Alweer zowat een jaar voorbij. Het hoeveelste al? Hoevele
zullen er nog volgen? En hoe zinvol was het – waarom leef je eigenlijk? Misschien
heeft bijbelschrijver Qohèleth ('Prediker') wel gelijk met zijn stelling dat alles zinloos is. Doet het er wel
toe of jij er ben of niet? Wat maakt je gelukkig, en is je leven zinvol als je
gelukkig ben?
Vroeger waren er allerlei zekerheden, zoals dat God de
wereld bestuurde en met alles een bedoeling had. Maar die gedachte is in de
wijsbegeerte en het dagelijks leven verdrongen naar de uithoeken. Voor de
meeste mensen die nadenken is het leven als het erop aankomt zinloos: de mens
is een toevallig product van de evolutie, een verwaarloosbaar klein deeltje in
een onmetelijk heelal, en dood is dood.
Deze gedachte zien we terug in de muziek – waar komt de pure wanhoop in
de ‘muziek’ van God’s Tower en tal van andere groepen anders vandaan? – maar doordesemt
niet het minst de moderne literatuur, reeds sinds de aanvang van de twintigste
eeuw. Onlangs las ik enkele werken van Arthur van Schendel, geschreven tussen
1905 en 1938. Hoewel in die tijd de meeste mensen nog in God geloofden, is Die
in Van Schendels werk nagenoeg afwezig. Nu heb ik niet de gewoonte om hier aan
boekbesprekingen te doen; ik noem deze schrijver slechts als illustratie van
wat ik bedoel.
Het is waar, ik ben soms sceptisch ten aanzien van het
geloof. Maar werken als Een zwerver
verliefd en Een zwerver verdwaald
en vooral Het fregatschip Johanna Maria en
Het leven een dansfeest schreeuwen
voor mijn gevoel om zingeving die het geloof kan bieden.
Want wat is de moderne levenshouding en zijn gevolg in de
literatuur?
o Liefde maakt niet gelukkig. Een paar
geliefden wordt door omstandigheden uiteen gehouden; liefde van een man voor
een meisje of omgekeerd blijft onbeantwoord, de ander bedroefd en ongelukkig
achterlatend.
o Vrolijkheid
maakt niet gelukkig. Rijke mensen sterven in kommer en gebrek door in hun jeugd
onbekommerd geld uit te geven aan vermaak; zelfs degenen die van dansen hun
beroep maken worden niet gelukkiger dan anderen en sterven vroegtijdig en als
ontheemd.
o Zelfs
het nastreven van een levensdoel maakt niet gelukkig. Sommigen bereiken hun
doel nooit; sommigen die het doel wel bereiken vereenzamen als het doel eenmaal
bereikt is en zij oud en versleten zijn.
o Het
slot is dat men, aan het zorglijke einde van een gelukkig of ongelukkig leven
gekomen, zich afvraagt wat het bestaan voor zin heeft gehad. Een zinvolle
toekomst in het hiernamaals ligt zelfs volledig buiten het gezichtsveld.
Het
einde is grauw, uitzichtloos, verdrietig om wat had kunnen zijn. Het biedt
slechts uitzicht op een zwarte leegte die "dood" heet. "Stof
zijt gij en tot stof zult gij wederkeren". Qohèleth verwoordt het als
volgt: "De uitnemendheid van de mensen boven de beesten is geen; want alle
zijn zij ijdelheid. Zij gaan alle naar één plaats; zij zijn alle uit het stof
en zij keren alle terug tot het stof. Wie merkt dat de adem van de
mensenkinderen opvaart naar boven en de adem der beesten nederwaarts vaart in
de aarde?"
Maar zijn we helemaal vergeten dat wij méér zijn dan stof? Want
de mens bezit een ziel, een geestelijk aspect dat hem onderscheidt van de
dieren, waardoor hij zelfs contact kan maken met het bovennatuurlijke.
Daarom is er toch hoop voor degenen voor wie de aarde een
hel is. Geloof in Jezus Christus en de hemel
wacht je. Het spijt me, scepticus, ik kan het niet anders zeggen.
En dan kan het leven toch zinvoller zijn dan slechts het
vervullen van je taak in de maatschappij. Zorgen voor je medemens, op welke
waardevolle wijze dan ook, staat dan in een groter perspectief en zou er zelfs
toe kunnen leiden dat die ander ook een hoopvolle, zinvolle eeuwige toekomst
tegemoet gaat. En zorg dragen voor de natuur is dan niet alleen omwille van
de komende mensengeslachten – wat op zich al reden genoeg is – maar het krijgt
een meerwaarde omdat het gebeurt in opdracht van de Schepper, als was je
rentmeester.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten