maandag 8 september 2014

Milieubescherming ten koste van alles

Milieubescherming is goed en belangrijk, het is in zekere zin zelfs onze plicht; dat vooropgesteld. Maar soms slaan de goede bedoelingen door, zodat er meer kapotgemaakt wordt dan beschermd.

Het schrijnendste voorbeeld van corrupt twee-matenbeleid op milieugebied is wel de invoering van spaarlampen. Het rendement van gloeilampen is beperkt – energieverspilling dus. Na jarenlange ontwikkeling kwam daarvoor een rendabel alternatief op de markt: de spaarlamp. Inmiddels hadden spaarlampenfabrikanten zoveel politieke invloed verworven dat de kritiek op de spaarlamp vanwege de milieuschade bij productie en ontmanteling in de doofpot werd gestopt. In diezelfde tijd werd een einde gemaakt aan het eeuwenoude ambacht van barometermaker. Oude thermometers en barometers bevatten namelijk kwik, dat giftige dampen verspreidt. De bewuste ambachtslieden werden zodoende blootgesteld aan volgens de nieuwe milieunormen ontoelaatbare hoeveelheden kwikdamp. En zo verdween een mooi vak. Dat de spaarlampen veel meer kwik bevatten, daar hoorde je de misleide politici niet over.
Een ander oud ambacht moest al eerder het veld ruimen onder druk van milieubeleid. Eeuwenlang waren er in Nederland – vooral op de Veluwe, maar ook elders – kolenbranders geweest, die middels een nauwluisterend proces takhout omzetten in houtskool. Tot in de jaren 1960 gebeurde dat in meilers in het bos; de laatste branderij, firma Beekman uit Uddel, gaf uiteindelijk deze nostalgische koolbereidingswijze op en zette het bedrijf nog voort met moderne ovens tot eind jaren '90; toen viel het doek definitief voor het houtskoolbranden in Nederland. De reden? Vermeende milieuschade door de rook.

Duurzame energie is een goed iets. Maar om die naam waard te zijn moet het wel écht duurzaam zijn; een windturbine is dat uiteindelijk niet. En milieuvriendelijk; elektrische energie is dat niet.
En natuurvriendelijk. Op IJsland is een stuwmeer aangelegd dat in een groot deel van de energiebehoefte van het eiland moet voorzien. Maar tegen een hoge prijs: een derde deel van de IJslandse natuur verdween onder water. Dat verlies is onloochenbaar; over de milieuwinst van schone energie kunnen klimaatdeskundigen het nog altijd niet eens worden.
Biodiesel wordt bereid uit plantaardige olieën. De meest lonende leverancier daarvan in onze streken is koolzaad. Om de in Duitsland verplichte 10% bijmenging in gewone dieselolie te leveren worden vele hectaren landbouwgrond onttrokken aan de voedselproductie. Gelukkig komt daar nu weerstand tegen en wordt gezocht naar andere oliebronnen, maar het zal nog wel even duren voordat de fout is hersteld.
Biogas wordt verkregen door vergisting van plantaardig materiaal. Om een vergistingsinstallatie te laten draaien is ook toevoer van energie vereist. Zo kan het gebeuren dat je een batterij trekkers zie ronken om een hoeveelheid gas te winnen die niet opweegt tegen de verstookte diesel. Afvalgroen als bermgras bevat namelijk te weinig energie om het proces lonend te maken; de installaties draaien zodoende op subsidie. Om een hoger rendement te halen moet een energierijkere grondstof worden aangewend; bijvoorbeeld maïs – je raad het al, dat kost wederom landbouwgrond.

De les: blijf kritisch tegenover milieumaatregelen. Soms voegen ze echt iets waardevols toe, maar soms gaan ze ten koste van oude ambachten, natuur of voedselproductie, tegen een twijfelachtige opbrengst. Belangrijk is zelf op een verantwoorde wijze bij te dragen aan het behoud van de natuur; bijvoorbeeld door te voorkomen dat de plasticsoep in zee, die aan talloze zeedieren het leven kost, zich niet uitbreidt; dus door plastic afval gescheiden in te leveren in plaats van achteloos van je af te gooien, en je uit te spreken voor het behoud van statiegeld. Zomaar een paar voorbeelden.

1 opmerking: