje in een onmetelijk heelal, en dood is dood.
Deze gedachte zien we terug in de muziek – waar komt de pure wanhoop in de ‘muziek’ van God’s Tower en tal van andere groepen anders vandaan? – maar doordesemt niet het minst de moderne literatuur, reeds sinds de aanvang van de twintigste eeuw. Onlangs las ik enkele werken van Arthur van Schendel, geschreven tussen 1905 en 1938. Hoewel in die tijd de meeste mensen nog in God geloofden, is Die in Van Schendels werk nagenoeg afwezig. Nu heb ik niet de gewoonte om hier aan boekbesprekingen te doen; ik noem deze schrijver slechts als illustratie van wat ik bedoel.
Het is waar, ik ben soms sceptisch ten aanzien van het geloof. Maar werken als Een zwerver verliefd en Een zwerver verdwaald en vooral Het fregatschip Johanna Maria en Het leven een dansfeest schreeuwen voor mijn gevoel om zingeving die het geloof kan bieden.

Want wat is de moderne levenshouding en zijn gevolg in de literatuur?
o      Liefde maakt niet gelukkig. Een paar geliefden wordt door omstandigheden uiteen gehouden; liefde van een man voor een meisje of omgekeerd blijft onbeantwoord, de ander bedroefd en ongelukkig achterlatend.
o      Vrolijkheid maakt niet gelukkig. Rijke mensen sterven in kommer en gebrek door in hun jeugd onbekommerd geld uit te geven aan vermaak; zelfs degenen die van dansen hun beroep maken worden niet gelukkiger dan anderen en sterven vroegtijdig en als ontheemd.
o      Zelfs het nastreven van een levensdoel maakt niet gelukkig. Sommigen bereiken hun doel nooit; sommigen die het doel wel bereiken vereenzamen als het doel eenmaal bereikt is en zij oud en versleten zijn.
o      Het slot is dat men, aan het zorglijke einde van een gelukkig of ongelukkig leven gekomen, zich afvraagt wat het bestaan voor zin heeft gehad. Een zinvolle toekomst in het hiernamaals ligt zelfs volledig buiten het gezichtsveld.

Het einde is grauw, uitzichtloos, verdrietig om wat had kunnen zijn. Het biedt slechts uitzicht op een zwarte leegte die "dood" heet. "Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren". Qohèleth verwoordt het als volgt: "De uitnemendheid van de mensen boven de beesten is geen; want alle zijn zij ijdelheid. Zij gaan alle naar één plaats; zij zijn alle uit het stof en zij keren alle terug tot het stof. Wie merkt dat de adem van de mensenkinderen opvaart naar boven en de adem der beesten nederwaarts vaart in de aarde?"
Maar zijn we helemaal vergeten dat wij méér zijn dan stof? Want de mens bezit een ziel, een geestelijk aspect dat hem onderscheidt van de dieren, waardoor hij zelfs contact kan maken met het bovennatuurlijke.
Daarom is er toch hoop voor degenen voor wie de aarde een hel is. Geloof in Jezus Christus en de hemel wacht je. Het spijt me, scepticus, ik kan het niet anders zeggen.
En dan kan het leven toch zinvoller zijn dan slechts het vervullen van je taak in de maatschappij. Zorgen voor je medemens, op welke waardevolle wijze dan ook, staat dan in een groter perspectief en zou er zelfs toe kunnen leiden dat die ander ook een hoopvolle, zinvolle eeuwige toekomst tegemoet gaat. En zorg dragen voor de natuur is dan niet alleen omwille van de komende mensengeslachten – wat op zich al reden genoeg is – maar het krijgt een meerwaarde omdat het gebeurt in opdracht van de Schepper, als was je rentmeester.


maandag 22 december 2014

XMAS

De kerstdagen zijn zoals gebruikelijk alweer ruim van tevoren aangekondigd: door reclameblaadjes van supermarkten, afgezaagde jonge sparren ('kerstbomen') en kerstverlichting alom, kerstkaarten, nauwelijks meer als zodanig herkenbare kerstliedjes in de winkelstraat, en, de nieuwste mode: een blok van vier houten letters "XMAS" voor het kamer- of keukenraam.

Wat is 'xmas'? Het Engels-Nederlands woordenboek geeft het antwoord: een synoniem voor "Christmas", oftewel Kerstmis, de Christus-mis – kennelijk een begrip van rooms-katholieken huize, wat in protestantse landen als Nederland, Engeland en de VS overigens de pret niet mag drukken.
Maar hoezo "Xmas"? Wel, de X is eigenlijk de op dezelfde wijze geschreven Griekse letter chi, de beginletter van Christos. Zo is "Xmas" een afkorting van "Christmas"; en zou dus moeten worden uitgesproken als [chi-mas], maar geen hond die dat doet, want bijna niemand weet wat het eigenlijk betekent. Dat krijgje, als je een vreemd woord leen uit een buitenlandse taal. Het enige dat overblijft is na-aperij.
En een vermoeden van iets onbekends, want "mister X" is immers "meneer de onbekende". Typerend voor het kerstfeest van velen – wie weet nog over Wie het gaat? Over de kerstman, toch? Santa Claus, ofzo…

Voor mij persoonlijk getuigt het XMAS-plankje van domheid – meelopen met de mode van een fantasieloos strak interieur en een inhoudsloos kerstfeest. Objectief gezien getuigt het van oppervlakkigheid; die overigens nog ruim voorbijgestreefd wordt door plastic kerstmannen-op-een-schommel en soortgelijke prullaria, 'versieringen' die ik te stompzinnig acht om er meer woorden aan vuil te maken.

Kerst is een christelijk feest – met tal van heidense elementen, zoals de tijd van het jaar waarin het wordt gevierd – met een goede boodschap: God werd mens, om de tot hopeloze armoede vervallen mens weer de kans te bieden om bij de hemelse God terug te komen. Met tussen haakjes een ironische bijklank: dat God om dit wonder te verwezenlijken een arm meisje uitkoos in plaats van een trotse machthebber.
Een ster heeft – vanwege de geschiedenis van de Wijzen uit het Oosten – nog een symbolische waarde, maar ons houten "XMAS"? Misschien is het bij u anders, maar voor de meesten is (de aankondiging van) het kerstfeest nogal leeg, met stijlloze kaartjes in de trant van "Dinner! We do the cooking, you do the eating" alsof het kerstfeest uitsluitend draait om eten. Werkelijk, zonder Christus is je kerst mis. Ik ben niet de eerste die dat opmerkt, maar evenmin de laatste, want het wordt hoe langer hoe nodiger. Xmas, de mis – wie weet nog wat dat is? – voor de Onbekende. Wacht even – daar hadden de Grieken een altaar voor…


maandag 15 december 2014

Onvertaalbaar (slot): Uitstervende talen

Het Arabisch wordt wel beschouwd als de meest onvertaalbare taal. Toch komen de onvertaalbaarste woorden niet uit deze taal, maar meer uit het Japans – en uit tal van andere talen, van bekende tot de meest exotische. Door de rangschikking naar betekenislengte is duidelijk te zien wie met de prijs gaan strijken.
De derde prijs gaat naar het Japanse "aware" (niet te verwarren met het Engelse woord).
De tweede prijs krijgt "ilunga", een woord uit D.R. Kongo, dat door vertalers is uitgeroepen tot "meest onvertaalbare woord ter wereld".
De eerste prijs is natuurlijk voor de absolute winnaar en dat is het woord dat het Guinness Recordboek heeft gehaald als het bondigste woord ter wereld. Het woord "mamihlapinatapai" is zó onvertaalbaar dat ik met één omschrijving niet meende te kunnen volstaan. Dit woord komt uit het Yaghan, de taal van het Yámana-volk, een indianenstam die leefde op Vuurland, het uiterste zuiden van het Zuid-Amerikaanse continent.
Leefde, ja. Want de heldhaftige Yámana, die van generatie op generatie de kou trotseerden en wier vrouwen dagelijks naar schelpdieren doken in het ijzige water rond Vuurland, en dat schiereiland zijn Nederlandse naam gaven, zijn uitgeroeid door de blanken; deels met het geweer, deels onbedoeld door meegebrachte ziekten. Uitgeroeid, op eentje na: er is nog één volbloed-Yámana-vrouw in leven, de 86-jarige Cristina Calderón, de laatste moedertaalspreekster van de taal waarin het "bondigste woord ter wereld" voorkomt. Maar de kans dat zij het nog zal gebruiken is klein, want voor mamihlapinatapai zijn twee personen nodig…

Ik denk dat de boodschap inmiddels duidelijk is: het uitsterven van talen betekent een verlies, voor de hele mensheid. De Amerikaanse taalkundige Noam Chomsky zegt:
“Als een taal verdwijnt gaat er veel verloren. Een taal is een schatkamer van culturele rijkdom. Elke taal is een manier om de wereld te begrijpen en te verklaren.”
Hij stelt zelfs dat als mensen hun moedertaal kwijtraken, ze hun identiteit verliezen; als individu of als volk – of het land waar het volk woonde. Tom Scott verwoordt het zo:
“Al deze fantastische kenmerken vormen één van de redenen waarom het belangrijk is kleine talen levend te houden. Als het Engels de wereld volledig zou overheersen (…) zouden we niet alleen deze rijke talen verliezen, maar we zouden het wezen kwijtraken van waartoe het menselijk brein in staat is.”

Exotische talen bezitten waardevolle eigenaardigheden die het Nederlands en andere (grote) Europese talen missen. Zo zijn er verscheidene talen waarin onderscheid gemaakt wordt tussen 2 soorten "wij": met en zonder inbegrip van de aangesprokene. Nog een paar voorbeelden.
     Het Aymara (een taal uit de Andes; 2,8 miljoen sprekers) ziet de toekomst als achter je en het verleden voor je – dat kun je immers zien.
     In het Wayana (indianentaal uit Suriname; ± 1000 sprekers) is het moeilijk om te liegen, doordat je bij een bewering moet kiezen voor een grammaticale constructie die aangeeft of je bijvoorbeeld het verhaal van een ander gehoord heb of dat je het zelf heb gezien.
     Het Guugu Yimidhirr (de inheemse taal in Australië waaruit het woord “kangaroe” komt; minder dan 20 sprekers) gebruikt absolute plaatsbepaling  in plaats van relatieve; dus geen "voor", "achter", "links van" en "rechts van", maar "ten noorden van", "ten oosten van" enz.

Hoe groot het probleem is, hoeveel talen er eigenlijk dreigen te verdwijnen, bracht het project Endangered Languages onlangs in kaart. Elk rood bolletje staat voor een taal met hooguit nog een paar honderd maar vaak nog slechts één of twee sprekers, in het nauw gebracht door een dominante (Europese) taal. En bijna elk jaar sterven er talen uit; dit jaar het Klallam (Canada) en vorig jaar het Lijfs (Letland).
De Nederlandse geoloog Salomon Kroonenberg merkt op:
“Eén van de dingen die ik ben gaan beseffen terwijl ik dit boek [De binnenplaats van Babel] schreef, is dat er niet alleen talen verdwijnen, maar dat ook het proces dat er steeds nieuwe talen bij komen, misschien wel voorgoed is stopgezet. Die talen ontstonden door isolatie (…). Door mondialisering gebeurt dat waarschijnlijk niet meer.”
Toch is er hier en daar een lichtpuntje te zien, want de mondialisering heeft ook zijn gunstige keerzijde. Zo stelde de laatste spreekster van het Wukchumni (VS) onlangs een woordenboek van die taal samen, wat anderen de mogelijkheid biedt de taal te leren.

Toegegeven: de talenrijkdom heeft ook zijn nadeel. Volgens de Bijbel was het een straf van God met als doel de mensheid over de aarde te verspreiden. Maar als de Heilige Geest op de Pinksterdag zelfs dialect sprak, dan is geen enkele taal te min. De talenrijkdom weerspiegelt de rijkdom van de schepping. Kroonenberg:
“Waarom zijn de mensen ooit uit Afrika [lees: Babel] weggetrokken? Uit nieuwsgierigheid naar wat er elders te vinden is. Waarom zijn al die talen versplinterd? Onder andere omdat al die nieuwe ervaringen op een nieuwe manier moesten worden uitgedrukt. Hoeveel deuren naar andere mensen kunnen we openen door hun taal te leren?”


maandag 8 december 2014

Onvertaalbaar (2): De mooiste onvertaalbaarheden

chen (Bodo) =                 iemands hart raken
menudear (Spaans) =    vaak hetzelfde doen
taradien (Arabisch) =     win-win-compromis
ivaluktaktolý (Inuit) =    geluid van kruiend ijs
aporia (kl. Grieks) =       zich geen raad weten
koyaanisqatsi (Hopi) =  leven dat uit balans is
sikuliagezoah (Inuit) =  decimeters dik jong ijs
gobram (Bodo) =           schreeuwen in de slaap
gulun (Bodo) =               buigen na ontworteling
bejaka (Zweeds) =         positief staan tegenover
ramai (Maleis) =            drukke sociale bezigheid
hai (Japans) =                "Ja, ik begrijp wat je zeg"
agapè (kl. Grieks) =       onvoorwaardelijke liefde
zum (Bodo) =                 het bovenlichaam kleden
imeros (kl. Grieks) =      een verlangen naar liefde
onsra (Bodo) =               voor het laatst liefhebben
chonsay (Bodo) =          zeer  voorzichtig oppakken
jati (Hindi) =                   gespecialiseerde subcultuur
gobray (Bodo) =            onbedacht in een put vallen
qualia (Latijn) =             onverwoordbare ervaringen
nunchi (Koreaans) =      intrinsiek inzicht in de ander
lagom (Zweeds) =          niet te veel en niet te weinig
schmuzen (Jiddisch) =   vertrouwelijk contact maken
ganga (Yidiny) =            geluid van naderend persoon
temulentia (Latijn) =      vergevorderde dronkenschap
samizdat (Russisch) =   ondergronds verzetsschrijven
shibui (Japans) =           schoonheid door veroudering
nyurrugu (Yidiny) =      geluid van gepraat in de verte
char (Bodo) =                 ruiken naar urine of rauwe vis
gabchron (Bodo) =        bang zijn een avontuur te zien
derti (mod. Grieks) =     voortdurend gevoel van gemis
salagok (Inuit) =             enkele cm dik nieuwgevormd ijs
kaloagasitols (Inuit) =   vorming van een dubbele ijslaag
n/um (!Kung) =               geheimzinnige genezende kracht
merzavets (Russisch) = laag persoon die walging oproept
helal  (Turks) =               verdiend(e  toestemming (geven))
jung (Koreaans) =          liefde die niet meer over kan gaan
agiaktok (Inuit) =           evenwijdige barstbeweging van ijs
duende (Spaans) =         'magisch' (gevoel voor) creativiteit
anzray (Bodo) =             buiten bereik van de vijand houden
serrom (Bodo) =            onderzoeken door zacht te drukken
podlets (Russisch) =      laag persoon die minachtig oproept
gagrom (Bodo) =           trappelend iets zoeken onder water
ivoaksizu´ (Inuit) =        toestand van ijs dat begint te kruien
egthu (Bodo) =               knellend gevoel in oksel veroorzaken
posjlost (Russisch) =     minderwaardige zaak of karaktertrek
mochrob (Bodo) =         woede uitdrukken met zijwaartse blik
talkin (Maleis) =            instructies voor stervende/ gestorvene
yuyurngal (Yidiny) =     geluid van slang die door het gras glijdt
muwallik (Inuit) =          vaster wordende ijs-watermengselrand
eidolon (kl. Grieks) =    leeg beeld van een (gestorven) persoon
rodnje (Russisch) =       naaste familieleden en intieme vrienden
zapoj  (Russisch) =        meerdaagse vlucht in delirium van vodka
yakamoz (Turks) =        weerspiegeling van de maan in het water
myo (Japans) =              geheimzinnige kracht in ware schoonheid
honne (Japans) =            werkelijkheid die je diep vanbinnen geloof
negodjaj (Russisch) =    laag persoon die verontwaardiging oproept
nagual (Yaqui) =            onzichtbare, onverwoordbare werkelijkheid
pogazak (Inuit) =           ijs-watermengsel  langs schurende ijsranden
yokomeshi (Japans) =    ongemak van communicatie in vreemde taal
akèdia (kl. Grieks) =      rusteloze treurnis en volslagen lusteloosheid
bialag (Gaelisch) =         persoon die vóór iemand anders op paard zit
kiasu (Hokkien) =           angstvallig streven naar het beste voor jezelf
Drachenfutter (Duits) =  verzoeningsgeschenkje voor boze echtgenote
asusu (Bodo) =                zich ongemakkelijk voelen op een nieuwe plek
pohoda (Tsjechisch) =   (gemoeds)toestand vrij van pijn en problemen
hozh'q (Navajo) =          gecreëerde en ervaren schoonheid van het leven
guanxi (Mandarijn) =     sociaal krediet opgebouwd door verleende gunst
taarof (Perzich) =           aanvaarden van gastvrij aangeboden eten/ drinken
thambos (kl. Grieks) =   verwondering en ontzag bij onbevattelijke ervaring
lítost (Tsjechisch) =        gekweldheid door plotseling besef van eigen misère
mokita (Kiriwina) =        bekende waarheid die niemand wil/ durft uitspreken
makoto (Japans) =          spreken met inachtneming van andermans gevoelens
yugen (Japans) =            mysterie en subtiliteit onder de oppervlakte der dingen
kvetch (Jiddisch) =        aanhoudende verzuchting over alle zorgen van de wereld
e-ma-ho (Tibetaans) =    verwondering en ontzag bij doorzien van de werkelijkheid
tatemae (Japans) =         realiteit waarvan iedereen verklaart dat het de waarheid is
sisu (Fins) =                     trotse, volhardende weigering zich op de kop te laten zitten
saudade (Portugees) =   diep weemoedig verlangen naar wie en wat er niet (meer) is
Weltschmerz (Duits) =  droefgeestig meevoelen met nood en ellende van de wereld
dao (tao) (Mandarijn) =  alomvattende, uit zichzelf bestaande, oneindige, tijdloze kosmische                    eenheid
aware (Japans) =            bewustzijn van en waardering voor de voorbijgaande schoonheid der                 wereld
ilunga (Tsjiluba) =         persoon die overtreding 1e  en misschien 2e keer wil vergeven, 3e keer niet meer
mamihlapinatapai (Yaghan) =   blik uitgewisseld bij wederzijdse overeenstemming, of:
blik uitgewisseld tussen twee mensen die geen initiatief willen nemen en hopen dat de ander het doet

maandag 1 december 2014

Onvertaalbaar (1): Inleiding

Wellicht herken je het: de bijzondere gewaarwording toen je erachter kwam dat het Engels een woord heeft voor "opdat niet" (lest), en voor "in staat stellen" (allow) maar dat het juist geen woord heeft voor "buurvrouw" of voor "inhoudelijk". En dan blijken er ineens heel veel van dergelijke gevallen te zijn van woorden waarvoor een andere taal geen woord heeft of waarvoor zelfs de meeste andere talen geen woord hebben. Hierdoor ontstaat het bewustzijn dat talen niet woord voor woord in elkaar over te zetten zijn en dat er 'onvertaalbare' woorden bestaan. Soms blijken die verdraaid handig te zijn en bijgevolg worden ze ontleend. Zo komt het Nederlands aan zijn vele leenwoorden uit het Latijn, Grieks, Frans, Engels, Duits, Arabisch en andere talen. Ook andere talen doen aan 'woorden lenen zonder teruggeven'; vaak betreft het dezelfde begrippen, waardoor dat internationale woorden worden. Denk aan de vele begrippen met een Latijnse oorsprong, maar bijvoorbeeld ook religieus getinte termen uit het Mandarijn-Chinees (jin/jang) of Sanskriet (goeroe, nirvana, yoga, mantra).
Toch blijven er nog tienduizenden onvertaalbare woorden over, verdeeld over duizenden talen, die nooit ontleend worden. Soms zijn dat woorden die typisch zijn voor de cultuur van het land; zo kent Italië tig soorten koffie, waarvan de meeste inmiddels ook elders bekend zijn. In het Russisch worden familie- en andere verhoudingen anders beschreven dan bij ons. Zo is er de reeks droegpriyatelznakomi om steeds minder nabije graden van "vriend" te beschrijven.
Sommige onvertaalbare begrippen beschrijven een  gebruik dat buiten het betreffende taalgebied onbekend is, zoals:
-        alfreka (IJslands) = het wegjagen van de elfjes (waardoor land spiritueel dood achterblijft)
-        cèilidh/ céilí (Schots- resp. Iers-Gaelisch) = verteltraditie met muziek
-        halca (Arabisch) = verteltraditie met zang en dans
-        nidstang (Noors) = met runen versierde paal waarmee de Noormannen onheil en verwoesting afriepen over vijanden
-        potlach (Chinook Jargon) = groot ceremonieel feest waarbij bezittingen worden weggegeven of vernietigd  om rijkdom van bezitter te tonen
-        rèiteach (Gaelisch) = samenkomst waarin man formeel hand van meisje vroeg aan haar vader
Of zaken uit 's lands mythologie:
-        Doppelgänger (Duits) = spookachtige schaduwgestalte
-        ngarong (Dyak) = 'droomhelper'
-        sian (Iers-Gaelisch) = betoverende zachte, treurige muziek
-        sluagh (Gaelisch) = geest van overledene
Soms betreft het een woord voor een bepaald gebaar, bijvoorbeeld:
-        nop (Laotiaans) = hartelijke begroeting (handpalmen gebedsgewijs tegen elkaar)
-        quine-mine (Frans) = beledigend handgebaar (duim tegen wang, hand wapperen)
Of een klanknabootsing:
-        froufrou (Frans) = geritsel van bladeren en kleren (klanknabootsing van klassieke damesjurk; het best uit te spreken met tongpunt-r)
Daarnaast heeft elke taal zijn eigen zegswijzen, uitdrukkingen en spreekwoorden; zeker de laatste zijn per definitie 'onvertaalbaar'. Maar er bestaan wel heel herkenbare uitdrukkingen waarvan je denk: "Hé, ja!" –
-        esprit d'escalier (Frans, uitdr.) =gevat weerwoord, pas bedacht op de trap naar beneden
-        métro-boulot-dodo (Frans, uitdr.) = alles waaruit het lege leven van velen bestaat (oorspr.: Métro – boulot – bistrots – mégots – dodo – zéro: metro – werk – kroegen – peuken – bedje – niks)
-        lêhavdiel (Hebreeuws/Jiddisch) = "Vergeef me dat ik het vergelijk" of "denk om het verschil"

De mooiste onvertaalbaarheden zijn echter woorden die overal herkenbaar, maar nergens dan in die ene taal in één woord gevat zijn. Veelal betreft dit abstracte zelfstandige naamwoorden, soms werkwoorden, af en toe bijvoeglijke naamwoorden of bijwoorden.
In het boekje Onvertaalbaar! van C.J. Moore zijn er heel wat bijeengebracht. Vele fraaie woorden die althans in het Nederlands en het Engels (waaruit Onvertaalbaar! op gebrekkige wijze is vertaald), maar waarschijnlijk ook in vele, zo niet alle andere talen bijna niet te vertalen zijn, die ik voor volgende week bewaar, heb ik daar gevonden.


maandag 24 november 2014

Lachen op de boerderie

Onderlest kwam ik weer es bie ome Derk en tante Weia. 't Liep tegen etenstied en boer Derk kwam in huus.
,,Wat schaft de pot?”
,,Soep.”
De kleine Oli (4e) bemeuide z’neige d’r tegenan, op zien eige menier.
,,Wat paft de Schot? Puperook.”
Derk, die gedurig raore kunsten het, dreide z’neigen um n’r de kleine jong die as ’t erop ankomt al heel best ofgericht is.
,,Örk, örk, örk, soep eet je mit een…”
,,Gavel.”
,,Gao mar haole. Klepel, klepel, klepel, vleis sniejje mit een…”
,,Bats.”
,,Gres, gres, gres, eerpels eet je mit de…”
,,Zeis.”
,,Sjongejonge, wat mo’k noe mit zo’n jong an? Weia, zeit ’r ‘s wat van.”
,,Van wie zou-die ’t hên, dach je?”
,,Gien idee van. Van joe toch nie?”
,,Gien sprake van. Maak de tavel mar ree.”
Dus Derk, liever as z’neige te v’rveêle, lei ’t taovellaoke op de taovel, kreeg de börde en de onderzetters uut de kast en zette ze zo ongeveer op d’r plek.
,,Dan mar ete; ‘k het nog meer te doên.”
,,Ja. An tavel, jonges.” En Weia zette de pan soep en een maandje brood op de taovel. De aandere kiender schoven an en ik d’rbie.
,,Waar is Oli? En je bin ’t bestek v’rgete.”
,,Hier is ‘t!” En daor kwam de kleine doerak de keuken in, mit een bats, een gavel en een zeis.
,,’k Het de riek ok mar meegebrocht, veur de zekerheid.”
De meeste moste lache, mar Weia meer zoas een boerin mit kiespien. ,,Hee rotjong, wil je wel ’s make dajje die levesgevaarlijke spulle buute breng!”
,,Sjongejonge, wat mojje noe mit zo’n jong an?”
Ali haolde z’n schouwers op. ,,Wat een gedraaf op klompe.”
Brechtje nam ‘t veur d’r breurtje op. ,,Valt best mee met dat "levesgevaarlijk". Oli doet nog gien vlieg kwaad.”
,,De lafaard.”


maandag 17 november 2014

De L van lang hout

Wie meent dat ieder woord bestaat uit bewust gekozen letters die passen bij de betekenis van dat woord vergist zich; dat behoeft geen betoog. Echter, wie meent dat alle letters maar toevallig bij elkaar gekomen zijn en geen enkel verband houden met de betekenis van het woord vergist zich eveneens; dat behoeft misschien wel enig betoog. Aan de hand van enkele voorbeelden zal ik aangeven dat soms bepaalde boekstaven behoren bij bepaalde begrippen.

Het duidelijkste geval betreft onomatopeeën, klanknabootsingen; zo knort een varken en ploft een meelzak op de grond. Iets minder duidelijk zijn de zogeheten klankwoorden: woorden wier klank past bij het begrip, al dan niet bedoeld. Denk aan "knots", "vlinderen", "flambouw" en "meisje". Dit zijn vaak de mooiste woorden.
Ten slotte zijn er bepaalde letter(combinatie)s die vaak een bepaalde associatie oproepen. Zo bevatten krachtige woorden vaak een R, K of T; lieflijke woorden vaak een L, M of N; scherpe woorden vaak een S, T of F; en zweverige woorden vaak een Z, V of W. Verder hebben bijna alle woorden die beginnen met "sl-" (sluw, sluipen, slordig enz.) een ongunstige klank. En benamingen voor lange houten delen bevatten vrijwel zonder uitzondering een L.

Dat laatste lijkt vreemd, maar ik denk dat er een patroon in zit. Een groene boom is groot, breed, massief. Dat blijft in zekere zin wanneer hij is omgezaagd en verwerkt tot hout: eiken, beuken, essen, esdoorn, grenen, vuren, meranti, ebbenhout. Maar het verandert wanneer er timmerhout van is gezaagd. Onafhankelijk van de houtsoort gebruikt de timmerman namelijk balken/liggers, regels, planken/delen, latten, slieten. En tengels. Een tengel is een tenger, maar lang latje; vandaar de slot-l (etymologisch ligt het iets anders, maar dat laat ik nu buiten beschouwing). Alle genoemde houten zijn over het algemeen namelijk meters lang; de timmerman heeft het dan ook over het aantal te bestellen lengtes. En de l is een lange letter, als een paal.
Zelfs "plaat" bevat een l, hoewel platen over het algemeen minder lang zijn dan latten en dergelijke. Alleen "strook", van een plaat gezaagd, is een uitzondering, maar dat is pas in tweede instantie een timmermanswoord. Zelfs "blok" en "klos" bevatten een l, hoewel dit geen lange houten zijn, maar toch los. Pas als het hout verwerkt is in een gebouw kan het een andere naam krijgen, zonder l: spant, gording. Maar lange houten die niet van naam veranderen na bevestiging blijven dus hun l houden: plinten.
Taal is leuk, blijkt alweer. En bovendien bruikbaar voor het echte werk.


maandag 10 november 2014

Nederlands op de universiteit

Ik spreek uit ervaring: het Nederlands van studenten is in de meeste gevallen belabberd. Desondanks worden Nederlandstalige lessen steeds meer vervangen door Engelstalige. De redenen: meedoen in de internationale wetenschappelijke wereld en buitenlandse studenten aantrekken. Zijn deze redenen voldoende om het Nederlands achter te stellen? Enkele universitair docenten (Lucinda Dirven, Mieke Koenen en Piet Gerbrandy van de UvA en Emilie van Opstal van de VU) vinden van niet en stelden een manifest op, om een debat over Engelstalig onderwijs in de universitaire aan te zwengelen.
Ik ben zo vrij hieruit enkele gedeelten aan te halen (cursivering van mij).
Datgene wat iemand toegang geeft tot de voorhoede van intellectuelen in een samenleving, is het vermogen zich, zowel mondeling als schriftelijk, foutloos, helder en genuanceerd uit te drukken in een taal waarvan zij alle finesses doorgrondt.
Vanzelfsprekend is het voor Nederlandse academici, zeker wanneer zij geestes­wetenschappen beoefenen, van eminent belang dat zij zich goed kunnen uitdrukken in het Engels en moeiteloos Frans en Duits kunnen lezen, maar het is de perfecte beheersing van hun moedertaal die bepaalt of ze in eigen land kunnen meedraaien op het hoogste niveau.
En:
Het is de taal die ons van het dier onderscheidt, en daarom is niets zo bewonderenswaardig, aldus Cicero, als ‘datgene wat allen van nature is gegeven, beter dan bijna ieder ander te beheersen’ (De oratore I.31).
 
Hoewel hun betoog in tweede instantie algemeen strekkend van betekenis is, richten de betreffende docenten zich in de eerste plaats tot hun vakgenoten in de geesteswetenschappen.
Het betoog bevat vier kernpunten:
  1. De geesteswetenschappen (waaronder taal en schone kunsten) zijn bij uitstek ongeschikt voor onderwijs in een andere taal dan de landstaal, vanwege de vele schakeringen in de onderzoeksonderwerpen en daarmee in de taal die die moet uitdrukken. Buitendien hebben onderzoekers in de geesteswetenschappen vaak te maken met schoonheid; wie zich daarover moet uitspreken in een andere taal dan zijn moedertaal zal zich door juist niet van schoonheid getuigende teksten al snel belachelijk maken.
  2. Voor de broodnodige intellectuele vorming van studenten volstaat onderwijs in een vreemde taal niet. Het is de taak van universiteiten intellectuelen voort te brengen die de democratie in eigen land kunnen dienen en leiden. Docenten verliezen hun bevlogenheid of de mogelijkheid die over te brengen door hun beperktere uitdrukkingsmogelijkheden in een vreemde taal.
  3. Zeker in de geesteswetenschappen is kennis van Frans, Duits en Spaans, Italiaans en Latijn van bijna even grote betekenis als kennis van Engels. De aandacht voor deze talen verwatert op middelbare scholen ten faveure van het Engels; universiteiten doen er goed aan tegenwicht te bieden aan deze ontwikkeling.
  4. Wie gaat studeren aan een Franse, Spaanse of Italiaanse universiteit dient eerst de taal van dat land te leren. Dit heeft te maken met nationaal zelfrespect dat Nederland node ontbeert, maar ook met de beheersing van een tweede taal in vergelijking met de moedertaal.
Nu ben ik de laatste om een stage of ander tijdelijk verblijf op het eiland aan de overkant van de Noordzee te ontmoedigen, al was het maar als tegengif tegen het beroerde Engels van Amerikaanse films waaronder ons land wordt bedolven. Desondanks is het van groot belang dat scholen en universiteiten er allereerst zorg voor dragen dat jonge Nederlanders hun moedertaal goed beheersen. Engelstalig onderwijs, aangevuld met extra taalcursussen, moet slechts gebruikt worden voor studenten met internationale ambities.
Als dat ons studenten kost, moet dat maar. Beter goed onderwijs aan een beperkte groep dan matig onderwijs aan hele volksstammen.
Zodoende luidt de slotsom:
We hebben bezwaren tegen de huidige praktijk, vinden dat we onszelf en onze studenten tekort doen, en vrezen voor het toekomstig niveau van onze opleidingen als we zonder slag of stoot meegaan in de mode te pas en te onpas net te doen alsof onderwijs in het Nederlands provinciaals en achterhaald is. We roepen u op hierover met ons in debat te gaan. In het Nederlands, wel te verstaan.
 

maandag 3 november 2014

Zwijgen is goud

Op een dagkalender met spreuken en Amish-foto's las ik de volgende: "Speaking is sowing, but listening is reaping".
Google kent de spreuk niet, dus misschien is het inderdaad een Amish-wijsheid, die dan eigenlijk in het Pennsilfaanisch-Deitsch zou moeten worden geschreven. Hoe dan ook, er is over nagedacht. De spreker zaait, de luisteraar oogst kennis – althans, wie luistert naar zinvolle praat.
Hoe komt het toch dat de meeste mensen zo graag praten? Omdat anderen niets oogstbaars te melden hebben? Nee, volgens mij niet. Mensen willen aandacht, en wie spreekt trekt die.

Spreken is zilver, heet het. “Dan za'k zörge da'k een goeie bult zilver bie mekaor praot,” zei mijn praatgrage oudoom.
Spreuken 25:11 zegt het liever als volgt:

Als appels van goud op schalen van zilver
is een woord
gesproken op juiste momenten.

Maar ook:

De droom komt door teveel bezigheid
en de stem van een dwaas door teveel woorden.
(Prediker 5:2)

En:

Hebt u een man gezien die haastig is met zijn woorden?
Voor een zot is meer hoop dan voor hem.
(Spr. 29:20)

Wat doe je daaraan? Zwijgen –

Een dwaas zelfs die zwijgt wordt voor wijs gehouden
en wie zijn lippen dichthoudt voor verstandig.
(Spr. 17:28)

Kijk maar om je heen; soms merk je pas dat iemand dom is als hij (of zij) begint te praten. Waarschijnlijk kan hij er niets aan doen dat hij dom is, maar toch.

Goud is zwijgen. Want de eenzame goudzoeker die zijn vondst aan de grote klok hangt wordt binnen de kortste keren bedolven onder de mededingers. Goed, zwijgen kan egoïstisch zijn, maar spreken kan minstens even nadelig zijn voor je medemens. Het gaat erom een wijs evenwicht te vinden door verstandig je woorden te overwegen. Wil je dus verstandig overkomen, en verstandig zijn, neem dan de volgende raad ter harte:

Wie kennis heeft houdt zijn woorden in;
een man van inzicht is kalm van geest.
(Spr. 17:27)

maandag 27 oktober 2014

De overschatte piano

Eén van de meest gebruikte instrumenten in de klassieke muziek en één van de weinige die (zij het veelal in aangepaste vorm) de overgang naar de moderne muziek hebben overleefd is de piano. Dit muziekinstrument, dat in tegenstelling tot het voordien belangrijke klavecimbel onderscheiding tussen zachte en luide klanken mogelijk maakt, heette om die reden oorspronkelijk "pianoforte".
Nu ben ik geen kenner, hoewel ik ter afwisseling van klavecimbel en orgel graag af en toe piano speel. Maar het instrument wordt volgens mij zwaar overschat.

De piano heeft zeker zijn voordelen. Vooral razendsnel spel is op de piano beter uit te voeren dan op welk ander instrument ook. Maar verder is de piano erg beperkt in zijn mogelijkheden. Het mag dan een lang klavier hebben, maar (met uitzondering van de betere concertvleugels) zijn het onderste en bovenste deel ervan praktisch onbruikbaar.
In tegenstelling tot snaarinstrumenten als gitaar en balalaika met hun talloze speeltechnieken is op de piano eigenlijk uitsluitend ‘pizzicato’ te spelen.
Daarnaast heeft het slechts één klank, in tegenstelling tot het orgel met zijn vele registers. Bovendien is deze klank nogal koud en gevoelloos. Vergelijk bijvoorbeeld de warme klank van de harp.
Hierdoor is de piano volgens mij niet geschikt als solo-instrument, maar heeft het slechts waarde als onderdeel van een (kamer)orkest of begeleiding van zang. Overigens houd ik helemaal niet zo van solo-instrumenten; alleen (glas)harp en gitaar en, als alle mogelijkheden van het instrument worden benut misschien ook balalaika, luit, cello, fagot en orgel, komen daar wat mij betreft voor in aanmerking. Louter pianomuziek verveelt me daarom al snel; alleen naar een stuk als Michael Nymans The Promise (uit de film The Piano) – en af en toe Arvo Pärts Für Alina – kan ik lange tijd luisteren.
De vele piano-solo-stukken die in de loop van de tijd zijn geschreven zijn naar mijn mening dan ook een geval van instrumentoverschatting. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is wel het Petites Esquisses d’Oiseaux van Messiaen. In dit stuk wordt de zang van zes vogelsoorten nagebootst op piano, maar, hoe goed de componist er ook zijn best op heeft gedaan en de pianist het nog doet, het gepingel lijkt in de verste verte niet op de werkelijke vogelzang.

Is het toeval dat, terwijl in Europa strijkkwartetten geliefd zijn, in Amerika, dat niet bepaald uitblinkt in esthetisch gevoel, pianoduo’s populair zijn? Misschien wel.


maandag 20 oktober 2014

Technocratie

Grote kans dat je wel eens klaag over de hier en daar doorgeslagen bureaucratie. Asielzoekers die vijf jaar werkloos moeten wachten op duidelijkheid, een politieagente die je een gunst weigert omdat het niet volgens de procedure zou zijn, enzovoort. Maar intussen dreigen we binnen afzienbare tijd overheerst te worden door techniek in plaats van bureaus.
Geloof mij, het leven onder een technocratie is beroerder dan onder een bureaucratie. Het is vervelend als je een paar weken moet wachten op hulp bij de huishouding doordat je naam niet in het juiste bestand stond, maar het wordt pas echt vervelend als de werkster of verpleegster helemaal niet komt, omdat er een robot voor wordt ingezet. Misschien is dat de eerste dag nog interessant, maar reken maar dat je er gauw op uitgekeken ben.

Zou het zo'n vaart lopen? Minister Asher stelde onlangs dat een baanloze toekomst niet uitgesloten is – althans, buiten de technische sector. Nu al zijn er in weinige jaren tijds honderdduizenden banen verdwenen als gevolg van automatisering. Bemande pompstations worden de één na de ander vervangen door onbemande; stationsloketten worden gesloten, en inmiddels is de OV-chipkaart ingevoerd en het ligt in de lijn der verwachting dat die of een vervangend systeem over niet al te lange tijd overal verplicht zal worden. Elektronisch geld verdringt het papieren en metalen geld steeds verder: volgens pinbeheerder Currence steeg het aantal pintransacties in een half jaar tijd met twaalf procent. Het is moeilijk te voorspellen, maar het zou me niet verbazen als virtueel geld als de bitcoin ooit echt geld verdringt.
En dan Google Glass – alle media binnen oogbereik. Makkelijk? Hm… ik ben bang dat het gemak je nog eens gaat opbreken.

De techniek schrijdt voort met snelle schreden. Weliswaar niet zo snel als George Orwell in 1948 meende: in 1984 zou alles van bovenaf geregeld en in de gaten gehouden worden: Big brother is watching you. En in het verlengde daarvan: in 2540 zullen de meeste mensen die er rondlopen gekloond zijn, aldus Huxley in 1932. Dat laatste is nu inderdaad nog niet het geval, maar het is slechts een kwestie van tijd. Er zijn al verschillende gekloonde dieren en mensen klonen lijkt reeds tot de mogelijkheden te behoren, alleen is het nog niet toegestaan. Goed, dan maar via een zijspoor, orgaan voor orgaan met behulp van 3d-printers. Maar wat gebeurt er als gentechnologie, weefselkweek en robotica samenkomen?

Nu reeds laten we ons leven hoe langer hoe meer beïnvloeden door apparaten. Is dat werkelijk wat we willen?
Rik Peters bespreekt in het tijdschrift Kijk maandelijks de nieuwste technische hebbedingetjes. Toch blijkt hij eigenlijk niets te geven om spullen; behalve op het gebied van muziek. "Ik zou een beter mens zijn als ik minder uitgaf aan speeltuig en meer doneerde aan goede doelen" – feitelijk, meent hij, word je een slechter mens naarmate je meer nieuwe dingetjes aanschaft. Maar het is wel erg verleidelijk…

Tja, de technische mogelijkheden kunnen het leven flink vergemakkelijken: machines die je het zware werk uit handen nemen, internet op je zaktelefoon, een automatisch hek waarvoor je de – grotendeels elektronisch aangestuurde – auto niet uit hoef, elektronische systemen waarmee je de gegevens van je personeel gemakkelijk kun bewaren en raadplegen, biometrische toegangspasjes en paspoorten, een identificatiechip in je hond – of in je hand…
Stop! Tot hiertoe en niet verder. (Zei God dat maar...) De techniek heeft een angstaanjagende keerzijde. Van een voor iedereen verplichte ID-chip in je bloedbaan, zoals door sommige instanties wordt bepleit, zou een mogelijke nieuwe wereldorde dankbaar misbruik maken. Big Brother will be watching you. And you won't have a job anymore. Alleen techneuten hebben nog werk. De overigen kunnen alles wat ze nodig hebben gratis (?) krijgen uit 3d-printers (volgens sommigen al binnen enige decennia), en dan verrekken.


maandag 13 oktober 2014

De Bijbel in gewone taal

Bijbelvertalen is in. Na de Naardense Bijbel (NB; 2004), de Nieuwe BijbelVertaling (NBV; idem) en de Herziene Statenvertaling (HSV; 2010) verschijnt er deze maand weer een nieuwe Bijbelvertaling: de Bijbel in Gewone Taal (BGT). Blijkbaar is er vraag naar Bijbels, en dan vooral in begrijpelijke, hedendaagse taal.
Overmits de aloude Staten-Vertaling voor den hedendaagsen lezer zwaar is om te verstaan, dewijl deszelfs zinsopbouw te moeielijk is voor vele menschen, en deszelfs woorden, alsmede derzelver schrijfwijze, al te zeer verouderd zijn geworden, en deszelfs tale te zeer gelijkt naar het Hebreeuws en het Grieks, van waar deze Bijbel is overgezet, menen nieuwerwetse lezers ene nieuwe Bijbelvertaling van node te hebben.
Nou, die is er dan. De BGT is lekker makkelijk, iedereen kan het snappen. Korte zinnetjes, simpele woorden. Want de BGT heeft maar 4000 verschillende woorden. Dus daar zit er vast geen eentje bij die jij niet kent. En het mooiste is, je kunt het Hebreeuws en het Grieks er niet meer in terugvinden. Elk bijbelboek heeft dezelfde makkelijk leesbare stijl. Dus zelfs als je te jong of te dom bent om de NBV te snappen kun je nu de Bijbel lezen. Mooi toch?

In 1951 verscheen ook al een bijbelvertaling, de Nieuwe Vertaling of NBG-vertaling. Inmiddels wordt die door velen reeds als verouderd beschouwd. De HSV is dan wel een grondige herziening van de oude Statenvertaling (SV), maar lijkt daar toch nog te veel op, naar veler smaak. De onvolprezen Naardense Bijbel hanteert wel hedendaags Nederlands, maar op vele plaatsen toch, om dicht bij de grondtekst te blijven (brontaalgericht), een ongewone zinsbouw. De NBV was tot nu toe – afgezien van oudere 'hertalingen' als Het Boek en de GrootNieuwsBijbel (GNB) – de meest vrije, oftewel doeltaalgerichte vertaling. Maar schijnbaar waren er mensen die die op sommige plaatsen toch nog te moeilijk vonden, of stonden er toch nog woorden in die ze niet kenden.
In ieder geval is er nu keus te over; uitgezet in een reeks van brontaalgericht → doeltaalgericht:
SV+NB – HSV – NBG – NBV – GNB – BGT. De laatste is nagenoeg een Jip-en-jannekebijbel (JJB).

Wel benadrukken de BGT-vertalers dat de Bijbel in Gewone Taal niet is bedoeld als vervanging van de 'echte Bijbel' maar slechts ernaast gelezen moet worden als toelichting; hoewel hij vertaald is uit de grondtalen is het inderdaad meer een bijbelverklaring (parafrase) dan een echte vertaling. Het is echter zeer de vraag of de BGT ook als zodanig zal gaan dienstdoen. Professor Oussoren, de vertaler van de NB, voert weliswaar een pleidooi voor concordant vertalen (hetzelfde woord in de grondtekst weergeven met hetzelfde Nederlandse woord; een aanpak die in de NB redelijk consequent is doorgevoerd, maar in de SV en de HSV beduidend minder), maar is tevens erg verguld met de BGT. Hij pleit er zelfs voor de BGT te gebruiken als kanselbijbel. Het gevolg laat zich gemakkelijk raden: geen verklaring, maar een vervanging voor de bestaande vertalingen.
Is dat erg? Ja. Ten eerste is het een verarming van de taal als alle minder gangbare woorden worden vermeden*. Ten tweede is het een verarming van de literaire stijl van de Bijbel als elk gedeelte – oud en minder oud; geschiedenis, brief, profetie, gedicht – in dezelfde simpele stijl wordt geschreven en beeldspraak moet worden uitgelegd of wegvertaald. Ten derde is het een verarming van de bijbelse boodschap als alles in dezelfde eenvoudige bewoordingen moet worden weergegeven; kernbegrippen als "genade", "barmhartigheid" en "gerechtigheid" worden vervangen door eigentijdse woorden die de lading niet dekken en ook al voor andere begrippen gebruikt worden, en niet meer zo herkenbare gedachten als "omwille van Zijn naam" (Ps. 23:3) worden weggepoetst en vervangen door een meer op onszelf gerichte vertaling "zo goed is hij" (let ook op de kleine letter bij "hij" voor God).

Ik pleit voor parallelbijbels, bijvoorbeeld SV/NBV of NB/BGT. Dát is de manier om mensen die niet vertrouwd zijn met de Bijbel ermee vertrouwd te maken zonder hen het idee te geven dat wat ze in de vrije vertaling lezen echt is wat er eigenlijk in de tekst staat; want hoe meer doeltaalgericht, hoe meer eigen interpretatie vertalen vereist. Een parallelbijbel is daarom beter dan een compromisvertaling (NBG, HSV) en veel beter dan een Bijbel in de omgangstaal.


*De SV telt ruim 20.000 verschillende woorden, de NBV de helft (11.000) en de BGT slechts 3800 (ervan uitgaand dat de telwijze hetzelfde is). Iemand merkt op: "Als dit zo doorgaat hebben we na twee volgende vertalingen geen woorden meer nodig".

maandag 6 oktober 2014

Het internet der dingen

"Over vijf tot tien jaar zijn er 100 miljard 'dingen' online met elkaar verbonden." Deze voorspelling doet communicatieprofessor Michael Nelson. The internet of things – 'intelligente' apparaten die via het internet met elkaar worden verbonden; het begint in te komen.
Een thermostaat die het leefpatroon van de eigenaar leert kennen en daaraan de temperatuur aanpast; een prullenbak die aangeeft wanneer hij vol is; een koelkast die je een seintje geeft als de houdbaarheid van één van de levensmiddelen die erin bewaard worden verstrijkt; een pillendoosje dat je waarschuwt als het tijd is je pil in te nemen… Het lijkt bizar, maar het bestaat al. Nu nog weinig, maar de markt wordt bestormd door zelflerende en communicerende gebruiksvoorwerpen die in rap tempo met het internet verbonden worden. Want aangesloten op een netwerk kunnen ze namelijk ook op elkaar reageren. Als je wekker van de agenda van je baas doorkrijgt dat de vergadering een half uur wordt uitgesteld, kan die vervolgens een seintje geven aan het koffiezetapparaat, de verwarming en de auto.
En het kan; door de invoering van een nieuw internetprotocol (IPv6) is er inmiddels een schier oneindig aantal mogelijke IP-adressen beschikbaar, waarmee niet alleen computers, maar ook steeds meer andere apparaten kunnen worden voorzien van een eigen 'identiteitscode'.

Natuurlijk kleven er ook nadelen aan; zo weten computerkrakers allerlei virussen en ongewenste reclame je huiskamer binnen te sluizen. Dat wordt nog leuk straks met 100 miljard aangesloten apparaten. Maar er wordt aan gewerkt. Misschien wordt er een oplossing gevonden.
Eén van de weinige hobbels die nog moeten worden genomen is uitschakeling van de concurrentie door één marktleider, want de kans bestaat dat de 'dingen' niet met elkaar kunnen communiceren als hun programmatuur van een verschillende fabrikant afkomstig is. Nu ja, Google is hard bezig het ene kanshebbende IT-bedrijf na het andere over te nemen, dus dat ziet de toekomst rooskleurig in.
Tja, Google… daar valt ook Blogspot onder, dus ik wacht in spanning af of deze uitspraken in de toekomst tegen me gebruikt zullen worden – begonnen als zoekmachine beheert het inmiddels waarschijnlijk de grootste persoonsgegevensbank ter wereld en dit is nog maar het begin. De slimme thermostaat aan de muur kan straks ook nog het één en ander aan gegevens leveren. En ook de andere apparaten zullen hun steentje bijdragen, zoals nu de sociale media al doen. Kortom: het woord "privacy" zou binnen enkele decennia wel eens een heel smalle betekenis gekregen kunnen hebben; en over honderd jaar misschien zelfs in een verdwijnwoordenboek worden opgenomen: "verdwenen met het verschijnsel dat ermee werd aangeduid".

maandag 29 september 2014

De hemel

Met een kritisch verstand
heb je danig het land
aan alles wat je slechts moet geloven.
Je zegt in je spot:
"Daarboven woont God;
maar de aarde is rond, dus wat is boven?"
Zo zong Hodos in de jaren tachtig. Het antwoord op de kritische vraag wordt niet gegeven, maar is in werkelijkheid heel eenvoudig: Overal. Immers, nergens op aarde hang je op de kop, overal rond de aarde bevinden de wolken of de sterren zich boven je hoofd. De hemel is dus overal, en daarmee God ook, want Die woont zoals bekend in de hemel.
Maar wat is de hemel? Klassiek worden drie 'niveaus' onderscheiden:
1.     de wolkenhemel, de dampkring;
2.     de sterrenhemel, het heelal;
3.     de engelenhemel, de woonplaats van God.
De eerste twee zijn helder, maar hoe zit het met de laatste? Waar bevindt zich die? Voorbij de uiterste grenzen van het heelal, op een onnoemelijk aantal lichtjaren afstand? Hoe is het dan mogelijk dat engelen geregeld op aarde verschijnen, en dat God volgens de klassieke theologie alomtegenwoordig is, dus overal aanwezig? Volgens mij – en andere, grotere denkers – moet de hemel niet worden gezocht buiten de grenzen van het ons bekende heelal, maar in een hogere dimensie die onze drie-dimensionale werkelijkheid omvat zoals een drie-dimensionale ruimte een twee-dimensionale film kan omvatten. Een wezen uit de, zeg, vierde dimensie kan in onze wereld 'binnenstappen' zoals een wezen als u en ik kan 'binnenstappen' in een plat vlak. Voor de waarnemer uit de lagere dimensie verschijnt het hogere wezen uit het niets en verdwijnt weer in het niets, onzichtbaar. Dit verklaart de verhalen over engelenverschijningen, bijvoorbeeld in de Bijbel. Zoals de engel die aan Gideon verscheen en in een offervlam verdween; of het engelenleger rond Dothan, dat voor Elisja zichtbaar was maar voor de vijand en aanvankelijk voor Elisja's knecht niet.
Maar hoe kan het dan dat God zoals gezegd alomtegenwoordig is en de engelen niet? Misschien doordat God een ander soort Wezen is dan de engelen, misschien doordat Hij zich in andere (meer?) dimensies beweegt. Hierover kunnen we slechts speculeren.

En hoe zit het dan met het verhaal dat gelovigen die sterven naar de hemel gaan? Hier moet ik allereerst opmerken dat alles wat ik in dit artikel schrijf mijn beste inzichten en verbeeldingen zijn aan de hand van de vrij schaarse bijbelse gegevens en de huidige natuurkundige kennis. Welnu, als "iemand sterft", dan sterft slechts zijn lichaam; zijn geest of ziel verhuist naar een hogere dimensie – dat is wat wij in dit verband "hemel" of "hel" noemen.
Maar eens komt de grote dag van het einde van de wereld. Dan worden volgens de Bijbel de graven geopend en de doden opgewekt; onvoorstelbaar, maar hoe het dan ook zal gaan, de zielen krijgen weer een lichaam, en nu onsterfelijk. Tegelijkertijd wordt de aarde als het ware schoongeveegd en worden er een nieuwe aarde en hemelen geschapen. Dan wordt het werkelijk groots: de derde hemel, waar God en de engelen wonen, hoeft uiteraard niet herschapen te worden, maar verenigt zich met de aarde (met een gezuiverde dampkring), in dezelfde dimensie. Het onderscheid tussen de zichtbare en de onzichtbare wereld wordt opgeheven! Dat zou nog gevaarlijk worden als niet ook het duistere, vijandige deel van de geestelijke wereld, Satan met zijn demonen, wordt verbannen naar de hel.
De vernieuwde aarde wordt dan een paradijselijke wereld waarin wolf en schaap, leeuw en gazelle vredig samenleven, waar niemand meer wordt gekweld door hitte of vrieskou, waar je mango's mag eten zoveel je wil. Geen terroristen meer, geen ziekte, geen verdriet. Lijkt je dat wat? Voor wie is dit geen prettig vooruitzicht? Nou, voor zeelui, want "de zee was er niet meer", voorzag de apostel Jochanan. Of voor liefhebbers van hardrock; of voor stadshaters zoals ik, wat straten van goud lijken me nauwelijks beter uit te houden dan straten van asfalt of beton, en vermoedelijk krijg ik dan toch een huisje in de stad en moet ik een eind lopen om in de prachtige nieuwe natuur te komen. Eigenlijk zijn er voor iedereen wel minpunten. Behalve voor mensen die van God houden, want Die zal het stralende, allesbeheersende middelpunt vormen. Voor mensen die niet van God houden zal het op de nieuwe aarde zodoende niet om uit te houden zijn.
Maar de andere optie, de hel, zal nog minder uit te houden zijn, en zal even oneindig lang duren. (Het lijkt me niet verstandig om erop te gokken dat "dit alles niet bestaat" – het risico is gewoonweg te groot.*) Daarom blijft er eigenlijk maar één verstandige keuzemogelijkheid over: zorg dat je wat 'heb' met Jesjoea, met God, dat het een prettig vooruitzicht wordt om een eeuwigheid lang met Hem samen te zijn; zoals het huwelijk voor een verloofd stel over het algemeen bepaald geen onprettig vooruitzicht is. Kortom, hemels.


* risico = kans x effect; zelfs al zou de kans dat wat de Bijbel vertelt waar is klein zijn, dan nog is het effect zo oneindig groot dat de uitkomst van de vermenigvuldiging, het risico, te groot is om te worden genegeerd


maandag 22 september 2014

Geef de Koerden een eigen staat!

Al eeuwenlang vormen de Koerden een eigen volk met een eigen taal, maar zonder eigen land. In het verdrag van Sèvres in 1920 werd de Koerden onafhankelijkheid beloofd, maar dat is nog nooit verwezenlijkt. Nu wonen de meesten van de pakweg 35 miljoen Koerden, vaak onderdrukt, in een gebied in de grensstreek van Turkije, Irak, Iran, Syrië en Azerbeidzjan; de overigen zijn verspreid over Europa en andere werelddelen.
De Joden hebben een eigen staat gekregen, vele voormalige Sowjetrepublieken hebben voor het eerst of opnieuw onafhankelijkheid verkregen, maar niet de Koerden. Herhaaldelijk hebben Koerdische groepen gestreden voor een onafhankelijk Koerdistan, maar nog altijd zonder succes. Alleen in Irak heeft het Koerdische gebied een zekere autonomie verworven, doch dat wordt nu opnieuw bedreigd; ditmaal door de eigen geloofsgenoten van de meerderheid der Koerden, de soennitische Islamitische Staat in Irak en de Levant, de schurken waar al deze hele zomer de kranten bol van staan.
Vorige maand relativeerde ik mijn standpunt nog met een opmerking over de Arabische ziel, maar nu geloof ik dat zelfs daar geen mogelijk verzachtende omstandigheid meer is te vinden. De IS(IL)-ploerten zijn spijkerhard en zijn keihard bezig alles wat godsdienst de moeite waard maakt te verwoesten, betoogt Nuweira Youskine in Trouw. En een gevoelloos mens is een slecht mens.

Wij kondigen een dag van nationale rouw af voor wat slachtoffers van een vliegramp, maar wat doen we voor de oneindig veel grotere ellende in het Midden-Oosten? We laten de Koerden de kastanjes uit het vuur halen. Goed, misschien is een nieuw Amerikaans grondoffensief niet de oplossing, maar geef de Koerden dan ten minste de toezegging van een eigen staat; dan hebben ze echt iets om voor te vechten.

Boko Haram ziet het voorbeeld van IS in Syrië en Irak en is bezig in Nigeria een kalifaat op te bouwen, met dezelfde beestachtige middelen. En de regering onderneemt er vrijwel niets tegen – het leger durft niet te vechten tegen de bandieten. Zodoende zijn de christenen hun weerloze slachtoffer: niemand beschermt hen en zelf willen ze, het voorbeeld van Christus volgend, geen wapens opnemen. Hun moed is grenzeloos, maar met moed alleen worden weinig oorlogen gewonnen. En dit ís een oorlog, tegen handlangers van de satan zelf, ik kan het niet anders zien. Als je landsregering je onderdrukt heb je weinig andere keus dan ondergronds te gaan en je niet te verzetten; maar hier is het juist in het belang van de regering als de christenen zich gewapenderhand zouden verdedigen. Jean Cauvin, een man wiens godsvrucht buiten kijf staat, heeft zelfs gesteld dat het geoorloofd is in opstand te komen, als die geleid wordt door een lagere overheid en als de godsdienst(vrijheid) in gevaar komt. Nu, dat laatste is hier uitermate dringend aan de orde. En het betreft in Nigeria, Syrië, Irak en op Mindanao niet eens een opstand tegen de regering, maar hoognodige verdediging tegen aanvallen van duivelse terroristen die er opuit zijn andersgelovigen geen leefruimte over te laten.

Daarom een dringende oproep aan alle in de genoemde landen werkzame zendings- en hulporganisaties en aan de westerse regeringen: geef Nigeriaanse en Filippijnse christenen wapens en de Koerden een eigen staat.

maandag 15 september 2014

Voor de tv, achter de pc?

Het schijnt, en de taaladviesdienst van Onze Taal bevestigt het zelfs, dat je voor het ene beeldscherm zit en achter het andere. De redenering: "Achter" gebruik je bij actieve bezigheden, "voor" bij passieve – of nee, de gebruikte formulering is eigenlijk "past het beste bij", wat al aangeeft dat het onderscheid niet erg helder is. Waarom is namelijk iemand actiever achter de boeken dan voor de spiegel? Het is nogal betrekkelijk. En bovendien onduidelijk, want "voor" en "achter" moeten om de stelling te onderbouwen een afgezwakte betekenis krijgen die anders is dan in zinnen als "Er ligt veel stof achter het beeldscherm". "Voor" zou dan niet veel meer betekenen dan "met het gezicht gekeerd naar"; goed, en wat betekent "achter" dan?

Wie heeft er baat bij onheldere taal? Geen mens, me dunkt. Daarom is mijn stelling klip en klaar: "voor" en "achter" duiden in combinatie met een voorwerp een positie aan. Die positie kan afhangen van het voorwerp, namelijk als dat ding een voor- en een achterkant heeft. Dat is het geval bij typemachines, computers, televisies, piano's, orgels, spiegels, auto's, aanrechten enzovoort.
Dus opnieuw heel eenvoudig:
  1. Je zit of sta voor het ding als je tegen zijn voorkant aankijk: voor de pc, de radio, het spinet, het aanrecht, de spiegel, de kast.
  2. Je zit of sta erachter als je neus in dezelfde richting wijst als die van het voorwerp: achter het stuur (omdat het gaat om de auto als geheel, niet om het stuur als los ding), de videocamera.
De directeur zit (voor jouw waarneming) achter zijn bureau als jij ervoor staat, maar zelf zit je voor je bureau (anders krijg je de laden niet best open). Ik kan voor de kast staan terwijl ik er met mijn rug naartoe sta. Je kun ook achter de computer zitten, maar dan ben je er iets aan het (schoon)maken of jezelf aan het verstoppen; op dezelfde wijze als dat een foto achter een schilderij aan de muur is gegleden, maar je er zelf voor sta, al dan niet druk bezig.
  1. Als het voorwerp helemaal geen voor- en achterkant heeft hangt de keuze voor het te gebruiken voorzetsel uitsluitend af van de positie van de beschouwer (voor of achter een steen); of is het meer gevoelsmatig ("achter de tralies": buiten, 'voor de tralies', is het echte leven), maar dat zijn uitzonderingen.
Willen we nog dat buitenlanders Nederlands leren? Dan moeten we onze taal niet ingewikkelder maken dan ze al is.


maandag 8 september 2014

Milieubescherming ten koste van alles

Milieubescherming is goed en belangrijk, het is in zekere zin zelfs onze plicht; dat vooropgesteld. Maar soms slaan de goede bedoelingen door, zodat er meer kapotgemaakt wordt dan beschermd.

Het schrijnendste voorbeeld van corrupt twee-matenbeleid op milieugebied is wel de invoering van spaarlampen. Het rendement van gloeilampen is beperkt – energieverspilling dus. Na jarenlange ontwikkeling kwam daarvoor een rendabel alternatief op de markt: de spaarlamp. Inmiddels hadden spaarlampenfabrikanten zoveel politieke invloed verworven dat de kritiek op de spaarlamp vanwege de milieuschade bij productie en ontmanteling in de doofpot werd gestopt. In diezelfde tijd werd een einde gemaakt aan het eeuwenoude ambacht van barometermaker. Oude thermometers en barometers bevatten namelijk kwik, dat giftige dampen verspreidt. De bewuste ambachtslieden werden zodoende blootgesteld aan volgens de nieuwe milieunormen ontoelaatbare hoeveelheden kwikdamp. En zo verdween een mooi vak. Dat de spaarlampen veel meer kwik bevatten, daar hoorde je de misleide politici niet over.
Een ander oud ambacht moest al eerder het veld ruimen onder druk van milieubeleid. Eeuwenlang waren er in Nederland – vooral op de Veluwe, maar ook elders – kolenbranders geweest, die middels een nauwluisterend proces takhout omzetten in houtskool. Tot in de jaren 1960 gebeurde dat in meilers in het bos; de laatste branderij, firma Beekman uit Uddel, gaf uiteindelijk deze nostalgische koolbereidingswijze op en zette het bedrijf nog voort met moderne ovens tot eind jaren '90; toen viel het doek definitief voor het houtskoolbranden in Nederland. De reden? Vermeende milieuschade door de rook.

Duurzame energie is een goed iets. Maar om die naam waard te zijn moet het wel écht duurzaam zijn; een windturbine is dat uiteindelijk niet. En milieuvriendelijk; elektrische energie is dat niet.
En natuurvriendelijk. Op IJsland is een stuwmeer aangelegd dat in een groot deel van de energiebehoefte van het eiland moet voorzien. Maar tegen een hoge prijs: een derde deel van de IJslandse natuur verdween onder water. Dat verlies is onloochenbaar; over de milieuwinst van schone energie kunnen klimaatdeskundigen het nog altijd niet eens worden.
Biodiesel wordt bereid uit plantaardige olieën. De meest lonende leverancier daarvan in onze streken is koolzaad. Om de in Duitsland verplichte 10% bijmenging in gewone dieselolie te leveren worden vele hectaren landbouwgrond onttrokken aan de voedselproductie. Gelukkig komt daar nu weerstand tegen en wordt gezocht naar andere oliebronnen, maar het zal nog wel even duren voordat de fout is hersteld.
Biogas wordt verkregen door vergisting van plantaardig materiaal. Om een vergistingsinstallatie te laten draaien is ook toevoer van energie vereist. Zo kan het gebeuren dat je een batterij trekkers zie ronken om een hoeveelheid gas te winnen die niet opweegt tegen de verstookte diesel. Afvalgroen als bermgras bevat namelijk te weinig energie om het proces lonend te maken; de installaties draaien zodoende op subsidie. Om een hoger rendement te halen moet een energierijkere grondstof worden aangewend; bijvoorbeeld maïs – je raad het al, dat kost wederom landbouwgrond.

De les: blijf kritisch tegenover milieumaatregelen. Soms voegen ze echt iets waardevols toe, maar soms gaan ze ten koste van oude ambachten, natuur of voedselproductie, tegen een twijfelachtige opbrengst. Belangrijk is zelf op een verantwoorde wijze bij te dragen aan het behoud van de natuur; bijvoorbeeld door te voorkomen dat de plasticsoep in zee, die aan talloze zeedieren het leven kost, zich niet uitbreidt; dus door plastic afval gescheiden in te leveren in plaats van achteloos van je af te gooien, en je uit te spreken voor het behoud van statiegeld. Zomaar een paar voorbeelden.

maandag 1 september 2014

Politiek correct

Vandaag is het alweer de honderdste keer dat ik hier mijn mening geef. Tijd voor een feestje… maak ik niet, maar een toepasselijk onderwerp lijkt me toch… nou ja, gepast.

In "Woorden die niet mogen verdwijnen" kwam een categorie van woorden aan de orde die bezig zijn in onbruik te raken doordat ze worden beschouwd als politiek incorrect. Hoog tijd om dit aan de kaak te stellen.
Let wel: ik ben niet tegen het verschijnsel politieke correctheid als zodanig. Kwetsen en beledigen van minderheden is verwerpelijk. In de werkelijkheid keert het gebruik zich echter vaak tegen zichzelf: door een op zichzelf neutrale term als politiek incorrect te beschouwen beledig je juist de betreffende groep en openbaar je jezelf als discrimineel, als rassist.

Het Verdwijnwoordenboek noemt twee van deze gevallen: "ouden van dagen" en "negerjongen". Mijn stelling is duidelijk: door "oude van dagen" als politiek incorrecte term te beschouwen geef je aan iets tegen ouderen te hebben, al is het onbewust. "Oude van dagen" is namelijk niet ontworpen als scheldwoord, maar dat is er (misschien) van gemaakt door mensen die een oud iemand minder waarderen dan een jonger.
Hetzelfde geldt voor "neger", met alle benodigde samenstellingen: "negerin", "negerbediende", "negervrouw", "negerbevolking", "negerdans". Er is niets mis met negers, én er is niets mis met de benaming "negers". Waar wél wat mis mee is, dat is de zeer ten onrechte als politiek correct beschouwde vervangende term "zwarte". Zwart, dat is de kleur van de dood en van zware rouw, van duivelse praktijken en somberheid. Het is werkelijk een schande dat we negers daarmee durven associëren. En dat om hun donkerbruine (!) huid; zwart haar hebben immers ook Fransen en Italianen.

Wie mijn berichten volgt herkent dit van begin vorig jaar (mijn 22e stukje). Het geschrevene over Hottentotten, zigeuners en indianen hoef ik dus niet te herhalen. Aan dat lijstje kunnen er nog verscheidene worden toegevoegd: Turk, jood, homo, boer, allochtoon, uitkeringstrekker… het is eindeloos. Kijk, als je iemand "homo" noemt die het niet is, met het doel om hem te beledigen, dan is dat duidelijk gebrek aan beschaving. Maar om dan het hele woord maar in het lijstje verboden woorden te zetten is bespottelijk. Moeten we alle boeren dan maar "agrariër" noemen en moeten boeren die per ongeluk met "boer" worden aangesproken zich beledigd voelen? Overigens ervaar ik persoonlijk "ICT'er", "manager" of "gentechnoloog" eerder als een belediging. Misschien moeten we zulke woorden (of beroepen?) maar als eerste schrappen…


maandag 25 augustus 2014

Boko Haram, IS en nietsontziende terreur

Onlangs heeft de Nigeriaanse terreurorganisatie Boko Haram opnieuw kinderen ontvoerd. De schurken schuwen geen middel om hun doel te bereiken: een islamitische staat vestigen. Inmiddels lijkt Boko Haram zich te laten inspireren door de tot voor kort als ISIS bekende Syrische rebellengroep die hetzelfde doel zelfs als naam voert. Die laat het niet bij platbranden van sjiitische moskeeën en het afslachten van sjiitische, alevitische en vrijzinnige medemoslims, maar heeft ook geen moeite met verkrachtingen, iets wat ik niet kan rijmen met een "heilige oorlog".
Nu kun je je misschien voorstellen dat mensen zozeer overtuigd zijn van het gelijk van hun godsdienst dat ze er oorlog voor over hebben, opdat als het doel is bereikt heel de wereld in vrede zal kunnen leven en de gunst van God verwerven; zo bezien zou het zelfs een liefdadigheidswerk zijn op de lange termijn; en daarnaast, wie zijn wij om de Arabische ziel te doorgronden? Maar een god die de barbaarse middelen kan waarderen die zijn volgelingen tewerkstellen om zijn rijk uit te breiden zoals Boko Haram, IS en soortgelijke organisaties doen zal ik nooit kunnen aanbidden. Vele mohammedanen kunnen mij dat nazeggen; doch het is de vraag hoe houdbaar hun stelling is vanuit de Qoran bezien. Dat is echter een ingewikkelde discussie die ik nu niet aanga.
Het gaat me om iets anders.

Niet alleen in Nigeria, maar bijvoorbeeld ook op de Filippijnen (Mindanao) en eerder in Indonesië vallen gewelddadige moslims christelijke dorpen aan. Het doel is bekend. En hoe reageren de christenen? Door zoals Jezus hen leerde "degene die hen op de wang slaat de andere wang toe te keren"; concreet: vluchten en zodra het mogelijk is terug te keren, maar hoe dan ook lijdzaam te zijn en niet terug te vechten. Buitengewoon dapper, en (opnieuw:) wie zijn wij om van afstand te zeggen wat de vervolgden daar moeten doen? En toch ben ik ervan overtuigd dat het beter zou zijn als ze zich verdedigden. Niet zoals de christenen in Congo en de Centraal-Afrikaanse Republiek die hun aanvallers met gelijke munt terugbetalen en zelf dorpen gaan uitmoorden; maar een muur vormen om de oprukkende islamitische vloedgolf te keren.
Zouden er nog Waldenzen zijn geweest zonder Gianavel, de heldhaftige boer uit Rorà die opstond om zijn lijdzame volk te beschermen toen het in 1655 met volledige uitroeiing werd bedreigd? En wat zou er geworden zijn van het protestantisme in de Nederlanden zonder de Opstand onder leiding van Willem de Zwijger, Maurits en Frederik Hendrik? Het is niet ondenkbaar dat het, evenals in het aan dezelfde koning Filips II toebehorende Spanje, volledig zou zijn uitgeroeid.
De moed van de bedreigde christenen die weigeren naar de wapens te grijpen is bewonderenswaardig, maar het ware te wensen dat ze in plaats daarvan zouden samenwerken met hun landsregering (in geval van een niet-islamitische staat) om het oprukkende islamisme te keren. Want naar mijn bescheiden mening is niemand gebaat bij een islamitisch Afrika.
Misschien is in Syrië en Irak vluchten de enige mogelijkheid, maar niet in Indonesië, de Filippijnen en Afrika. Hou jou lyn en staan jou man! Dis hier waar ons hul kan keer!


vrijdag 15 augustus 2014

Woorden die niet mogen verdwijnen (3, slot)

De 25 mooiste woorden, degene die écht niet mogen verdwijnen (of nodig weer uit het vergeetboek moeten worden gehaald), verdienen bijzondere aandacht. Tussen haakjes de categorie (zie deel 1 van deze reeks), het Rode-Lijstnummer en de verdwijningsoorzaak.

     Aterling (a-2-VA): iemand die we liever kwijt dan rijk zijn, en terecht
     Bakvis (b-2-?): hoe noem je een puber van het vrouwelijk geslacht? "meisje" is een genegenheidswoord dat steeds vaker minder geschikt is; hoog tijd een oude benaming in ere te herstellen
     Eunjer (a-1-S?): benaming voor allerlei wezens – spoken en boze geesten, maar ook tovenaars – die in het hedendaagse Westen naar het rijk der fabelen worden verwezen – vaak ten onrechte, zoals Schaduw van de werkelijkheid aantoont
     Feniksmaagd (a-0-?): een zeldzaam woord voor een zeldzaam verschijnsel dat in de laatste decennia wel uiterst zeldzaam is geworden, wat verklaart dat ik nog altijd vrijgezel ben
     Grafbruiloft (d-1-?): sommige uitvaarten hebben door hun overdadigheid meer weg van een bruiloft dan van een begrafenis
     Keerweer (d-1-?): tja, hier moet je omkeren, weinig keus. Steegje, blinde zijstraat of plattelandsweg, dat doet er niet toe. Gelukkig staat er een bordje bij
     Maagdenzwier (a-0-z): een woord dat onverwacht verdwenen is met het verschijnsel dat ermee werd aangeduid; want sinds de meisjes niet zo lang maagd meer zijn (herstel – ze zijn het nog wel, maar meisjes zijn er bijna niet meer) en ze vrijwel geen zwierige kleding meer dragen zijn ze ook hun sierlijke gang en houding kwijtgeraakt
     Middagmalen (c-2-VL): zonder twijfel te verkiezen boven zowel "het middagmaal gebruiken" als "lunchen"
     Minnekozen (a-1-F?): een lieve gewoonte uit vroeger tijd: het uitwisselen van liefdesbriefjes; maar minnekozen kan ongetwijfeld ook op tal van andere wijzen
     Onthokkebanden (a-0-?): een fraaie metafoor; pak het beeld: oogsttijd – het met de zicht gemaaide graan, gebonden in schoven, bijeengezet in hokken waaromheen weer een band zit zodat de schoven een paar dagen kunnen drogen; dan wordt de hokkenband losgemaakt en wordt de rijke oogst op de wagen geladen en naar de korenberg gereden.
     Ontuig (b-2-?): zo'n heerlijk breed scheldwoord voor alles wat niet deugt
     Paardengeld (e-2-F): één van de goede dingen uit het verleden die weer in ere zouden moeten worden hersteld, zoals ik eerder betoogde
     Pantoffelregiment (d-1-?): schering en inslag in het moderne huishouden. De vrouw heeft de broek aan; en de man… ook eentje voor het gemak, maar zijn pantoffels spreken duidelijke taal
     Ravenkok (e-1-F): de man met wie Anders Breivik nodig moet kennismaken. Want voor een dermate arrogante massamoordenaar is de elektrische stoel werkelijk te goed
     Rinkelrooier (a-1-?): ooit iemand die 'rooide' (danste) op de maat van 'rinkels' (castagnetten), van daaruit meer algemeen voor "losbol"
     Schendekeuken (d-1-?): van sommige mensen zou je zeggen dat ze een lintworm hebben, maar aangezien die dieren vrijwel uitgestorven zijn blijft er weinig anders over dan de vaststelling dat de betreffende persoon de kok oneer aandoet
     Slampampen (b-2-?): de voornaamste bezigheid van slampampers, niksnutten
     Taalwoestheid (c-0-z): barbarismen maken een taal wanordelijk
     Vettewariër (a-1-F): een juweeltje van een woord voor een verdwenen ambacht. Jawel, ook vroeger had je specialisten, zoals handelaars in kaarsen en olie
     Volgzucht (c-1-VL/A): een algemeen verschijnsel waaraan ik eind 2012 al een bijdrage wijdde
     Voorspook (d-1-?): een zeldzaam, geheimzinnig verschijnsel – op de Veluwe "veurschiensel" genoemd – dat wij, verlichte, door de natuurwetenschap verblinde westerlingen, niet meer kunnen waarnemen, ons ten nadele
     Watjekouw (a-2-?): het woord is even krachtig als de opstopper zelf
     Wildzang (a-?-3): misschien wel het mooiste woord van allemaal. Oorspronkelijk "wildvang": jachtvogel (denk aan de valkenjacht) die pas als volwassen vogel afgericht wordt (en dus nooit helemaal zijn wilde aard kwijtraakt)
     Zenuwinrichting (c-2-VL): een instelling waar je in therapie kunt voor zenuwaandoeningen en wat dies meer zij
     Zwijnjak (a/g-1-z): nog een graadje erger dan een liederzak