Eén van de meest gebruikte instrumenten in de klassieke
muziek en één van de weinige die (zij het veelal in aangepaste vorm) de
overgang naar de moderne muziek hebben overleefd is de piano. Dit muziekinstrument, dat in tegenstelling tot het voordien
belangrijke klavecimbel onderscheiding tussen zachte en luide klanken mogelijk
maakt, heette om die reden oorspronkelijk "pianoforte".
Nu ben ik geen kenner, hoewel ik ter afwisseling van
klavecimbel en orgel graag af en toe piano speel. Maar het instrument wordt
volgens mij zwaar overschat.
De piano heeft zeker zijn voordelen. Vooral razendsnel
spel is op de piano beter uit te voeren dan op welk ander instrument ook. Maar
verder is de piano erg beperkt in zijn mogelijkheden. Het mag dan een lang
klavier hebben, maar (met uitzondering van de betere concertvleugels) zijn het
onderste en bovenste deel ervan praktisch onbruikbaar.
In tegenstelling tot snaarinstrumenten als gitaar en
balalaika met hun talloze speeltechnieken is op de piano eigenlijk uitsluitend
‘pizzicato’ te spelen.
Daarnaast heeft het slechts één klank, in tegenstelling
tot het orgel met zijn vele registers. Bovendien is deze klank nogal koud en
gevoelloos. Vergelijk bijvoorbeeld de warme klank van de harp.
Hierdoor is de piano volgens mij niet geschikt als
solo-instrument, maar heeft het slechts waarde als onderdeel van een
(kamer)orkest of begeleiding van zang. Overigens houd ik helemaal niet zo van
solo-instrumenten; alleen (glas)harp en gitaar en, als alle mogelijkheden van
het instrument worden benut misschien ook balalaika, luit, cello, fagot en
orgel, komen daar wat mij betreft voor in aanmerking. Louter pianomuziek
verveelt me daarom al snel; alleen naar een stuk als Michael Nymans The Promise (uit de film The Piano) – en af en toe Arvo Pärts Für Alina – kan ik lange tijd luisteren.
De vele piano-solo-stukken die in de loop van de tijd
zijn geschreven zijn naar mijn mening dan ook een geval van
instrumentoverschatting. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is wel het Petites Esquisses d’Oiseaux van
Messiaen. In dit stuk wordt de zang van zes vogelsoorten nagebootst op piano,
maar, hoe goed de componist er ook zijn best op heeft gedaan en de pianist het
nog doet, het gepingel lijkt in de verste verte niet op de werkelijke
vogelzang.
Is het toeval dat, terwijl in Europa strijkkwartetten
geliefd zijn, in Amerika, dat niet bepaald uitblinkt in esthetisch gevoel,
pianoduo’s populair zijn? Misschien wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten