maandag 3 december 2012

Wonderen (slot)

Vorige week maakten we kennis met een ongewoon groot aantal bovennatuurlijke gebeurtenissen en we vragen ons af of dergelijke wonderverhalen geloofwaardig zijn, realistisch, of ze werkelijk kunnen hebben plaatsgevonden. Het antwoord op die vraag is te vinden in het boek Wonderen van C.S. Lewis. In deze bijdrage zal ik zijn redenering samenvatten, wat onvermijdelijk een verzwakking van de bewijsvoering inhoudt, dus wie na lezing van dit stukje niet overtuigd is raad ik sterk aan het boek zelf te lezen.

Grondtegenstelling is die tussen het naturalisme, dat gelooft dat de ons omringende natuur "de hele werkelijkheid" is, en het supranaturalisme, dat gelooft dat er naast of boven onze natuur een onafhankelijk 'Ding' bestaat dat de oorzaak is van het bestaan van onze natuur, en daarnaast misschien nog één of meer andere 'naturen'. Grote vraag is: wie heeft het bij het langste eind? Als het naturalisme gelijk zou hebben is elke gebeurtenis verankerd in oorzaken en gevolgen binnen het natuurstelsel. Ook ons denken zou niet meer zijn dan een voortvloeisel van rangschikking van atomen en natuurlijke krachten. Het gevolg is dat geen enkele gedachte tot waarheid kan leiden, want "kennis van de zaak is geen onderdeel van de zaak". De enige manier om stellige uitspraken te doen over de werkelijkheid is dus door erkenning van het feit dat onze rede iets moet zijn dat van buiten onze natuur komt. Dat is echter alleen mogelijk als de werkelijkheid naast de natuur een bovennatuur 'bevat', vanwaaruit ingegrepen kan worden in de natuur. Sterker nog: het bovennatuurlijke 'Iets' moet ook buiten de tijd staan en dus eeuwig zijn, en – doorredenerend – onze natuur uitgedacht en in elkaar gezet hebben. Daaruit volgt dat dit Wezen concreet moet zijn, want een abstractie kan geen concrete wereld scheppen.
Daarnaast blijkt er nog een tweede bewijs te zijn van een bovennatuurlijke oorsprong van een deel van onze geest: de 'universele moraal'. Hoe is het mogelijk dat vrijwel iedereen – ongeacht levensbeschouwing – wreedheid, verkrachting, diefstal, pedofilie, mensenhandel en uithongeren van armen en afkeurt? Een naturalist vergeet hier zijn theorie even, want welke 'weldenkende mens' durft nog te beweren dat een groep die kannibalisme, dierenmishandeling, martelpalen, weduwenverbranding, abortus provocatus of het gebruik van chemische wapens goedkeurt niets slechter of immoreler is dan een groep die deze dingen afkeurt? (Immers, de ene vorm van moraal kan niet 'juister' zijn dan de andere.) Conclusie: ook het geweten is geen product van de natuur. En dus: door de menselijke geest loopt de grens tussen natuur en bovennatuur.

Als er dus een bovennatuurlijk Wezen is dat invloed heeft in de menselijke geest, dus kan ingrijpen in de natuur, dan heeft de natuur ook geen verweer tegen andere bovennatuurlijke gebeurtenissen – wonderen; hetzij vanuit de hoogste Oorsprong (God), hetzij vanuit eventuele andere natuurstelsels. Anders gezegd: de mogelijkheid van bovennatuurlijke gebeurtenissen behoort tot het wezen van de natuur. Wonderen gaan bovendien niet in tegen de natuurwetten, maar staan er los van en worden na plaatsvinden door de natuur meteen opgenomen in het stelsel. Je zou wonderen kunnen zien als vrijheden die een kenner zich veroorlooft, zoals bijvoorbeeld alleen een bekwaam componist de muzikale regels 'mag' schenden.

Vervolgens rijst de vraag: hoe waarschijnlijk is het dat wonderen gebeuren? Als wonderen intrinsiek waarschijnlijk zijn moeten ze belangrijk inzicht verschaffen in de werkelijkheid, zoals het alleen waarschijnlijk is dat een gevonden fragment het ontbrekende deel is van een belangrijk geschrift als de tekst aansluit bij het overige van de tekst en dat verklaart. Individuele wonderverhalen moeten zodoende congruent zijn met de één of enkele belangrijkste wonderen die de werkelijkheid verklaren.
Het centrale wonder nu is de menswording van Christus. Deze gebeurtenis blijkt vele elementen in de natuur te verklaren: bovennatuurlijke elementen in de menselijke geest, afdaling-en-opklimming (graangoden), verkwisting en selectiviteit, plaatsvervanging. Andere wonderen, zoals die welke Jesjoea op aarde deed, zijn ofwel een terugwijzing of 'brandpunt' van wat God al in het groot gedaan heeft, ofwel een vooruitwijzing naar een toekomst waarin de natuur niet langer in opstand is tegen de menselijke geest, maar die integendeel – met wederzijds voordeel – volledig gehoorzaamt.

1 opmerking: