maandag 16 juni 2014

Taalclassificatie

Een nieuw taxonomisch systeem voor de taalkunde

Hoe komt het dat Nederlands, Duits en Deens zoveel op elkaar lijken? Doordat we gemeenschappelijke voorouders hebben, de Germanen. Hebreeuws en Arabisch lijken wel op elkaar, maar in niets op de Germaanse talen; die behoren tot een andere taalfamilie. Boeiende materie; wil je taal begrijpen, dan moet je je in de verwantschap van talen verdiepen.
De wetenschap die zich in deze kwestie heeft gespecialiseerd is de vergelijkende taalkunde. Deze heeft zo'n beetje alle talen van de wereld ondergebracht in een classificatiesysteem, waarin elke taal onderdeel uitmaakt van een groep en die weer van een grotere groep, tot uiteindelijk – afhankelijk van de taalkundige school – zo'n 50 hoofdgroepen overblijven. Eén daarvan, de nummer 1 met de meeste sprekers en de nummer 3 of 5 van de meeste talen, is het Indo-Europees, waartoe ook het Nederlands en bijna alle andere Europese en enige Aziatische talen behoren. Dit niveau wordt meestal de taalfamilie genoemd.

Er is echter één probleem. In de biologie is een vergelijkbaar stelsel opgezet, van verwante organismen, uitgesplitst volgens het logische principe domein – rijk – stam – klasse – orde – familie – geslacht – soort, waarbinnen nog verfijningen mogelijk zijn. Kijk nu echter naar de taalkunde. Neem een taal als het Zoeloe; dat behoort tot de familie van de Bantoetalen die zelf weer onderdeel is van de Niger-Congofamilie. Niet erg duidelijk. Bovendien bestaan er voor de tussenstappen geen eenduidige aanduidingen.
Dat is niet alleen in het Nederlands zo, maar bijvoorbeeld ook in het Engels. Het woord "phylum" wordt soms gebruikt voor een groep van taalfamilies (dus een verzameling min of meer verwante hoofdgroepen), soms als synoniem voor "taalfamilie" en soms als subgroep daarvan (zoals de Germaanse talen). Begrijpelijk dat er pogingen gewaagd zijn hierin enige orde aan te brengen. Zo maakte ene Syndney Lamb de volgende indeling (van groot naar klein): phylum – class – order – stock – family – genus – language – dialect. Rasmus Rask rangschikte de talen als volgt (van klein naar groot): dialect – language – branch – stock – class – race. Een goede poging, maar nog niet overtuigend. Bovendien heeft het Nederlands dringend behoefte aan een classificatiesysteem, al was het alleen maar om de informatie op Wikipedia te verhelderen.

Welnu, we kunnen de biologische taxonomie als uitgangspunt nemen; wat in de levenswetenschap een soort is, is in de taalkunde een taal, en een taalfamilie is te vergelijken met een stam in de biologie. "Stam" is tegelijk een zeer geschikt woord om een hoofdgroep mee aan te duiden, en omdat we niet tweemaal hetzelfde woord gebruiken moeten we "familie" verderop in het schema zetten. Mijn voorstel is als volgt:
domeinstamsuperklasseklassesuperordeordesubordesuperfamiliefamiliesubfamilietaksectiegroeptaalstreektaalregiodialectgebiedsdialectdorpsvariant
Vetgedrukte woorden vormen de basis, cursieve woorden de tussenstappen die niet altijd nodig zijn.
Het zal even wennen zijn dat een taalfamilie voortaan "taalstam" heet, maar het wordt er vele malen duidelijker op.

Passen we het nu toe, dan krijgen we bijvoorbeeld de volgende analyses:
* (domein: Nostratisch)
           stam: Indo-Europees
                   (superklasse: Centum-talen)
                           klasse: Germaans
                                   orde: West-Germaans
                                           familie: Ingveoons
                                                   (tak: Anglo-Fries)
                                                           groep: Fries
                                                                  taal: Westlauwers Fries
                                                                          (streektaal: Woudfries)
                                                                                  (dialect: Gaasterlands)
* stam: Niger-Congo
           klasse: Atlantisch Congo
                   orde: Benue-Congo
                           (suborde: Bantoid-Cross)
                                   (superfamilie: Zuidelijk Bantoïde)
                                           familie: Bantoe
                                                   (subfamilie: Narrow Bantu)
                                                          (tak: Zuidelijk Bantoe)
                                                                  sectie: Nguni
                                                                          (groep: Zunda)
                                                                                  taal: Zoeloe
                                                                                          (dialect: Natals)

Zoals er in de biologie soorten zijn (bv. de Visarend) die een eigen familie vormen zijn er in de vergelijkende taalwetenschap talen die een eigen familie vormen; denk aan het Grieks. Er zijn zelfs talen die in hun eentje een eigen taalstam vormen; het Baskisch is zo'n geïsoleerde taal oftewel isolaat.

Men moet wel bedenken dat deze indeling gaat over levende talen; een historische taal als het Oud-Nederlands valt er daarom buiten. Zo komt ook het Afrikaans, dat voortgekomen is uit het Nederlands, op hetzelfde niveau te staan, dat van taal.


3 opmerkingen:

  1. Interessant! Van zo'n blogje word ik blij.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hé, dat is mooi. Dat sommige lezers het interessant zouden vinden had ik wel gehoopt, maar dat mensen er blij van worden stijgt boven mijn verwachtingen uit.
    (Alleen kun je van een nederengelshater als ik verwachten dat-ie minder blij wordt van "blogje". Maar vooruit.)

    Vooral hoop ik dat de taalwetenschap dit voorstel overneemt, want dan hebben we er pas echt wat aan. In spanning wachten we af.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ondanks dat het alweer even geleden is wil ik nog terugkomen op een reactie die ik kreeg van taalwetenschappelijke zijde. Die luidde als volgt: het voorstel ziet er erg leuk uit, maar is in de praktijk helaas niet bruikbaar omdat het vroegere talen niet als zodanig classificeert, terwijl bijvoorbeeld het Latijn als voorstadium van o.a. het Frans ook als taal moet kunnen worden benoemd.
    Ik heb daar eens over nagedacht en ben tot de conclusie gekomen dat het in dit voorstel toch geen probleem vormt. Want de biologie en de taal lopen niet alleen parallel in het heden, maar ook in het verleden. Zowel talen als soorten zijn uit elkaar ontstaan (tot op zekere hoogte, zie mijn bericht van 29 febr. 2016). Een voorbeeld. Stel je een plantengeslacht voor dat uit slechts twee soorten bestaat, laten we zeggen de Grote en de Kleine vogeltjesbloem (Aviflora major resp. A. minor). Deze blijken zo’n vijfhonderd jaar geleden te zijn ontstaan uit een ‘oersoort’, de Vogeltjesbloem (Aviflora vera). Dat betekent dat ze alle drie behoren tot het geslacht Vogeltjesbloem. Mocht nu een dode ‘oertaal’ als het Latijn door liefhebbers weer tot leven worden gewekt – zoals bijvoorbeeld is gebeurd met het Hebreeuws (nu als variant Ivriet) en het Cornisch – of de oude Vogeltjesbloem worden herontdekt, dan kunnen ze gewoon weer in de soortenlijst van de levende planten resp. talen worden opgenomen, hetzij onder de oude naam, hetzij onder een nieuwe ("Vogeltjesbloem" of "Echte vogeltjesbloem"; "Hebreeuws" of "Ivriet").
    Afhankelijk van waar we mee bezig zijn kunnen we dus kiezen of we een plantenbenaming hanteren als geslachtsnaam of als soortnaam (dat is, al is het wat verwarrend, ook in het heden het geval met bijvoorbeeld Veldsla), of we een talige benaming hanteren als orde-/ familie-/ sectienaam of als taalnaam (Latijn, dus).

    BeantwoordenVerwijderen