De trek van het platteland naar de stad moet worden
gestopt
Het is een wereldwijd probleem: de trek van het platteland
naar de stad. Vooral in arme streken ontvluchten mensen de armoede van het land
om in de stad, waar naar verluid meer werk te vinden is, een beter leven op te
bouwen. Een probleem, want het gevolg is uitpuilende miljoenensteden met
krottenwijken vol schrijnende armoede, misdaad en ellende, en anderzijds een
leeglopend platteland waar vervolgens niet genoeg voedsel meer kan worden
verbouwd.
Het verschijnsel komt niet alleen voor in arme landen; in
onze streken groeien de steden al eeuwenlang, niet alleen door natuurlijke
bevolkingsaanwas, maar minstens evenveel door netto immigratie vanuit het
omliggende platteland; aanvankelijk vanuit veiligheidsoverwegingen – ommuurde
steden waren beter te verdedigen dan een boerenhoeve – maar door de
industrialisatie (negentiende eeuw) vooral door de vooruitzicht van betaald
werk. De boerenarbeider werd fabrieksarbeider – en won er niets mee, verloor
slechts de rust en schoonheid van het landleven. Datzelfde gebeurt nu volop in
industrialiserende landen als China.
Soms komt het omgekeerde voor, trek van de stad naar het
platteland. Spengler beschrijft verstedelijking als
één van de kenmerken van de laatste fase van een grote cultuur. Als een
beschaving, na een ontwikkeling van opkomst, bloei en aftakeling, sterft, lopen
de steden leeg. Dat lot trof bijvoorbeeld Midden-Amerikaanse steden als
Teotihuacán, Tikal en Tenochtitlán.
Dat verstedelijking vandaag de dag wereldwijd optreedt is
naar mijn mening een gevolg van de mondiale invloed van onze Avondlandse
cultuur, van kolonialisme tot massamedia.
In landen als de West-Europese, die zich in de
postindustriële fase bevinden, is het in de stad, zonder honger en zware
luchtvervuiling, beter toeven en kan trek naar de stad vaker worden ingegeven
door behoefte aan gezelschap, drukte en vermaak. Het gevolg op het platteland
is dan verdergaande schaalvergroting van de overblijvende boerenbedrijven.
Overigens waardeer ik de trek naar de stad voor zover die in
Nederland nog plaatsvindt hier netto niet als een probleem, want op nog meer
burgerhuizen in het boerenland zitten we ook niet te wachten, behalve misschien
in leeglopende gebieden in Friesland en Groningen.
Aan de andere kant van het spectrum echter, in de arme
ontwikkelingslanden, kan ik geen goed argument verzinnen dat pleit voor de trek
naar de stad. Niet alleen zijn boeren in het land dringend nodig om voedsel aan
de aarde te ontlokken, maar ook hebben ze daar op de meeste plaatsen de
mogelijkheden om te overleven – helaas niet overal, maar gelukkig kunnen wij,
rijken, aan wie misschien sommige van de natuurrampen die die arme drommels
treffen mede te wijten zijn, nu ook hulp bieden – terwijl dat in de stad nog
maar de vraag is. Ryszard Kapuściński beschrijft in zijn boek Ebbenhout hoe mensen die naar de stad
gevlucht zijn en niet meer terug kunnen naar waar ze vandaan komen de dag
doorbrengen, in de schaduw van gebouwen schuilend voor de middaghitte; soms is
er wat te eten, andere dagen niets. En dan ging het hier nog vredig toe; ik
hoef voor voorbeelden van het tegendeel maar te verwijzen naar de straatbenden
in steden als New York. Nu is er in de binnenlanden, zeker in Afrika, ook
geregeld oorlog, maar problemen als drugsverslaving zijn daar toch aanmerkelijk
zeldzamer. Bovendien verliezen mensen in de massaliteit van de hoofdstad hun
cultuur en daarmee een belangrijk deel van hun identiteit. Vergelijk de
kleurrijke tradities in de binnenlanden met het kleurloze uiterlijk en bestaan
van verwesterde stadsbewoners.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten